Nederlandsche Historiën langs Nieuwe Hollandse Waterlinie
10 februari 2025
Eigenlijk had ik na ons bezoek aan de Beemster droogmakerij ook een vinkje achter de Stelling van Amsterdam kunnen zetten, we hadden immers de geschutskoepel van het fort bij Spijkerboor boven het groene weideland ontwaard, maar dat leek me toch iets al te gemakkelijk. De linie bestaat uit ruim veertig vestingen en daarom vond ik dat we het verdedigingswerk tekort deden als we het bij dit ene kanon lieten. “Nou daar heb ik anders helemaal geen moeite mee hoor”, verkondigde Ech Nie direct.
“Nee, jij gaat bepaalde queesties graag uit de weg, dat weet ik. Maar als we het werelderfgoed nou eens combineren met een paar schappelijke terrasjes?”
“Hebbie al eens naar buiten gekeken? Daar is het toch helemaal geen weer voor?”
“Nou dan duiken we de kroeg in, ook leuk.”
“Nee vandaag niet, geen zin in. Ik ga lekker voor pampus op de bank liggen.”
Het dubbelloops snelvuurkanon van Fort Spijkerboor diende ter verdediging van diverse kaden, vaarten en wegen in de Stelling van Amsterdam
Forteiland Pampus
Dat Pampus de naam was van een eiland dat eveneens tot het werelderfgoed behoorde, had Ech Nie geen benul van, maar toen ik die kennis met haar deelde, was dat voor haar geen reden om van gedachten te veranderen. “Hoor je wat je zegt? Een eiland! Daar ga ik dus al helemáál niet naar toe. Je weet toch dat ik boten een verschrikking vind?!”
“Okee, okee. Rustig maar. We kunnen Pampus ook gewoon links laten liggen en alleen wat door het aangename Muiden struinen?”
“Nééhéé. Ik zei toch al dat ik geen zin had? Zit niet zo te drammen.”
Fort D in Muiden, een bomvrije kazerne die manschappen herbergde die ook verantwoordelijk waren voor onderhoud aan fort Pampus
Muiden biedt voor ieder wat wils
Dat militaire bolwerken niet echt Ech Nie’s ding waren, was me wel bekend, maar dat ze zou gaan muiten bij het noemen van Muiden kon ik nauwelijks bevatten. “Hoezo geen zin? Muiden vormde nochtans een scharnierpunt tussen de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de stelling van Amsterdam?!”
“Kan mij dat nou schelen?”
“En het gaat er prat op de oudste waterburcht van Nederland, het legendarische Muiderslot, binnen zijn grenzen te hebben.”
“Interesseert me niet, Ech Wel. Ga nou maar lekker alleen.”
“Echt?”
“Ja, tot in de pruimentijd.”
Opgericht als grootscheeps tolhuis langs de Vecht geldt het Muiderslot na ruim zeven eeuwen nog steeds als ’s lands knapste waterburcht
Tot in de pruimentijd
Tot in de pruimentijd, dacht ik meesmuilend, dat zei P.C. Hooft ook altijd. De zogenaamde poëtenprins gebruikte in de 17e eeuw het Muiderslot als zomerresidentie en zou volgens de verhalen zijn literaire vrienden meer dan eens met voornoemde kreet uitgeleide hebben gedaan. De groet was kennelijk zijn manier om genodigden te laten weten dat ze volgend jaar, als de pruimen in zijn pruimentuin geoogst konden worden, weer welkom waren.
P. C. Hooft verhief Muiderslot tot cultureel centrum
Hooft was een veelzijdig figuur. Zelfontplooiing en wetenschappelijk denken waren de idealen van zijn tijd, de Renaissance, en stonden ook bij hem hoog in het vaandel. Samen met lieden als Vondel (algemeen beschouwd als de grootste schrijver en dichter van de Nederlandse taal), rhetoricus en taalkundige Gerardus Vossius, poëet en musicus Constantijn Huygens, toneelschrijver en lyricus Bredero en neerlandicus Roemer Visscher (en zijn geliefde dochters Anna en Maria) beoefende hij de letterkunde op het kasteel en maakte zijn lusthof tot een broedplaats van kunst, literatuur en wetenschap. Ondertussen vervulde Hooft er zijn taken als dijkgraaf, rechter en legeraanvoerder, de eigenlijke reden waarom hij bijna veertig jaar in de oostertoren verbleef.
Menigeen raakt ontroerd bij het zien van het Muiderslot: “De ontroering van het ogenblik, de huivering van geestdrift en verrukking. Noode verliet ik dit heiligdom der kunst en van den fijnsten goeden smaak.“
Wat is al des werelds lust, Als `t hart niet is gerust?
dichter P.C. Hooft
Niemand staat boven de wet
Behalve in de Renaissance leefde Hooft ook ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog. Het krijgsgeweld inspireerde hem in 1613 tot het produceren van een politiek (toneel)stuk waarin hij de moord op Floris V, de stichter van het Muiderslot, behandelde. Tussen de regels door gaf hij in het werk ook blijk van zijn eigen opvattingen. Zo waren wetten en verdragen volgens hem allesbepalend en werd een deugdzame koning (refererend aan die van Hispanje waartegen de Republiek zo dapper vocht) geacht de regels te respecteren. Deed de soeverein dat niet dan was verzet, tot op zekere hoogte, legitiem. Daarnaast hield hij de overheid voor dat zij van onbesproken gedrag moest zijn en nooit het eigenbelang mocht laten prevaleren.
Daar waar de Vecht uitmondde in de Zuiderzee lag het Muiderslot, bijzonder strategisch, maar in 1852 ook bijzonder verouderd. De zogenaamde Westbatterij nam zijn defensieve taken over
Publicatie Nederlandsche Historiën
Ik ga een werk aan, gruwzaam van veldslagen, waterstrijden, belegeringen; bitter van twist; warrig van muiterij; beklad van moorddaad buiten de baan des krijgs; wrang van wreedheid, zelfs in pais (vrede). Zo luidde de beginregel van het proza dat P.C. Hooft in 1642 publiceerde en dat als onderwerp de Opstand had. Hij startte zijn geschiedschrijving met de beklimming van de Spaanse troon door Filips II in 1555 en eindigde de eerste twintig delen van zijn levenswerk met de dood van Willem van Oranje in 1584. Daarmee was zijn kroniek de Nederlandsche Historiën nog lang niet af (de Tachtigjarige oorlog eindigde pas in 1648) maar werd het omslachtige epos niettemin geprezen om zijn puriteinse woordkeuze, meeslepende stijl (alsof het een ooggetuige-verslag betrof) en onpartijdigheid. Sommigen beweerden zelfs dat de Nederlandse renaissance met dit magistrale epos een van zijn hoogste toppen had bereikt.
Fort C in Muiden, het zogenaamde Muizenfort. De naam zou afstammen van de muisgrijze uniformen die de militairen droegen
Schrik niet: ik wreek geen kwaad, maar dwing tot goed, straf is mijn hand, maar lief’lijk mijn gemoed.
Dichter P.C. Hooft
Stelling van Amsterdam hanteerde water als wapen
Tot aan de Tachtigjarige Oorlog vertrouwden de inwoners van Muiden voor hun verdediging op het Muiderslot, maar naar verloop van tijd ontdekte men dat het onderwater zetten van omliggende gebieden een belangrijke factor bij het vrijwaren van de stad kon spelen. Het idee kwam van prins Maurits en voorkwam onder andere dat Alkmaar (1573) en Leiden (1574) door Spaanse bezetters werden veroverd. Dat inundatie een effectief middel was om kwaadwillende strijdmachten buiten de deur te houden bleek eens temeer toen in het Rampjaar 1672 Franse legers Holland onder de voet dreigden te lopen.
Utrecht was al gevallen en het leek slechts een queestie van tijd voordat ook de overige steden in het westen aan de zegepraal van de Zonnekoning werden geregen. Gelukkig wist men net op tijd de polders van een vijftig centimeter hoge plas water te voorzien en zo een ondoorschrijdbare hindernis voor de armee op te werpen. Soldaten konden er met hun materieel niet doorheen waden, boten lukte het niet om er op te varen.
De “groote zeesluis” van Muiden uit 1672 diende niet alleen om overstromingen te voorkomen, maar in het geval van een naderende vijand ook ze te veroorzaken
Vestingdriehoek beschermde Amsterdam
Het succes van de veldslag deed de Nederlandse regering besluiten om, ter bescherming van het economische hart van de Natie, Holland, de waterlinie verder uit te bouwen. In het strategisch gelegen Muiden werden zee- en inundatiesluizen aangelegd, grachten gegraven, wallen verhoogd en bastions gevormd. Bovendien ging Muiden, samen met Weesp en Naarden, opereren als een vestingdriehoek die het belangrijke Amsterdam tegen naderend onheil beveiligde.
Nadat ik alle verdedigingswerken in Muiden grondig had geïnspecteerd zakte ik nog even af naar Weesp, het bolwerk van alcoholische dranken, voor een afzakkertje. De stad staat van oudsher bekend om zijn jenever en bier en leek me om die reden uitermate geschikt om mijn werelderfgoedbezoek op een passende wijze af te sluiten. Natuurlijk waagde ik me pas aan het vrolijkstemmende gerstenat nadat ik ook het plaatselijke, in baksteen uitgevoerde Torenfort aan een nauwgezette observatie had onderworpen.
Het torenfort in Weesp werd uitgerust met bijna 2 meter dikke muren, schietgaten rondom, een slotgracht en geschut op het dak
Wispe brouwerij
Nog altijd prima in staat om de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort te dekken, luidde mijn deskundige oordeel, waarna ik mijn pijlen richtte op de Sint-Laurentiuskerk aan de Herengracht. Het tot bierbrouwerij annex grand café omgetoverde bedehuis begeesterde mij direct om een lijntje naar het thuisfront te leggen. “Mijn lief, mijn lief, mijn lief! Maak je om mij maar geen zorgen, alles gaat goed. Na Muiden en Weesp te hebben overweldigd bevind ik me nu onder de hoede van niemand minder dan Sint Laurentius, de patroonheilige van de bierbrouwers.” Het hartelijke bericht liet ik gepaard gaan met een fraaie afbeelding van een fris schuimende Wispe Tripel.
“Fijn”, antwoordde Ech Nie, om er met een foto van een lege fles wijn aan toe te voegen dat Sint VINcent haar ook niet onberoerd had gelaten…
Het schone water uit de Vecht was bijzonder geschikt voor “smaaklijk bier”
Unesco neemt stelling en breidt werelderfgoed uit
Met Muiden en Weesp achtte ik de stelling van Amsterdam voldoende recht te hebben gedaan, maar toen in 2021 het patrimonium werd uitgebreid met de Nieuwe Hollandse Waterlinie veranderde dat plots. Weliswaar behoorden beide bezochte steden zowel tot de Stelling van Amsterdam als de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maar toch; ik vond het niet van veel respect getuigen om dan voor de andere vestingen mijn ogen te sluiten. Bovendien werd de Unesco-kwalificatie middenin Corona-tijd uitgedeeld en zag ik elke gang naar een “nieuw” werelderfgoed als een welkom uitje in een barre periode. “Nou mij niet gezien hoor, Ech Wel. Veel te koud buiten.”
“Is goed voor je schat, een beetje frisse lucht”, probeerde ik nog, maar natuurlijk wist al hoe laat het was. Met temperaturen onder het vriespunt had ik Ech Nie nog nooit ergens warm voor kunnen maken. Nou ja, met behulp van een Glühwein misschien, maar ja, op bevel van de overheid was de horeca gesloten.
“Nee joh, dat wordt niks. En er moet toch ook iemand op die kleine passen. Ga jij nou maar lekker, we zien je straks wel…”
Hoezo, op die kleine passen? Die kan toch gewoon mee?, vroeg ik me verbaasd af, maar liet het er verder maar bij zitten. Het is graag of niet.
Voor de gelegenheid demonstreerde koning Winter hoe hij de Fransen over het geïnundeerde landschap had geholpen..
Krayenhoff ontwierp Nieuwe Hollandse Waterlinie
In de winter van 1794-1795 toonden de Fransen aan dat de linie niet helemaal waterdicht was, tenminste niet als het vroor. Nadat al het water in ijs veranderde was het voor Napoleon een koud kunstje om het land in te nemen.
Twintig jaar later zagen de Fransen zich echter (met hun verlies bij Waterloo) gedwongen terug te trekken en begon men serieus werk te maken van de waterlinie. Een van de grote initiatiefnemers daartoe was inspecteur-generaal der fortificatiën Cornelis Krayenhoff.
In de Franse tijd had Krayenhoff reeds enige ervaring in de vestingbouw opgedaan. Als directeur Hollandse fortificaties had hij zich gevestigd te Muiden, was hij betrokken bij de oprichting van Rijkswaterstaat, mat door middel van (door hem uitgevonden) driehoeksmetingen de precieze hoogte van het land op en stelde hij het NAP (Normaal Amsterdams Peil) vast. Met die gegevens in de hand was hij vervolgens in staat het ideale tracé van de Nieuwe Hollandse Waterlinie te bepalen. Een van zijn belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Oude Waterlinie was de stad Utrecht in het verdedigingsstelsel op te nemen.
Hoe of een inundatie werkte werd wel duidelijk bij het zien van het sluizenstelsel in Woudrichem. Zodra de deur open ging zou het ommeland (links) snel vollopen
Ingewikkeld systeem maakte inundatie mogelijk
Zonder water geen waterlinie. Het belangrijkste van het hele, vijfentachtig kilometer lange systeem was dat elke polder tussen de Zuiderzee en de Biesbosch bij nood snel geïnundeerd kon worden. Om dat voor elkaar te krijgen kreeg zo’n beetje elke afzonderlijke weide zijn eigen inlaatpunt. Gemalen, sluizen, vaarten en duikers dienden vervolgens zorg te dragen voor de aanvoer en verwerking van het vocht en dijken werden zo aangelegd dat ze de kunstmatige meren binnen de perken konden houden.
Daar waar het grasland niet plas en dras gemaakt kon worden, bijvoorbeeld omdat het te hoog gelegen was of doordat rivieren, wegen of spoorlijnen het terrein doorkruisten, versperden ferme forten de toegang. In eerste instantie dacht men Utrecht met vier lunetten afdoende te kunnen verdedigen, maar toen innovaties in de artillerie de reikwijdte van het geschut aanzienlijk vergrootte kwamen er nog vier, meer oostwaarts gelegen verdedigingswerken bij.
Fort Vechten bouwde voort op een eeuwenoude traditie, de Romeinen namen de plaats ook op in hun meest noordelijk gelegen verdedigingslinie (onderdeel van werelderfgoed Neder Germaanse Limes)
Beplanting hield forten uit zicht
Het moet hier toch in de buurt zijn, dacht ik na het parkeren van de auto, maar hoe ik ook liep en speurde, Fort Rijnauwen kwam bij mij niet op de radar. Zo was het uiteraard ook ontworpen, dat begreep ik ook wel (want een verdedigingswerk dat niet verdekt stond opgesteld kon al gauw rekenen op een spervuur aan granaten) maar nu het monument nog slechts in de belangstelling van werelderfgoedreizigers en andere dolende zielen stond, had een wat duidelijkere routekaart geen overbodige luxe geweest. En dan was het ook nog eens stervenskoud.
Glibberend en glijdend over oer-Hollandse velden vervloekte ik Neerlands hoop in bange dagen. Wat een teringzooi! Het grootste fort van allemaal en ik kon het niet vinden. Fortverdomme! Dat men eind 19e eeuw een hele bomenmaskerade rondom de forten had aangeplant, hielp natuurlijk ook niet. Doornenstruiken functioneerden destijds als biologisch prikkeldraad, schietwilgen en kastanjebomen droegen de verantwoording over de camouflage, populieren waren populair als brandhout, goed doorwortelde knotwilgen verstevigden aarden wallen en aangeplante eiken stonden paraat om bij gevaar de toegangswegen te blokkeren. Maar ja, ten tijde van mijn bezoek was het winter, en zonder loof moest het toch mogelijk zijn het hydrologische bolwerk in het vizier te krijgen?
Niet dus.
Althans niet door mij.
Fort Vechten in een futiele poging het Coronavirus buiten de deur te houden
Fort Vechten was niet op taak berekend
Door naar het Fort bij Vechten dan maar, de op een na grootste fortificatie van de linie. Wonderwel nam ik deze vesting wel waar tussen het met wit bedekte struikgewas en zag ik samen met enkele scheve schaatsrijders tevreden toe hoe een van de iconen van de waterlinie heerlijk lag te blaken in het zonnetje. Samen met het fort bij Rijnauwen had het vroeger tot taak over de Houtense Vlakte oprukkende opponenten onder vuur te nemen omdat die lap grond volgens de legerleiding een riskante acces (toegang) naar het achterland vormde. Vanwege zijn relatieve hoogte kon de Vlakte namelijk niet onder water gezet worden.
Op militair gebied zijn de forten, net als de hele linie, nooit getest, maar tot mijn grote spijt moest ik wel constateren dat ze tegen een lullig coronavirusje niet bestand waren. Ergo; het waterliniemuseum wat het tegenwoordig herbergt, was verboden terrein. Misschien in de zomer nog maar eens proberen, bedacht ik, en zette koers richting dat andere middeleeuwse kasteel dat gewest Holland bewaakte; slot Loevestein.
Fort Vechten in de zomer. Het veelhoekige forteiland (17 hectare) telt 16 bomvrije bouwwerken, waarin maar liefst 16 miljoen bakstenen zijn verwerkt.
Strijd om slot Loevestein
Waar Maas en Waal tezamen spoelt En Gorichem rijst van ver Daar heft zich op den linker zoom En spiegelt in den breden stroom Een slot van eeuwen her
In 1570, aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, zetelde in slot Loevestein een met de Spanjaarden collaborerende kasteelheer. Opstandleider Willem van Oranje was de strategische ligging van de burcht echter niet ontgaan en gaf een groepje geuzen opdracht een poging te wagen om het kasteel te veroveren. Onder aanvoering van Herman de Ruiter slaagden zij op sluwe wijze in hun opzet.
Vermomd als monniken klopten ze op de toegangspoort en vroegen de vriendelijke slotvoogd of hij misschien voor hen een kamer had om de nacht in door te brengen. Nietsvermoedend ontgrendelde de goede man het slot om kort daarna te worden overrompeld en vermoord. De overname van het slot was een morele opsteker voor de Oranjegezinden maar helaas ook van korte duur. Nadat de Spanjaarden een paar dagen later een bres in de verdediging hadden geslagen, stormden ze naar binnen en brachten Herman de Ruiter (en zijn metgezellen) in een bloedige kamp om het leven.
Rond 1361 begon de bouw van het kasteel en tot 1951 zou het altijd een militair steunpunt blijven
Sterven als martelaar voor God en vaderland
Hij wijkt, en ziet geen uitkomst meer Maar neemt een kort besluit Hij wijkt, en grijpt een gloeiend lont En vlamt ze driewerf in het rond En werpt ze neer in het kruit
Dichter Hendrik Tollens
Historicus P.C. Hooft had in zijn Nederlandsche Historiën zo zijn eigen versie van het verhaal. Meneer de Ruiter sneuvelde niet door het zwaard, maar stierf als gevolg van een gigantische, door hemzelf veroorzaakte explosie. In de vaste overtuiging dat verder verzet zinloos was, had de Geus besloten tot een laatste, heroïsche daad van zelfopoffering; hij gooide de lont in het kruitvat en nam daarmee niet alleen zichzelf, maar ook tientallen van zijn tegenstanders mee in de dood.
Het was de geboorte van een mythe die naar mate de tijd vorderde steeds grotere proporties aannam. Zeker toen Hendrik Tollens met zijn lofdicht nog eens op Hoofts verhaal inhaakte.
“Nu krijgt de beul het slot niet weer, met al zijn Spaans gespuis, maar als het ploft op mijn kop ter neer, zoek mij dan op in het gruis”
Republiek raakte verdeeld tijdens Bestand
Een andere legendarische gebeurtenis op het slot behoefde geen verdere overdrijving, de list met de kist was al sensationeel genoeg van zichzelf. Het begon allemaal in 1609 met een tijdelijke wapenstilstand tussen de Republiek enerzijds, en Spanje anderzijds. Een tijd voor de oorlogvoerende facties om op adem te komen, zo leek het, maar binnen de Zeven Verenigde Provinciën ontstond al snel een theologisch dispuut met prins Maurits aan de ene kant en zijn belangrijkste bestuurder van Oldebarnevelt aan de andere. Lang verhaal kort: Maurits won het geschil en zond van Oldebarnevelt naar het schavot en zijn medestanders naar slot Loevestein.
Het kasteel ligt op een eiland tussen Maas en Waal, is omringd door een slotgracht met daaromheen vijf bastions. Ontsnappen zou niet mogelijk zijn, dacht men, maar dat bleek toch niet het geval…
Slot Loevestein en de list met de kist
Oh kist, welk een dank en lof verdient gij wel van mij Gij hebt mijn slavernij verjaagd en overstreden Die ik zeven maanden meer dan twee jaar heb geleden
Dichter Hugo de Groot
Van Oldebarnevelts beroemdste geestverwant was Hugo de Groot, een van de meest vooraanstaande juristen ooit. Door prins Maurits was hij veroordeeld tot levenslange opsluiting in slot Loevestein, maar als begenadigd geleerde kreeg hij wel het privilege zich te ontwikkelen tot een van de grondleggers van het internationaal (oorlogs)recht. De hiervoor benodigde boeken werden hem telkens door vrienden in een kist toegezonden.
Vele kisten kwamen en gingen, en naar verloop van tijd verslapte de aandacht van de soldaten wiens taak het was de kisten op inhoud te controleren. Niks menselijks was hen vreemd en daar ze nooit wat onrechtmatigs vonden, en de kist bovendien te klein leek om een persoon in te kunnen vervoeren, passeerde hij eigenlijk altijd ongeopend de wachters. De nonchalance viel ook Hugo op en op zekere dag trok hij zijn stoute schoenen aan, verstopte zich in de kist en liet zich door de argeloze bewakers naar het nabijgelegen Gorichem brengen.
“En we praten en we zingen en we lachen allemaal, want daar achter de hoge bergen ligt het land van Maas en Waal”
Eendracht maakt macht
De poets die Hugo zijn bewaarders bakte was zo Groots dat elke basisschoolleerling er nadien van op de hoogte werd gebracht. Ter lering ende vermaak. Minder bekend is evenwel dat Hugo’s nieuw verworven vrijheid maar betrekkelijk was. Hij hoopte na het luwen van de godsdiensttwisten weer gewoon verder te kunnen leven in zijn geliefde Rotterdam, maar dat werd hem na het uitvaardigen van een nieuw arrestatiebevel onmogelijk gemaakt. Zelfs een goed woordje van P. C. Hooft kon daar weinig aan veranderen.
Hooft en Groot hadden aan de vooravond van het bestand, en de interne strubbelingen die daaruit voortvloeiden, nog zo gehamerd op het belang van eendracht. Zij meenden dat de Opstand tegen de Spaanse dwingeland alleen gerechtvaardigd was als het beste deel des volks daar zijn steun aan verleende. Wilde datzelfde volk echter verheerd worden door tirannen dan moest men dat besluit accepteren, want anders lag een burgeroorlog op de loer. Ironisch genoeg was ook prins Maurits die mening toegedaan. Toen de tweespalt eenmaal daar was deed hij zijn tegenstanders in de ban júist om de eenheid te herstellen.
Vanaf de uiterwaarden rond slot Loevestein prijkt aan de horizon de kerktoren van Woudrichem
Warm welkom na barre ijstocht
Op de frisse februaridag dat ik het slot aandeed, herinnerde niks meer aan die woelige dagen van weleer. Nou ja, niks, de versterkingen die op initiatief van Willem van Oranje rondom Loevestein waren aangelegd, lagen er nog steeds. Goddank bewogen zich echter over de ijsvlakte voor me geen malicieuze militairen meer maar enkel een paar stuntelige ijzerrijders. Ik sloeg het geheel een tijdje olijk gade, maakte daarna nog een ommetje door de winterse uiterwaarden en keerde toen weer terug naar de warme huiselijkheid van vrouw en kind.
“Zo, ik ben d’r weer hoor dames. Doe mij maar een warme chocomel met rum, daar ben ik wel aan toe…”
“Oh, hier, hoor papa nou, drank en werelderfgoed, dat is het enige waar meneer aan denkt.”
“Ja. Stoute papa!”
“Eh, sorry?”
“Ja eerst ga jij lekker leuke dingen doen terwijl ik het mag uitzoeken met Ech Leuk, en daarna laat je helemaal niks meer van je horen! Vroeger stuurde je nog wel eens een berichtje…”
Rivierfront Woudrichem. “En Gorichem rijst van ver…” (aan de overzijde)
Vestingstad Woudrichem
Zo heerst dan binnen de omwalling de rustige rust van een dood verleden, slechts af en toe verstoord door het gejoel der schooljeugd, die ogen, noch gevoel, heeft voor wat eens hun stad betekende
Slot Loevestein vormde samen met Gorichem (Gorkum) en Woudrichem (Woerkum) eenzelfde vestingdriehoek als Muiden, Weesp en Naarden dat deden, dit keer hadden de drie versterkingen alleen tot doel het drierivierenpunt Maas, Waal en Merwede te beschermen. Omdat ik de twee vestingsteden de laatste keer buiten beschouwing had gelaten besloot ik jaren later er nogmaals op uit te trekken. Het was tenslotte mooi weer. Even overwoog ik nog om mijn huisgenoten mee te vragen, maar toen die aankondigden naar de winkel te gaan om “slijm te kopen”, slikte ik m’n voorstel in en ging alleen op expeditie. Militair erfgoed was toch ook meer een mannending.
De vesting Woudrichem in een blik gevangen. Het gebouw in het midden van de foto betreft de oude kazerne
Jan Klaassen was trompetter
Na het achterlaten van de wagen op de Schapendam, en een eerste blik op vestinggracht, ravelijn, Sint-Martinuskerk en korenmolen Nooit Gedagt werd het me meteen duidelijk waarom de Rijksdienst voor cultureel erfgoed dit aangezicht onder bescherming had gesteld. Wat een pracht. De overkoepelende blauwe hemel en een statig zwemmende zwarte zwaan gaven het rustieke tafereel nog eens extra cachet, terwijl joelende jonge vissers er blijkbaar op uit waren de rake versregels van hierboven te onderstrepen.
De vestingwerken waren niet niet de enige monumenten die herinnerden aan het dode verleden van Woudrichem, op mijn tippel over de wallen ontmoette ik al snel de veelbezongen trompetter Jan Klaassen. Volgens de overlevering diende hij in de Tachtigjarige Oorlog onder Frederik Hendrik Nassau, de opvolger van prins Maurits, en stortte hij zijn onschuldig bloed in 1584. Of hij ook, voorafgaand aan de aanval, daadwerkelijk zijn hoorngeschal ten gehore bracht, is twijfelachtig, maar dat weerhield zanger Rob de Nijs er niet van over hem de loftrompet te steken;
Jan Klaassen was trompetter in het leger van de prins Hij marcheerde van Den Helder tot Den Briel Hij had geen geld en hij was geen held En hij hield niet van het krijgsgeweld Maar trompetter was hij wel in hart en ziel
Jan Klaassen (met nieuwe laarzen) voor het arsenaal
Defensie hield Woudrichem in ijzeren greep
Dat Jan Klaassen niet als kanonnenvoer wilde eindigen bleek wel uit de rest van het stuk; meneer lag liever in de armen van de dochter van de schout of speelde liedjes voor de kinderen van de stad. Rob zong het nummer dan ook niet ter meerdere eer en glorie van de zeventiende-eeuwse opstandelingen, maar meer als een aanklacht tegen de oorlog in het algemeen. In dat licht moet dan ook de plaatsing van een bronzen Jan Klaassen voor het oude arsenaal gezien worden.
Het eens welvarende Woudrichem kreeg het namelijk door de eeuwen heen aardig te verduren tijdens al het krijgsgewoel. Het werd platgebrand, tot een derde gereduceerd, gefortificeerd, gemarginaliseerd en geïnundeerd. En toen het deel ging uitmaken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, en het leger een vrij schootsveld verlangde, bepaalde de kringenwet dat in een straal van 1000 meter geen bebouwing mocht verrijzen. (en daarmee werd elke economische ontwikkeling al bij voorbaat in de kiem gesmoord)
Twee kanonnen bewaken de Koepoort, de landpoort die toegang geeft tot de vesting
Hollandse Waterlinie op waarde geschat
Pas in 1955 was de dienstklopperij afgelopen en mocht Woudrichem zijn eigen lot bepalen. “Ontvesten” werd daarbij als een optie op tafel gelegd, maar wijselijk door de leden van het stadsbestuur meteen van hetzelfde meubelstuk geschoven; zij zagen meer heil in het te gelde maken van de militaire erfenis. In de loop der jaren restaureerden zij de vestingwerken, plaatsten kanonnen op de wallen, bouwden kazematten om tot brasserie, reconstrueerden de in de Tweede Wereldoorlog opgeblazen molen en groeven de reeds lang dichtgeslibde haven opnieuw uit.
Toen ik al die al die inspanningen met eigen ogen observeerde kon ik niet anders dan erkennen dat de Poorters een beste prestatie hadden geleverd. In restaurant de Stroming liet ik vervolgens, onder het genot van wat bitterballen en bier, het ganse werelderfgoed nog eens de revue passeren. De betonnen bunker in de Beemster, de stadjes Muiden en Weesp, Fort Vechten, Slot Loevestein en bolwerk Woudrichem; alle tezamen hadden ze mij, over de hele linie genomen, een paar bijzonder vermakelijke dagen opgeleverd.
In de nieuwe oude stadshaven liggen tegenwoordig weer historische schepen die gebruikt werden voor het vrachtvervoer op de rivieren
Laatste Hooftstuk afgesloten?
Jan Klaassen de trompetter was overigens niet de enige die onder Frederik Hendrik Nassau het leven liet, ook de befaamde P.C. Hooft kwam door toedoen van de stedendwinger aan zijn einde. Postuum nog wel. De naamgever van die ene chique straat in Amsterdam vatte kou tijdens de begrafenis van de prins van Oranje en kwam kort daarna te overlijden. Daarmee was de cirkel rond, vond ik, want wat twaalf jaar eerder begon met een bezoek aan Hoofts Muiderslot vond nu een einde bij ’s mans ter aarde bestelling. Een appje richting mijn vrouwen over het voltooien van dit magnum opus liet ik evenwel achterwege. Sinds die ene koude winterdag was de liefde tussen ons wat bekoeld en had ik niet meer de illusie dat mijn heldendaden op aarde zouden worden geschat. Waarschijnlijk zou het stukje tekst aan de andere kant van de lijn nu alleen maar als geslijm geïnterpreteerd worden…
Waar was het toch misgegaan? vroeg ik me af. Altijd waren we onafscheidelijk geweest, maar toch hadden de meiden niks van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gezien. Wat een gemis. Niet alleen hun afwezigheid, maar ook omdat het ruim 200 kilometer lange verdedigingswerk een van de prettigste Nederlandse patrimonia was om te bezoeken, Ach, zo sprak ik mezelf moed in, hopelijk zouden zij mij ooit nog eens vergezellen op een tochtje langs een van die vele andere, nog niet gevisiteerde (verdedigings)werken. Er viel tenslotte nog genoeg te ontdekken. Toch?
Proost.
Ech Wel!
Ook wel eens de Nieuwe Hollandse Waterlinie bezocht? Forten gezocht of flink gebunkerd? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Kanon op “sterk water”
Praktische informatie
Het werelderfgoed Hollandse Waterlinies bestaat uit de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hierin zijn volgens het nominatiedossier de volgende werken opgenomen:
Stelling van Amsterdam 135 km + Nieuwe Hollandse Waterlinie 85 km = samen 220 kilometer lang
96 forten met verboden kringen, inclusief 2 kastelen en 6 vestingen
Groen lint langs de Randstad en Amsterdam van 1 tot 5 km breed
9 inundatiekommen
Ruim 1000 betonnen werken; bunkers, kazematten en groepsschuilplaatsen
Ingenieus watermanagementsysteem met ruim 100 militaire sluizen, dijken en kanalen
De Nieuwe Hollandse Waterlinie werd in 1815 gebouwd om het commerciële en bestuurlijke hart van de natie te verdedigen, de Stelling van Amsterdam zag vanaf 1885 het levenslicht en diende als laatste toevluchtsoord (nationaal reduit) voor koning, regering en militaire staf. Omdat kort na de start van de bouw de brisantgranaat werd uitgevonden zijn de forten in de Stelling veelal in beton uitgevoerd (in tegenstelling tot het baksteen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Gevechtshandelingen rondom de linies hebben nooit plaatsgevonden. Wel zijn duizenden soldaten drie maal gemobiliseerd geweest om de stellingen te bemannen. (in de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 en beide wereldoorlogen) Het verhaal gaat dat Duitsland in de Eerste Wereldoorlog afzag van een aanval vanwege de aanwezigheid van de Hollandse Waterlinies.
Waar het leger zich terugtrok, daar nam de natuur het over. Toen kort na de Tweede Wereldoorlog de linies hun militaire functie verloren veranderden vele vestingen in groene oases vol plassen, roerdompen, moerasriet, vleermuizen en recreanten. Goed beschouwd draagt de linie als zone van rust en ontspanning nog steeds bij aan ons welzijn.
Jaar van inschrijving: 1996 (Stelling van Amsterdam) en 2021 (Nieuwe Hollandse Waterlinie) Officiële website: partners.hollandsewaterlinies.nl