In februari 2014 liep ik al een tijdje rond met de gedachte om een bezoek te brengen aan een kolenmijn in het Duitse Ruhrgebied. Niet echt een site waar ik vooraf hoge verwachtingen van had, maar wel één die zich op relatief korte afstand van Rotterdam (220 kilometer) bevond. Omdat er na vier jaar erfgoedjagen ook niet meer zo veel nabijgelegen Unesco-monumenten over waren hakte ik de knoop door en kondigde Ech Nie Zeche Zollverein aan. “Wat zechie?”, vroeg Ech Nie achterdochtig.

Mooiste mijn ter wereld

“Zech je Zollverein, schat, dan zech je kolenmijn. Een industrieel werelderfgoed waarvan men zecht dat het de mooiste Zeche (mijn) ter wereld is.” Omdat ik Ech Nie’s gezicht meteen zag betrekken, voegde ik er enigszins verontschuldigend aan toe, dat het dan misschien niet echt opwindend klonk maar dat het toch ech wel een juweeltje van een fabriek scheen te zijn. Ze raakte niet overtuigd.

Zeche Zollverein, de mooiste mijn ter wereld

Ech nie onder de grond

“Niet echt zecht-ie. Zech maar gerust ech nie!”

“Ja meine Fraulein, in een queeste moet je nou eenmaal verschillende fases doorlopen en die zijn niet altijd even leuk, ik weet het. Maar goed, ze zijn nog steeds onvermijdelijk als we de missie tot een goed einde willen brengen, dus gaan we er gewoon naar toe.”

“Nou ik dacht het effe niet, Ech Wel. Als jij zo nodig onder de grond wilt kijken dan moet je dat lekker doen maar ik bewaar die ongein wel voor na mijn dood.” Fijn, dacht ik, we zijn nog niet eens op weg of mevrouw gooit alweer roet in het eten. “Het werelderfgoed is gewoon in de open lucht te bezichtigen hoor”, probeerde ik nog, maar daar had Ech Nie al geen boodschap meer aan. Mevrouw ging liever studeren.

Staal en baksteen ondersteunen elkaar in Zollverein
Zeche Zollverein is een combinatie van Bauhaus architectuur en zware industrie

Carrière maken over de rug van Unesco

“Studeren? Hoezo studeren? Sinds wanneer studeer jij?”

“Sinds nu. Ik heb mezelf opgegeven voor een studie boekhouden en daar kan ik mooi mee beginnen als jij een poossie naar de mijnen gaat.”

“De mijnen zijn ook de jouwe hoor…”

“Hè?”

“Nee niks. Maar wat bedoel je? Gaan we carrière zitten maken over de rug van Unesco?”

“Ik ga gewoon een opleiding volgen, meer niet.”

“Nou dat doe je dan maar een andere keer. Als ik zech dat we naar Zollverein gaan dan bedoel ik ook wij. Jij gaat dus gewoon mee!”

Schacht XII, een kathedraal van staal

Snode plannen

Ter hoogte van de grens bij Arnhem hoorde ik nog steeds het hoongelach van Ech Nie in m’n oren. Stomme trut, dacht ik. Had ze me na mijn laatste opmerking gewoon de deur uitgegooid en een prettig verblijf onder de grond gewenst. Nou dat zou ik d’r laten merken ook.

Ik was van plan voorlopig even niet op aarde terug te keren en niks van me te laten horen. Dat zou d’r leren. In het begin zou ze dat niet erg vinden, zo schatte ik in, maar ik kende haar goed genoeg om te weten dat ze zich na verloop van tijd toch ech wel een beetje ongerust ging maken.

Nooit meer alleen

Ech Wel is tenslotte ook niet de handigste, zou ze denken, en alleen speelt die al helemaal nooit wat klaar. Ze zou op zeker gaan bellen om te informeren of alles wel goed ging, en als ze merkte dat de telefoon niet beantwoord werd, zou ze vrezen dat er wat gebeurd was en onvermijdelijk in de rats gaan zitten.

En dat was dan ook precies de bedoeling.

De hoop was namelijk dat ze op een gegeven moment zo’n spijt zou krijgen van haar stugge weigering mee te gaan, dat ze zich voor zou nemen me bij mijn thuiskomst in de armen te vallen en te beloven me nooit en te nimmer meer alleen op mijn queeste te laten gaan. En dan had ik haar waar ik d’r hebben wilde.

Staal en Bauhaus geven het binnenterrein van Zeche Zollverein vorm

Queestie van navigeren

Het plan was dus snode maar de uitvoering verliep van het begin af aan wat stroefjes. Zo begon de navigatie bijvoorbeeld meteen al moeilijk te doen en gaf die bij ongeveer elk knooppunt te kennen dat hij toch eigenlijk helemaal niet zo op de hoogte was van de nieuwste wijzigingen in het wegennet. Sterker nog, het leek GVD wel of dat kreng nergens de weg wist en dat hij bij voorkeur van de kaart raakte als je hem het hardste nodig had. Wat ook niet echt hielp was zijn klaarblijkelijke afkeer van de snelle Autobahn. Gek werd ik ervan. Dacht ik na een hoop geouwehoer eindelijk even te kunnen doorknallen, stuurde dat onding me weer de snelweg af, en een of ander olifantenpaadje op. Het was alsof Ech Nie hem expres zo had geprogrammeerd dat die altijd de moeilijkste route zou nemen…

Hoe langer ik reed hoe geïrriteerder ik raakte. Krijg nou helemaal de pesttyfustering, schold ik het ding verrot, toen die het presteerde om voor de derde achtereenvolgende keer van het raam af te flikkeren. Even daarvoor had ik zijn zoveelste advies de afslag te nemen genegeerd en daarop had die blijkbaar besloten dat ik het dan maar helemaal zelf uit moest zoeken. Dat ging natuurlijk niet. En dus kon ik met een gangetje of 150 op zoek naar waar dat klote-apparaat nou weer terecht was gekomen. Het is ook altijd hetzelfde gezeik, knarsetandde ik, ben ik een keertje alleen op pad, keert alles zich ineens tegen me. Zou Ech Nie eigenlijk wel beseffen in wat voor levensgevaarlijke situaties ze me bracht met die stomme studie van d’r? Nog even en ik zou voorgoed onder de grond belanden.

Rood staalwerk en trap in Zollverein
Zelfs de trappen zijn stoer in Zollverein

Industriële charme van Zollverein

Ondanks alle queesties wist ik toch nog het industriecomplex van Zollverein te bereiken. Uit een soort van reflex wilde ik direct na aankomst het thuisfront op de hoogte stellen van mijn niet geringe prestatie maar gelukkig wist ik mezelf daarvan te weerhouden. Zíj was degene die moest bellen tenslotte en niet ik. Daarom vermande ik mezelf, stapte uit de auto en begon aan een eerste verkenning van het uitgestrekte, ruim honderd voelbalvelden grote terrein.

Ah, constateerde ik al bij de eerste stappen, gelukkig is het complex niet verworden tot een smakeloos openluchtmuseum maar heeft het zijn rauwe, industriële charme weten te behouden. Tegenwoordig namelijk, is ’s werelds grootste kolenmijn omgetoverd tot een centrum van cultuur en hip design en ik was even bang geweest dat het daarmee ook zijn ziel verloren had. Dat bleek tot mijn opluchting niet het geval. Al bij de eerste aanblik stuitte ik op verroest staalwerk, ingegooide ruiten en overwoekerde treinrails. Heerlijk!

Met grassen overwoekerde treinrails met seinpost
Overwoekerde treinrails

De nostalgie van het Ruhrgebied

Zollverein ligt in het midden van het Ruhrgebied (in Essen om precies te zijn) en hier stampte, tussen het geratel van machines door, het hart van de zware industrie. Dit was het domein van ruwe bolsters blanke zwarte pitten; stoere, zwoegende kerels die uit de donkere krochten van moeder aarde de brandstof haalden waarop de hoogovens van de streek hun ijzer konden smelten. Een robuuste mannenwereld, waar de jongens van de gestampte pot shag rookten en kut riepen. Eigenlijk maar goed ook dat Ech Nie er niet bij is, bedacht ik me, want die snapt niks van dit soort dingen. Zij heeft geen begrip voor de alom aanwezige nostalgie die een plek als dit uitstraalt en had zich vast en zeker afgevraagd waarom “die hele teringzooi” niet gewoon op de schroothoop lag.

Schacht 12 Zollverein, de kathedraal van staal
Zollverein, boegbeeld van de zware industrie in het Ruhrgebied

Icoon van Bauhaus architectuur

Dat laatste had trouwens niet veel gescheeld. Er bestonden al vergevorderde plannen om het machinewerk te verschepen naar China maar voortschrijdend inzicht bepaalde uiteindelijk anders. Men begon het belang van de site in te zien, de geschiedenis die het vertelde maar vooral ook de schoonheid van zijn architectuur. De mijnactiviteiten in Zollverein waren begonnen in 1851 maar de meeste gebouwen op het complex dateren uit het begin van de 20e eeuw. Het was de tijd van Bauhaus en architecten waren van mening dat, in de vergankelijkheid der dingen, het geheel geen eeuwig bestaansrecht had.

Zollverein werd ontworpen met een beperkte levensduur en volgde het idee dat de functionaliteit van het bouwwerk de kern van het ontwerp bepaalde. Tegenwoordig worden dat soort opvattingen in de architectuur alom geprezen maar van dat standpunt moet Ech Nie nooit veel hebben. Zij roemt wat dat aan gaat meer het oorspronkelijke uitgangspunt van de ontwerpers en stelt dat we hen meer plezier doen met een sloophamer dan met restauratie.

Strenge Bauhausarchitectuur in baksteen en rood staal
De strenge rechtlijnigheid van Bauhaus

Essen in Café Kohlenwäsche

Pfff, bedacht ik me plots, zelfs als ze er niet bij is voer ik nog discussie met haar. Dit ging niet goed. Ik moest m’n zinnen wat verzetten, besloot ik, en begaf me via de feloranje roltrap naar café Kohlenwäsche. In de kantine bestelde ik een broodje curryworst met een grote Pilsner en nestelde me aan een van de tafeltjes.

Nog steeds geen woord van Ech Nie stelde ik al zittend vast en prees mezelf gelukkig dat ik haar niet hoefde uit te leggen dat de Rotterdamse architect Koolhaas met zijn moderne toevoegingen aan het complex een geweldige symbiose tussen oud en nieuw had gerealiseerd. En nee Ech Nie, het gekozen oranje was weliswaar een gewaagde keuze geweest, het vloekte ech nie met het roodbruin van de oudbouw.

Feloranje roltrap van architect Koolhaas
De oranje roltrap was een idee van de Nederlandse architect Koolhaas

Zollverein museum en Kokerei

Zonder enig levensteken van onze studiebol, maar met mijn lunch achter de kiezen, begaf ik me weer naar buiten. Toch ietwat ongerust (d’r zou toch niks gebeurd zijn?) concludeerde ik dat ze blijkbaar nog wel even kon wachten. Ik vatte daarom het plan op om de Kokerei eens nader te onderzoeken. Natuurlijk had ik ook kunnen kiezen voor een bezoek aan het Ruhrmuseum, wat in hetzelfde gebouw is gevestigd als het café, maar ik dacht er verstandig aan te doen mijn interesse voor Europa’s Kohlenpott niet te overdrijven. Had ik dat nou maar wel gedaan.

De Kokerei is de plaats waar de gedolven kolen werden verwerkt tot de cokes waar de staalfabrieken zo naar verlangden. Wat ze er eigenlijk deden was de kolen zodanig verhitten dat het gas en stof uit de kolen verdween en je daardoor een betere brandstof (cokes) overhield. Voor dat proces hadden ze 304 ovens nodig en ik dacht er even een rondje om heen te lopen. Het bleek echter al snel dat ik de afmetingen van de stalen kolos toch iets had onderschat. Ach, praatte ik mezelf moed in, als ik de ene lange zijde heb geslecht dan hoef ik alleen nog maar via de andere kant terug en dan ben ik alweer bij de auto. Helaas dacht een afgesloten hek daar heel anders over. Scheisse!

Schoorstenen, staal, ovens en leidingwerk
Cokesfabriek Kokerei

Zollverein is groter dan je denkt

De weg waar ik op liep bevond zich net iets buiten het terrein, maar ik had gedacht dat ik met het voltooien van het rondje zo het complex weer op kon lopen. Niet dus. Dan maar er overheen was mijn eerste gedachte, maar aangezien het hek in de gaten werd gehouden door een of andere Duitse beambte liet ik dat idee maar schnell weer varen. Okee wat nu? Dat hele tyfuseind weer terug? Dacht het niet. In de veronderstelling dat een andere ingang heus wel snel zou volgen besloot ik maar gewoon verder te lopen. Een logische beslissing, leek mij, maar toen het gehele complex op een gegeven moment compleet uit het gezichtsveld verdwenen was, begon ik daar toch wat aan te twijfelen. Verdammt noch mal, die rotmoffen ook altijd!

Als Ech Nie geen verstek had laten gaan dan hadden we nu via een van haar telefoonapps kunnen kijken waar we heen moesten, mopperde ik in gedachten, maar ja, door haar domme geleer stond ik er nu moederziel alleen voor. Voor de zekerheid keek ik nog wel even op mijn eigen apploze mobiel maar dat maakte me weinig wijzer. Ja, behalve dan dat ik zag dat Ech Nie zich nog steeds niet had afgevraagd hoe het mij nou in den vreemde verging. Geprikkeld stopte ik m’n telefoon weer weg. Pfff, als ze maar niet denkt dat ik de eerste ben die gaat bellen want dat gaat toch ech nie gebeuren.

De schoorstenen van Zollverein keurig op een rijtje
Terug het terrein op? Helaas sperde een hek de weg. Voor de geoefende kijker helemaal rechts op de foto

Zollverein overleeft Tweede Wereldoorlog

Hoe verder ik liep hoe meer begrip ik kreeg voor Ech Nie’s standpunt dat ze die hele teringbende gewoon hadden moeten slopen. Ooit was Zollverein de motor van het Derde Rijk geweest, schoot het me te binnen, en stond deze industrie aan de wieg van Hitlers Blitzkrieg. Tijdens mijn steeds langer wordende winterwandeling was dat in het begin nog een troostende gedachte (ik was bepaald niet het eerste slachtoffer van deze Duitse nijverheid en velen voor mij hadden het nog veel slechter getroffen) maar gaandeweg werd het er een die me woedend op het oorlogspad deed belanden.

Als die nazifabrieken zoveel ellende hadden veroorzaakt waarom waren ze dan in godsnaam tot werelderfgoed gebombardeerd? Was dat een laatste eerbetoon voor bewezen diensten of zo? En hoe kwam het eigenlijk dat Zollverein zo ongeschonden de oorlog was doorgekomen? Waarom hadden die stomme Tommies niet gewoon hun werk gedaan en die hele klotemijn met hun bommen de grond in geboord? Vonden ze soms een fabriekscomplex dat essentieel was voor de wapenindustrie de moeite niet waard? Assholes!

Iedereen is fout

Kwaad op heel de wereld stampvoette ik verder. Dit was je reinste schweinerei. De Duitsers, de Engelsen, Ech Nie, Unesco, Zollverein; allemaal begrepen ze er niks van en waren ze schuldig aan mijn inmiddels barre tocht. Bekijk het allemaal maar, foeterde ik, ik ga helemaal dat terrein niet meer op ook, ik ga gewoon naar huis! Achterlijk gedoe.

Eenmaal in de auto diende zich onmiddellijk weer een nieuwe queestie aan. De navigatie weigerde dienst. Nee hè, niet nu toch zeker? Maar jawohl, wat ik ook probeerde er was geen beweging meer in te krijgen. Ik gaf het ding een rotgooi door de wagen en wist even niet meer wat te doen. Kack! In mijn hoofd liep ik snel na of ik nog ergens een uitweg uit deze ellende kon bedenken maar eigenlijk wist ik de uitkomst al. Moest ik er dan toch aan geloven? Hulpeloos diepte ik m’n telefoon uit m’n broekzak en zocht bij contacten naar het nummer van Ech Nie.

Richtingaanwijzer in Zollverein

Ech nie bellen

“Gewonnen!”, hoorde ik triomfantelijk aan de andere kant van de lijn. “Hè, wat?”

“Jij bent de eerste die belt! Dus jij hebt verloren en ik heb gewonnen”, kraaide Ech Nie van plezier. Had ze me dus al die tijd gewoon door gehad. “Nou gefeliciteerd hoor. Ben heel erg blij voor je.”

“Dank je. Je hebt het nog lang volgehouden, ik dacht dat je al veel eerder zou bellen.”

“Hoe bedoel je?”

“Je hebt het verkeerde oplaadsnoertje meegenomen van de Tom Tom. Had je op de heenweg geen problemen met dat ding?”

“Eh, nou ja, ach dat viel wel mee geloof ik…”

“Niet? Nou dan heb je wel geluk gehad zeg. Hij doet altijd zo raar bij mij als ik dat snoertje gebruik. Maakt die geen goed contact met het apparaat en is die steeds de weg kwijt. Heel irritant.”

“Oh?”

“Ja, of dan sta je zonder navigatie omdat die helemaal niet meer oplaadt…”

“Ja?”

“Bij mij wel. Nou ja, tegenwoordig zit op elke mobiel Google maps natuurlijk. Dus zo’n probleem is het nou ook weer niet. Maar goed, daar belde je vast niet voor. Zeg het eens.”

“Ehm, nee niks. Ik wilde gewoon even je stem horen en zeggen dat ik van je hou…”

Fabriekshallen en pijpleidingen in Zollverein
Stalen slang slingert zich langs oudbouw Zeche Zollverein

Oost, West, thuis best

Krijg de pest, dacht ik, toen ik weer had opgehangen. Dus Google maps staat gewoon op m’n mobiel. Had ik dat eerder geweten… Afijn, na een stief kwartiertje zoeken had ik het gevonden en reed ik met behulp van de zoekmachine in een ruk terug naar Rotterdam. “Voortaan is het weer gewoon samen uit, samen thuis hoor”, zei Ech Nie toen ik haar bij thuiskomst in de armen viel. “Van leren komt toch niks als jij weg bent. Ik zit me constant zorgen te maken.”

“Je bedoelt natuurlijk dat je dan op hete kolen zit.”

“Wat zech je?”

“Dat ik het ruhrend met je eens ben schat, Ech Wel!”


Ook wel eens Zeche Zollverein bezocht? Alleen of in gezelschap? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!

Praktische informatie

Er bestaat een netwerk van wegen (ERIH) die je langs de belangrijkste industriemonumenten van Europa voert. Net als Zollverein zijn ook diverse andere werelderfgoedlocaties aan dit routesysteem gelegen (waaronder: Ir. D. F. Woudagemaal, Kwikmijnen in Idrija, Koper- en tinmijnen in Cornwall en de Rammelsberg in Goslar)

Zeche Zollverein is gratis te bezoeken.

Adres: Gelsenkirchener Str. 181, 45309 Essen, Duitsland
Jaar van inschrijving: 2001
Officiële website: Zollverein.de


Lees ook:

Zo blij met mijn fans in Wieliczka
Mijndorp Grand Hornu belicht bar bestaan Borinage