In 2016 besloten we naar Zweden af te reizen. Voor velen het land van Vikingen, Abba en blonde stoten, voor ons het onontgonnen terrein van Skogskyrkogården, Hovgården en Drottningholm. “Van wie?”, vroeg Ech Nie onbenullig.
“Skogskyrkogården, Hovgården en Drottningholm.”
“Nooit van gehoord.”
“Dat zijn de drie Unesco-sites van Stockholm schatje.”

Waarheen leidt de weg?
Een week voor vertrek pleegden enkele IS-terroristen een zelfmoordaanslag op het Brusselse vliegveld Zaventem, een tragische gebeurtenis die Ech Nie’s toch al niet geringe vliegangst bepaald geen goed deed. Manmoedig als altijd hield ik vrouwlief echter voor dat we juist nu niet moesten toegeven aan de terreur van dat stelletje cultuurbarbaren. “Wij gaan onze manier van leven toch niet veranderen zeker? Ben jij gek? De queeste is de zingeving van ons bestaan, daar keren wij ons niet van af, Ech Nie!”
“Maar ik ben gewoon bang, Ech Wel!”
“Bang voor wat gaat komen heeft geen zin meissie, daar heb je toch geen invloed op. Als het je tijd is roept de Voorzienigheid je toch wel bij zich. Simpele stervelingen als wij zijn nou eenmaal overgeleverd aan het lot.”
“Maar als we ons einde nog wat uit kunnen stellen dan moeten we dat niet laten toch? Wie weet waar dit allemaal naar toe gaat?”
“Ja dat is een aloude vraag; Waarheen leidt de weg. Maar vandaag is dat wat mij betreft zo klaar als een klontje; naar Stockholm.”

Terreurdreiging of niet, wij laten ons niet kisten!
Ech Nie is er niet gerust op. “Iemand met kwade bedoelingen hou je niet tegen, Ech Wel. Die kan zonder al teveel moeite enorme schade aanrichten.”
“Ja, maar de kans dat wij daar mee te maken krijgen is echt heel erg klein. Verwaarloosbaar zelfs. Ik bedoel; het is natuurlijk verschrikkelijk wat er is gebeurd, maar het is ook weer niet zo dat er dagelijks bommen ontploffen. Dat zien we slechts een keer in de zoveel tijd. En als je dan bedenkt dat er honderden luchthavens zijn die elke dag miljoenen mensen verwerken dan weet je wel dat we heeeeel erg veel pech moeten hebben om als gevolg van een paar haatbaarden het loodje te leggen. Echt, wat dat betreft loop je meer gevaar op een keukentrapje dan dat je het vliegtuig naar de Zweedse hoofdstad pakt….”
“Ja dat weet ik allemaal wel, maar toch.”
“Bovendien maken wij natuurlijk een statement van jewelste door onverzettelijk vast te houden aan onze werelderfgoedtrip.”
“Hè, hoezo dan?”
“Nou terwijl zij vechten tegen de (Westerse) beschaving tonen wij met onze monumententocht hoeveel respect andere culturen verdienen.”

Skogskyrkogården, een plaats van hoop en troost
Al mijn goede bedoelingen ten spijt bleef Ech Nie haar bedenkingen houden. De “Belgische” doden waren nog “vers” en de ontwikkelingen in het Midden-Oosten waren ook best verontrustend te noemen. Daarbovenop meldde de regering dat we er ernstig rekening mee moesten houden dat zich tussen de stroom vluchtelingen jihadstrijders hadden gemengd. Volgens hen lagen dood en verderf dus op de loer. Om al die onheilstijding een beetje het hoofd te kunnen bieden, en om de sombere beslommeringen van mijn geliefde een plaats te kunnen geven, introduceerde ik haar bij aankomst als eerste bij Skogskyrkogården. “Een begraafplaats, Ech Wel, serieus?”
“Ja, dáárheen leidt de weg, een U-NES-CO- begraafplaats.”
“Als het einde der tijden nabij is ga je de dood toch niet opzoeken? Ben jij wel helemaal lekker?”
“Ja hoor, met mij gaat het prima. En ik denk dat dit patrimonium voor jou ook goed is. Op deze plek kan je wellicht troost vinden en hoop opdoen. Daar is het namelijk speciaal voor ontworpen.”

Een kerkhof vol leven
Om duidelijk te maken wat ik bedoelde, wees ik Ech Nie bij de entree op het natte stukje muur dat door vier Griekse zuilen werd omlijst. “Kijk meissie, de stenen huilen met je mee. Ze geven aan dat je hier je emoties de vrije loop kan laten. Vanaf deze plek kan je de boze buitenwereld achter je laten en de schoonheid van het leven ervaren.”
“Ech Wel, dit is een begraafplaats, hier heerst de dood.”
“De dood hoort bij het leven, schat, het maakt onderdeel uit van de eeuwige cyclus; leven, dood en wedergeboorte.”
“Oh alsjeblieft, bespaar me je christelijke doctrines. Dood is gewoon dood. Daar kan niemand wat aan veranderen.”
“Ja maar op dit kerkhof bruist het juist van het leven, zonnestraaltje. Hier is de natuur de baas. Tussen de vegetatie stikt het bijvoorbeeld van de hazen, herten, vossen, raven, eekhoorns en salamanders…”

Kruistocht
We vervolgden ons pad schuin omhoog, langs urnengalerijen en asgraven, richting een massief grijsgranieten kruis op een groenglooiend grasveld. “Een symbool voor het leven na de dood”, hield ik Ech Nie voor. “Ja, als je daar in gelooft wel ja”, antwoordde ze kortaf. “En een symbool van hoop op een beter leven in het hiernamaals, op een eeuwig paradijs.”
“Dat was alleen voor de uitverkorenen”, riposteerde Ech Nie cynisch. “Iedereen die niet meedeed aan die onzin mocht van de katholieke kerk branden in de hel.”
“Ik snap je kanttekeningen Ech Nie, maar dit kruis hoef je niet per se christelijk op te vatten. Je mag er je eigen invulling aan geven.”
“Oh, dank je wel!”

De zeggingskracht van klassieke architectuur
Naast het kruis bevindt zich het crematorium. “Klassiek vormgegeven”, duidde ik de architectuur, “maar met een duidelijke functionalistische benadering. Het tekende de opvattingen van de architecten die bij hun creatie over alles, tot in het kleinste detail, nadachten. De monumentale hal refereert aan een Grieks peristylium, een zuilengalerij rondom een niet overdekte ruimte. Je zag ze wel bij sportcomplexen uit de oudheid, waar worstelaars hun kunsten in de open ruimte uitoefenden en toeschouwers onder de colonnade toekeken.”
“En wat heeft dat met een begraafplaats van doen?”
“De verwijzing naar de oudheid herinnerde de rouwenden aan het feit dat de dood van alle tijden is; dat ten eerste, en daarnaast was het peristylium wellicht een metafoor voor de overleden persoon wiens geest zich van het stoffelijk overschot ontworstelde…”
“Jaja.”
“Ja ik geef toe dat het enigszins speculeren is, maar dat komt omdat Asplund, de architect, vond dat zijn bouwwerken voor zichzelf spraken. Hij gaf zijn ontwerpen nooit enige uitleg mee. Het in de open ruimte opgestelde beeld (de Herrijzenis–Uppståndelsen) waarbij diverse, naar de hemel reikende zielen zich van onderliggende lichamen losmaken, lijken die visie echter wel te ondersteunen.”

Zacht modernisme
“Het zacht modernisme waarmee het crematorium ook behept is, benadrukt de vooruitstrevende gedachte die achter het werelderfgoed schuilgaat: geef door middel van natuur en architectuur de volledige cyclus van het leven weer. Samen met de drie bijbehorende kapellen (Geloof, Hoop, en Heilig Kruis gedoopt) zijn ze een moderne parallel met de vermaarde dodentempels van weleer, alleen dan meer ingetogen. Ze dringen zich dus niet op aan het landschap maar respecteren hun omgeving.”
“Nou ik vind ze er anders behoorlijk uitspringen. Van lelijkheid vooral.”
“Ja het is een stijl die leken dikwijls weinig aanspreekt maar waarvan kenners veelal in verrukking raken. Zeker omdat ze als een Totaalkunstwerk bedacht werden. Alles stond in teken van het thema leven-dood-leven, zoals de weergaloze fresco’s binnenin bijvoorbeeld.”
“Die laten me koud, Ech Wel, kunnen we niet gewoon doorlopen?”
“Weet je het zeker? Ze zijn nochtans de moeite waard hoor. Ze stellen de dood voor als een verre reis, compleet met een schip die aan de horizon verdwijnt en een ondergaande zon.”

Bezinning op Iepenhoogte
Ech Nie viel niet te vermurwen. “Okee, misschien is de meditatieheuvel dan meer van je gading? Nadat rouwenden hun geliefden in de kapel vaarwel hadden gezegd, stond deze heuvel van reflectie hen aan de achterzijde van het gebouw ter beschikking.”
“Een meditatieheuvel?”
“Ja. Hij heeft wel wat weg van een oude grafheuvel, vind je niet, waar de Vikingen hun hoofdmannen in begroeven? De Zweden noemen hem de berg overigens Almhöjden, oftewel Iepenhoogte.”
“Zijn dat iepen bovenop?”
“Ja, tréuriepen. De treden van de trap die naar de top van de heuvel leiden, worden lager naar mate men hoger komt. Zo kwam men niet helemaal uitgeput boven en kon men zich rustig verzoenen met het verlies van de dierbare. Daarnaast is de trap natuurlijk een stille hint naar het verwerkingsproces in het algemeen, hoe verder je gaat, hoe lichter de last…”

Processiepad plaveit de weg
Eindelijk had ik Ech Nie’s aandacht. In tegenstelling tot de architectuur kon ze de subtiele landschapsinrichting wél waarderen. Met een weids gebaar attendeerde ik haar daarom op het pad van de zeven bronnen (Sju brunnars stig), een kaarsrechte weg die ooit als brandgang door het dennenbos diende. “De architect Lewerentz (die tekende voor het natuurlijke gedeelte van de begraafplaats) liet zich inspireren door de Heilige Wegen van de oude Grieken en toverde de gang om tot een 900 meter lang processiepad die verwanten van de Iepenhoogte naar de Kapel van de Opstanding (upstandelse kapellet) voerde.”
“Een Heilige Weg?”
“Ja een pad dat van licht naar donker liep. Het begon hier op de zuidhelling, in de volle zon, en eindigde uiteindelijk in een steeds donker wordend bos. Op die manier werden nabestaanden stapsgewijs voorbereid op de aanstaande uitvaart.”

Geboorte, dood, wedergeboorte, de cyclus van het leven
Wij liepen ook het pad. Zwijgzaam. Denkend aan wat aan onze reis was voorafgegaan, en aan de verwanten die we zelf reeds verloren hadden. Hoe nietig was de mens eigenlijk?, spookte het door ons hoofd? Hoe kort was zijn bestaan in feite, afgezet tegen de leeftijd van de aarde? De band Kansas had gelijk toen ze zongen over een stofje in de wind, meer dan dat zijn we niet. Het gemijmer over onze sterfelijkheid kon geen toeval zijn, het was van tevoren allemaal bedacht door Asplund en Lewerentz. Zij wilden hun bezoekers de gelegenheid bieden om met hun gemis in het reine te komen. Natuur en architectuur moesten hen tot denken aanzetten; over de voorbijgaande aard van alle dingen, de vredige plechtigheid van de dood, maar óók over de cirkel van het leven, het nieuwe begin dat zich telkens openbaart.
“Gelijk de bomen hier in het woud, Ech Nie. Sommige laten hun bladeren voorgoed vallen, geveld door ouderdom of ziekte, maar hun heengaan betekent ook dat er weer plaats ontstaat voor frisse aanwas, voor jonge dennen die op hun beurt kunnen waken over de grafstenen die aan hen zijn toevertrouwd.”
“Sja”, verzuchtte Ech Nie, “zo werkt de natuur.”

Kapel van de opstanding
Eenmaal aangekomen bij de kapel maakte ik Ech Nie attent op de Griekse uitstraling van het heiligdom. “Classicisme in optima forma, kunnen we wel zeggen. De zuilen, het fronton; iedereen zal in dit bouwwerk de kenmerken van een oude tempel herkennen.”
“Ja dat zie ik ook wel.”
“Maar als je goed kijkt dan valt op dat dit alleen geldt voor het portaal, de rest van het bouwwerk heeft een moderne snit. Strakke lijnen. Streng. Minimalistisch. Helemaal volgens de internationale stijl zoals die begin 20e (toen dit kerkhof tot leven werd gewekt) kwam opzetten.”
“Ja jammer dat die vent, hoe heet die ook alweer?”
“Lewerentz…”
“Die ja. Jammer dat die Lewerentz zich alleen beperkte tot de entree en niet even de moeite nam om ook aan de rest van het gebouw wat tijd te besteden.”
“Schat, dit gebouw is juist geniaal. Kom mee naar binnen, dan kan je het met eigen ogen zien.”

De reis naar het witte licht
“Wat een zielloos gebouw!”, uitte Ech Nie haar ongezouten mening over het interieur, “een bunker is er niks bij.”
“Ja, op het eerste gezicht is de kapel wellicht wat moeilijk te doorgronden”, gaf ik haar enigszins gelijk, “maar oordeel niet te snel, de schoonheid zit hem juist in de dingen die je niet ziet.”
“Wat is dat nou weer voor gelul?”
“Ja leken begrijpen dat niet, maar denk even terug aan het peristylum van zo-even. De zuilengalerij met de onoverdekte ruimte waardoor de ziel kon ontsnappen…”
“Eh, ja…”
“Lewerentz bood de ziel hier eenzelfde soort uitgang. Hij positioneerde de doodskist zo dat hij vanuit het hooggelegen raam kon worden beschenen. Op die plek dus maakten het stoffelijke en het geestelijke (dat al sinds de oudheid geassocieerd wordt met het Licht) contact met elkaar.”

Afscheid nemen
“Jij wil zeggen dat het raam functioneerde als een soort hemelpoort?”
“Exact. Net zoals de open ruimte die taak in het peristylium vervulde. Via het licht vond de ziel zijn weg naar gene zijde, naar de andere kant van het spectrum.”
“Aha”
“Ja, de kapel en het peristylium waren dus beide punten waar de twee werelden voor even samenkwamen.”
“Oh, mooi.”
“Ja, maar het waren tevens plaatsen waar wegen definitief van elkaar scheidden. Om dat te benadrukken schiep Lewerentz voor de levenden een uitgang in het vertrek die viel te bereiken door enkele trappen in westelijke richting af te dalen.”

Natuur heelt alle wonden
Terug in de realiteit ervoeren we al snel een nieuw wonder. Terwijl we nog nakeuvelden over wat we zojuist aanschouwd hadden, ontwaarden we plots, tussen het struikgewas, enkele reeën. Ech Nie werd onmiddellijk gegrepen door de verterende blikken van Bambi en zijn vriendjes en probeerde ze voor een goede foto zo zachtjes mogelijk te benaderen. Een hele tour waarin ze een poosje volledig opging.
“Kijk dan, hoe leuk”, zei ze een half uur later, toen ze me trots de geschoten kiekjes liet zien. Breed glimlachend complimenteerde ik haar met het perfecte plaatje en stelde daarnaast tevreden vast dat haar doemdenken gelukkig had plaatsgemaakt voor een herboren levenslust. De helende werking van de natuur had zich opnieuw bewezen. “En weet je waar we zo naar toe gaan, Ech Nie?”
“Naar het volgende werelderfgoed, Ech Wel!”
Ook wel eens Skogskyrkogården bezocht? Rondgedwaald op een begraafplaats of met de ziel onder je arm gestaan? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Behalve de Opstandingskapel van Lewerentz ontwierp Asplund ook nog de zogenaamde Boskapel, het oudste bouwwerk op de begraafplaats. Wij vonden er beide weinig aan, maar moeten ook bekennen dat we hem niet in zijn gegaan. Voor wie er meer over wil weten; Peter Timmerman schreef erover in zijn stuk: Architectuur op de drempel van het hiernamaals. Het bestand diende tevens als belangrijkste bron voor dit verhaal.
Jezus zei over zichzelf het Licht te zijn, wat er in de middeleeuwen toe leidde dat er rondom deze uitspraak een een complete christelijke filosofie gebouwd werd. Tijdens een bezichtiging van de glas-in-lood ramen in de kathedraal van Bourges legde ik Ech Nie precies uit hoe dat zat.
Adres: Sockenvägen 492, 122 33 Enskede, Zweden
Jaar van inschrijving: 1994
Officiële website: skogskyrkogarden.stockholm
Lees ook:
– Op stećci begraafplaats liggen leven en dood vlak bij elkaar
– Alles is eindig, zeker in Évora