Het idee was dus om vanaf Bangkok met z’n vieren naar Siem Reap te vliegen, de Cambodjaanse stad die als het voorportaal van Angkor Wat geldt, maar staande bij de incheckbalie doet zich gelijk een eerste queestie voor; “Eh, Ech Wel, ik geloof dat we een klein probleempje hebben…”
“Wat dan?”
“Nut heeft het verkeerde paspoort bij zich.”

Drie in plaats van vier?
Nut is de vrouw van Vriend en met z’n tweeën vormen ze het Thaise stel dat samen met ons door Zuidoost-Azië reist. “En nu?”, vraag ik. “Nu gaat het feest niet door natuurlijk”, weet mijn geliefde zeker. “Nou hoho”, loochenstraft mijn Vriend, “laten we om die paar waterlanders van mevrouw Nutteloos nou niet gelijk ons hele schema omgooien. Ik heb net even met haar overlegd, maar ze kan dus in Bangkok overnachten bij een familielid en vanaf Koh Samui wordt het goede paspoort per express opgestuurd. Zodra dat morgenochtend arriveert, pakt ze een vlucht en sluit ze bij ons aan.”
Ech Nie kijkt of ze water ziet branden: “Je gaat me toch niet vertellen dat je zonder je vrouw wou vertrekken?”
“Hoezo niet? We hebben maar drie dagen in Cambodja, dan hebben we toch geen tijd te verliezen?!”

Van Bangkok naar Siem Reap
Kijk dat is de bevlogenheid van een ware Unesco-fanaat, denk ik, en nadat ook Nut ons op het hart heeft gedrukt toch vooral te gaan, vertrekken we richting een van de meest iconische werelderfgoedsites die de VN-organisatie op zijn lijst heeft staan. “Dit wordt echt smullen hoor”, bezweer ik Ech Nie, “honderden tempels, de een nog mooier dan de andere, die allemaal op hun eigen manier staan te pronken in een overweldigende natuur. Wat wil je nog meer?”
“Ik hoop dat we er ook daadwerkelijk arriveren, Ech Wel. Moet je kijken hoe gammel dit vliegtuig is.”
“Ah joh, iedere dag maken duizenden mensen van deze airline gebruik. Dan zullen wij toch ook wel aankomen zeker?”
Mijn optimisme is bedoeld om Ech Nie’s vliegangst niet de bovenhand te laten krijgen, maar stilletjes moet ik erkennen dat de staat van de Airbus inderdaad erbarmelijk is. Om de aandacht daarvan af te leiden overlaad ik mijn dierbaarste direct na het opstijgen met tal van interessante feitjes over het vroegere Khmer-rijk.

Jayavarman II sticht Khmer-rijk
“Algemeen wordt aangenomen dat Jayavarman II (770-834) de grondlegger van het Khmer-imperium was. Stenen inscripties op een oude tempel vertellen dat hij zich tijdens een plechtige ceremonie op een heilige berg in 802 na Chr. de status van devaraja aanmat, dat wil zeggen dat hij zichzelf tot god-koning (deva wordt vertaald als god, raja als koning) van Kambujadesa (wat later tot Cambodja werd verbasterd) benoemde. Op die manier verkreeg hij zowel op politiek als op religieus vlak de absolute macht.”
Ik pauzeer even daar Ech Nie met een strakke blik uit het vliegtuigraam kijkt en niet lijkt op te merken wat ik allemaal te berde breng. “Ech Nie?”
“Ja ik hoor je wel. Doorpraten graag.”
“Oh, ik dacht even dat je het niet erg boeiend vond, maar wel dus?”
“Ik word vooral doodsbenauwd van deze rammelbak, Ech Wel. Maar zolang jij er doorheen ratelt ben ik me daar minder van bewust. Ga dus vooral verder.”

God-koning manifesteert zich als hindoegod Shiva
Na deze enthousiaste aansporing leg ik Ech Nie uit dat de god-koning werd beschouwd als de vertegenwoordiger van een zekere goddelijke kracht op aarde. “Jayavarman II en zijn volk beleden het hindoeïsme, een religie die vele goden kent maar die volgens de meeste van zijn aanhangers allemaal verschillende manifestaties van dezelfde godheid zijn. Jayavarman II positioneerde zichzelf als de incarnatie (vleeswording) van Shiva, een van de drie godheden die tot de heilige drie-eenheid van het hindoeïsme behoorde.”
“…”
“Gaat het nog?”
“Nee, ik heb het gevoel dat we elk moment kunnen neerstorten. Doorpraten dus.”
“De Khmer zagen hun koningen als een link tussen de menselijke wereld en het domein van de goden en geloofden dat hun heersers in die hoedanigheid in staat waren hen voor allerhande onheil te behoeden. De toevoeging varman verwijst daar ook naar, het betekent zoveel als bescherming of pantser.”

Visa voor Cambodja
“Here you are sir”, zegt de stewardess, bij het overhandigen van twee velletjes papier. “Wat is dat nou weer?”, blieft Ech Nie te weten. “Visa die je nodig hebt om Cambodja binnen te komen.”
“Oh, daar heb je niks over gezegd.”
“Stelt ook niet veel voor, het zijn gewoon een paar standaard vragen die je moet beantwoorden, meer niet.”
Ech Nie eist onmiddellijk de formulieren op maar heeft na een vluchtige inspectie ook meteen een prangende vraag: “Er staat hier dat je een pasfoto moet hebben. Heb je die?”
“Een pasfoto? Nee natuurlijk niet.”

Khmer schreven op vergankelijk materiaal
Ech Nie was al niet op haar gemak, maar na deze korte woordenwisseling raakt ze helemaal over haar theewater. Hier te kort, daar te lang, de verwijten richting mijn persoontje zijn niet van de lucht. Krampachtig verweer ik me zelf met het feit dat de Cambodjanen ook niet al te snugger waren. “Wij hebben tenminste onze documenten nog. Dat kan je van de Khmer niet zeggen. Van hen restten geen schriftelijke bronnen meer omdat die lui zo stom waren om hun teksten vroeger op palmblad of dierenhuid neer te kwakken. En van dat vergankelijke materiaal is natuurlijk niks bewaard gebleven. Het enige wat we van hen weten is afkomstig van de eerder genoemde inscripties, en die zijn tamelijk spaarzaam.’
“En je punt is?”
“Dat ze helemaal geen recht van spreken hebben!”
“En jij wel?”
“Ik wel ja. Ik moest toch van jou het geluid van het vliegtuig overstemmen?”
“Ja, nou hou maar op dan. Als je zulke onzin gaat lopen uitkramen dan heb ik nog liever dat geklepper van deze doodskist.”

Visa Cambodja alleen geldig met pasfoto
Eenmaal veilig op de grond informeert Ech Nie op nogal indringende wijze bij Vriend of hij wel een pasfoto bij zich heeft. “Ja”, antwoordt deze verrast, “ik had nog een oude in mijn portemonnee zitten.” De veelbetekenende blik die Ech Nie op mij werpt wordt een priemende als blijkt dat de overige passagiers ook allemaal over het gewenste kleinood beschikken. “Lekker bezig, Ech Wel!”
“Jaja, rustig maar, ik ga wel effe op zoek naar zo’n hokje waar je een selfie kan laten maken.”
Maar hoe ik ook speur, nergens in de aankomsthal zie ik een gelegenheid waar ik mijn portret kan laten schieten. “Oh, zie je nou wel”, jammert Ech Nie paniekerig, “we komen het land niet in.”
“Rustig meissie, geef mij de paspoorten maar. Ik ga het wel effe regelen.” En gewapend met de reispapieren stap ik af op de soldaat waarvan ik denk dat hij de hoogste in rang is. “Ja, wij zijn dus twee Nederlandse werelderfgoedreizigers”, zeg ik hem, “die speciaal naar hier zijn gekomen om de heilige tempels van Angkor Wat te bekijken; maar nu komen we net tot de ontdekking dat we onze pasfoto’s zijn verloren… Is daar nog wat aan te doen?”

Hiërarchische structuur binnen Khmer-imperium
Enkele minuten later keer ik triomfantelijk terug bij Ech Nie. “Gelukt?”, vraagt ze verwonderd. “Tuurlijk, ik weet toch hoe het hier werkt? Die gasten zijn van oudsher gewend aan een hiërarchische structuur, je weet wel, een systeem dat functioneert als een piramide. Ten tijde van de Khmer bestond de onderste laag uit krijgsgevangenen en lieden die om wat voor reden dan ook een schuld moesten inlossen. Daarbovenop bevonden zich de vissers en boeren die de bevolking van eten voorzagen, en de elite tenslotte, ondersteunde de god-koning in zijn taak het algemene welzijn van het volk in stand te houden.”
“Nou en. Wat heeft dat met ons van doen?”
“Die generaal van zojuist is dus verantwoordelijk voor ons geluk. Hij is het aan zijn stand verplicht om deze queestie voor ons op te lossen.”

Grenscontrole Cambodja
Ech Nie gelooft geen snars van mijn steekhoudende argumentatie maar moet daar even later op terugkomen als de hoge militair ons niet alleen de benodigde papieren overhandigt maar tevens een afzetlint omhoog houdt zodat wij als eerste de Cambodjaanse grens kunnen passeren. “Zie je nou wel”, knipoog ik naar Ech Nie, “zo’n pasfoto is nergens voor nodig.”
“Ongelooflijk”, weet ze slechts uit te brengen.
Als na een klein half uurtje ook Vriend zich weer bij ons meldt, pakken we eerst een tuktuk naar het hotel en laten ons vervolgens verwennen in een of andere Cambodjaanse barbecuetent. Uiteraard grijp ik deze gelegenheid met beide handen aan om samen met mijn disgenoten nog wat geschiedenis op te lepelen.

Breng het goddelijke naar beneden
“Op onze queeste hebben we gezien dat het diepe verlangen van de mens om contact met het goddelijke te leggen al menig werelderfgoed heeft opgeleverd. Dat begon al in de prehistorie met de megalithische monumenten van Newgrange en Stonehenge en zette zich gestaag voort met de piramides in Gizeh, het mausoleum van de Chinese keizer Qin en de vele middeleeuwse kathedralen in grote West-Europese steden. Wat hen zo bijzonder maakt is dat zij stuk voor stuk een aardse afspiegeling van het firmament zijn.”
“Zo boven, zo beneden”, verzucht Ech Nie, voor wie dit riedeltje allang als een grijsgedraaide langspeelplaat klinkt. “Zo boven, zo beneden?”, herhaalt Vriend, die blijkbaar minder goed op de hoogte is van dit aloude fenomeen. “Ja”, haak ik in, “een begrip wat afgeleid is van het parallellisme.”
“Het parallellisme?”
“Iedere gelovige is erop gebrand contact te maken met het onderwerp van zijn verering; christenen doen het, moslims hebben er een handje van, en ook hindoes vormen daar geen uitzondering op. Het parallellisme is gestoeld op de overtuiging dat een verbinding tussen het goddelijke en het stoffelijke alleen kan worden gerealiseerd als het te bouwen heiligdom zoveel mogelijk overeen komt met de eigenlijke verblijfplaats van de aanbeden godheid.”

Angkor Wat werd gewijd aan Vishnu
Vriend bestelt “Three more beer and some meat” en resumeert dan; “Dus als ik het goed begrijp is Angkor Wat geïnspireerd op de thuisbasis van een hindoeïstische godheid?”
“Exact. Van Vishnu om precies te zijn. Deze Heer zou zich net als alle andere hindoeïstische goden ophouden rond de berg Meru, een vijfpiekige, goudkleurige berg die zich ergens in de Himalaya bevindt. Naar verluidt zou zijn top ruim 1 miljoen kilometer hoog zijn en verbindt hij de verschillende werelden van de mensen en de goden, een beetje zoals de levensboom Ygdrasill dat in de Noordse mythologie deed.”
“Ik dacht dat jij het in het vliegtuig over Shiva had?”, interrumpeert Ech Nie.
“Ja klopt, de eerste god-koning Jayavarman II vereenzelvigde zich met Shiva, en vele soevereinen na hem volgden dat voorbeeld, maar Angkor Wat is gebouwd in opdracht van Suyavarman II, en hij brak met die traditie. Begin 12e eeuw identificeerde hij zich liever met Vishnu.”

Het karnen van de oceaan van melk
Vishnu is de beschermer van hemel en aarde, de alomtegenwoordige die de orde en harmonie van de kosmos handhaaft. Hij staat voor het onderhoudende aspect van het universum, het zorgzame gedeelte. Vishnu speelde ook een belangrijke rol in het karnen van de oceaan van melk, een van de belangrijkste mythen in het hindoeïsme.
“Het karnen van de oceaan van melk”, papegaait Vriend, “hoe doe je dat?”
“Door een reusachtige slang als een touw rondom een berg te slaan en vervolgens de goden (deva’s) aan de ene kant en de demonen (asura’s) aan de andere zijde om beurten aan het beest te laten rukken.”
“En waarom zou je dat doen?”
“Vishnu had gezegd dat zo het levenselixer te verkrijgen was en dat wilden beide partijen maar wat graag hebben. Aan het eind van het verhaal trekken de goden aan het langste eind en bemachtigen ze na een zware krachtmeting de nectar van onsterfelijkheid. De mythe is een metafoor voor de eeuwige strijd tussen goed en kwaad en onderstreept het belang van een kosmische balans.”

Naga’s bewaken Angkor Wat
Angkor Wat wordt omringd door een bijna 200 meter brede gracht waarover een lage brug is gebouwd. De zandstenen balustrades van de oeververbinding hebben de vorm van zevenkoppige slangenlichamen en als wij ze de andere morgen passeren, (nadat we eerst Nut van het vliegveld hebben gehaald) rijst bij mijn eega de vraag waarop de aanwezigheid van deze “cobra’s” is gebaseerd.
“De Khmer associeerden de naga’s, zoals de beesten werden genoemd, met water en vruchtbaarheid. Zij leefden in bronnen en meren en waren de mensen over het algemeen gunstig gezind. Volgens de Khmer-mythologie zorgden zij voor de wolken die regen produceerden en hadden ze het aan dit dier te danken dat hun land zo vruchtbaar was. Iedereen wist echter ook dat een serpent niet getart moest worden, want anders zou hij het land doen overstromen en de akkers vernietigen. In de ogen van de hindoes beeldden deze twee tegengestelde karaktereigenschappen de dualiteit van goed en kwaad uit.”

Naga sloeg brug tussen hemel en aarde
Vanuit haar boeddhistische achtergrond (een religie die raakt aan het hindoeïsme, “Same, same, but different!”) heeft Nut daar nog wat aan toe te voegen; “Yes naga’s are very important. Ze werden opgevat als bemiddelaars tussen hemel en aarde. Niet alleen omdat ze zowel de wateren van boven (neerslag) als beneden (plassen) beheerden, maar ook omdat ze gerelateerd werden aan de regenboog, de verheven brug die de wereld van de gewone stervelingen met de domicilie van de onsterfelijken verbond.”
“Hoezo dan?”, wil Vriend weten.
“Omdat het in heilige geschriften geschreven stond dat de regenboog het resultaat was van de uitwaseming van een gigantische ondergrondse slang en dat de kleuren van de boog afkomstig waren van de stralende edelstenen waarover hij waakte.”

Slang heerst over bron van leven
Ech Nie kijkt daar wat bedenkelijk bij maar Vriend kan zich er wel wat bij voorstellen. Vanuit zijn christelijke opvoeding weet hij te melden dat de Bijbel de regenboog als een verbond tussen god en de mensheid duidt, en dat een hele plons water daaraan vooraf ging. “Alleen zijn katholieken wat minder te spreken over de slang geloof ik…”
“Dat onderkruipsel stellen de christenen gelijk met het kwaad, inderdaad”, bevestig ik Vriends opmerking, “terwijl de hindoes meer de nadruk op zijn goede kanten leggen. Als watergeest lieten zij hem regelmatig figureren in scheppingsmythen; zo verhaalt er een over een ontzaglijke slangenkop waarop het aardse rustte en haalt de ander een slangenkoning aan die, eenmaal gehuwd met een schone prinses, zijn onderdanen van vruchtbare landerijen voorzag door al het water op te drinken.”
“Dat de naga in scheppingsverhalen voorkwam is ook logisch”, memoreert Nut, “want zoals we allemaal weten is water de bron van het leven. Het was om die reden dan ook dat hindoes het dier aan Vishnu koppelden, de god die de schepping in stand hield en het evenwicht tussen goed en kwaad bewaakte.”
“Jeetje, ik vraag nog eens wat”, zegt Ech Nie, die de stroom aan informatie nauwelijks kan verwerken. “Kunnen we misschien even gaan zitten?”

Angkor Wat representeert berg Meru
Wanneer vrouwlief zich herpakt heeft herinner ik mijn gevolg aan het thema; zo boven, zo beneden. “De hindoe-architecten streefden ernaar een verbinding te maken tussen hemel en aarde, tussen de goddelijke macrokosmos en de menselijke microkosmos. De geometrische patronen waaruit Angkor Wat bestaat, de symmetrie en de opbouw van de constructie, verwijzen daar naar. De vijf torens symboliseren uiteraard de vijfpiekige berg Meru, het omringende water is een referentie aan de zeven oceanen die Meru begrensden en de bas-reliëfs op de galerijen vertonen onder andere het karnen van de oceaan van melk. Alles bij elkaar vormen zij een exacte replica van het harmonieuze en geordende universum zoals dat in de hindoeïstische mythologie omschreven staat.”
“En die rondborstige dames?”, wil Vriend weten. “Dat zijn hemelse nimfen (apsara’s) die de goden bijstaan.”
“Oh, misschien dat ze ons dan ook even naar boven kunnen helpen?”, suggereert Ech Nie, “het is nogal een klim.”
“Nee, dat gaat niet schat, de steile opgang staat symbool voor de moeite die men moet nemen om bij de goden te geraken. Als we dat gaan vergemakkelijken schiet het zijn doel voorbij.”

Jayavarman VII introduceert boeddhisme
Eind 12e eeuw keerde Jayavarman VII (1182-1219) zich af van het hindoeïsme en omarmde hij boeddhisme als de nieuwe staatsfilosofie. De transitie bracht onder andere met zich mee dat enkele kilometers ten noorden van Angkor Wat een geheel nieuw machtscentrum verscheen; nou was dat sowieso al gebruikelijk wanneer een nieuwe koning de troon besteeg, maar Jayavarman VII pakte het met Angkor Thom wel heel voortvarend aan.
“En dat accepteerde de Khmer zomaar?”
“Dat ging op zich vrij aardig ja. Had ook te maken met het feit dat het boeddhisme geen onbekende godsdienst voor ze was, het werd al eeuwenlang gepraktiseerd, zelfs al voor de komst van de allereerste god-koning Jayavarman II. De overgang naar het hindoeïsme die de god-koning bewerkstelligde, betekende ook geenszins de uitbanning van het boeddhisme, dat geloof werd naast het hindoeïsme gewoon nog getolereerd. Wellicht ook omdat, zoals al eerder opgemerkt, het boeddhisme tamelijk in het verlengde van het hindoeïsme ligt. Zo wordt boeddha door velen beschouwd als een gedaante van Vishnu en droeg boeddha de naga eveneens een warm hart toe; de verlichte droeg de mythische slang met zijn zeven hoofden doorgaans als een parasol boven zijn hoofd.”

Ta Prohm tempel vergroeit met regenwoud
Om de prestaties van Jayavarman VII verder toe te lichten geef ik onze tuktuk-chauffeur opdracht om naar de Ta Prohm tempel te tuftuffen. Het heiligdom werd gebouwd ter ere van de geest van de moeder van Jayavarman VII, maar bij mijn reisgenoten geniet het complex vooral bekendheid vanwege zijn rol in de kaskraker Lara Croft: Tomb Raider. “Inderdaad, mijne dames en heer, Ta Prohm is die ene kloostertempel die deels door de jungle overwoekerd is.”
“Oh, gers!!”
Toeristen houden van de dikke boomwortels die als reuzenslangen om de tempel heen kronkelen, maar archeologen zijn bovenal bezorgd dat de wurgvijgen in de nabije toekomst de broze stenen met hun groeiende gewicht zullen verpulveren. Weghalen lijkt ook geen optie, aangezien de vegetatie dusdanig met de tempel vergroeid is dat snoeien weleens tot een algehele instorting zou kunnen leiden.

Moesson laat zich gelden
De overige drie leden van mijn reisgenootschap kunnen zich daar echter niet druk over maken; liever jagen zij in ware Indiana Jones-stijl door de half ingestorte gangen om op zoek te gaan naar door hen vermoedde, onopgemerkt gebleven schatten. Net als ik ze wil waarschuwen dat al dat gejakker niet zonder gevaar is, begint het zachtjes te druppen. Regen? vraag ik me verbaasd af. Voorafgaand aan de trip had ik Vriend nog gevraagd of juni een geschikte maand was om te reizen en toen had hij nog geantwoord: “Ja hoor, een paar graadjes koeler misschien, maar voor de rest vaak een heerlijk zonnetje.” Helaas bleek die voorspelling alleen te gelden voor zijn woonplaats Koh Samui, want tussen mei en november kenmerkt het weer in Cambodja zich door een hoge luchtvochtigheid en hevige stortbuien.
De druppels ontwikkelen zich al snel tot zo’n ongekende wolkbreuk dat we, ondanks de rap aangeschafte poncho’s, bijkans verdrinken in onze kleding. Nat tot op het bot zetten we daarom koers naar Siem Reap. “Vreselijk!”, vindt Ech Nie, maar onderweg naar ons hotel doe ik haar uit de doeken dat het overvloedige hemelwater juist aan de basis stond van het succes van het Khmer-rijk.

Khmer-rijk gebouwd op water
“Hun hele economie draaide op vis en rijst, en dankzij de enorme hoeveelheden kubieke meters water die het nabijgelegen Tonle Sapmeer opsloeg, was daar altijd genoeg van. Gedurende het regenseizoen deden de zomermoessons het meer tot ver buiten zijn oevers treden en beleefden de vissen in het ondergelopen woud de tijd van hun leven. Voedsel in overvloed en overal plek om te paaien. Trok het water zich in de droge periode weer terug dan kwamen vele vierkante kilometers aan vruchtbaar land bloot te liggen en kon de bevolking tot wel drie of vier keer per jaar rijst oogsten (daar waar een of twee keer de norm was). Via de Mekong delta vonden de etenswaren vervolgens hun weg naar buitenlandse afnemers en stroomden de benodigde inkomsten het rijk binnen; en daar werd dan weer de bouw van Angkor mee mogelijk.”

Preah Khan eert Avalokiteshvara
Met alle geneugten van Siem Reaps nachtleven nog bonkend in ons achterhoofd treden we de volgende dag met iets minder fris gemoed opnieuw de tempels van Angkor tegemoet. We starten met Preah Khan, het heiligdom dat Jayavarman VII aan zijn vader wijdde. “Nou moe, hij had zijn ouders wel hoog zitten hè”, vindt Vriend, “eerst zijn moeder al, en nou ook nog pa.”
“Wat heet”, antwoord ik, “laatstgenoemde vereerde hij zelfs als bodhisattva Avalokiteshvara!”
Bevooroordeeld als ik ben, verwacht ik algehele onwetendheid onder mijn publiek, maar dat blijkt buiten Vriends vrouw om gerekend. Onmiddellijk na het aandragen van de naam Avalokiteshvara bewijst zij wederom haar nut door een boekje over hem open te doen. “Een bodhisattva is een wezen dat het hoogste doel heeft bereikt, namelijk verlichting (bodhi = verlichting, sattva = wezen). Dat wil dus zeggen dat hij het aardse is ontstegen en de voortdurende kringloop van leven, dood en wedergeboorte heeft doorbroken. Een bodhisattva is slechts een kleine stap verwijderd van het hoogste niveau, het Boeddha-schap, maar ziet daar vanaf omdat hij eerst alle andere schepselen gelukkig wil maken.”
Ik dank Nut voor haar verlossende woorden, maar ze is nog niet klaar. “Avalokiteshvara is zo iemand. Hij is de personificatie van mededogen. Zijn streven is het lijden van alle levende organismen te verlichten.”
“Zo is het”, bevestig ik, “en als ik dan ook nog vertel dat de moeder van Avalokiteshvara bekend stond als bodhisattva Prajnaparamita, alias de perfecte wijsheid, dan begrijpen jullie wel dat hij zich geen betere ouders kon wensen.”

De vele gezichten van de tempel van Bayon
Het moge duidelijk zijn dat het resultaat van de vereniging van Wijsheid en Mededogen (volgens Mahayanisten, de boeddhisme-variant die Jayavarman VII aanhing, twee onafscheidelijke entiteiten) een groots koning opleverde. Dat was Jayavarman II dan ook, tijdens zijn heerschappij bevond het Khmer-rijk zich op het toppunt van zijn macht. Zijn imperium bestond uit (grote delen van) het tegenwoordige Cambodja, Laos, Thailand en Vietnam en ontving schattingen uit het hedendaagse Maleisië en Myanmar.
Een machtig monarch als Jayavarman VII verlangde natuurlijk een imposante tempelberg, en de Bayontempel die hij liet oprichten wordt algemeen beschouwd als het hoogtepunt in de boeddhistische bouwkunst. De tempel bestaat uit tientallen stenen torens waaruit ongeveer tweehonderd glimlachende gezichten zijn gehouwen. De lachebekkies kijken uit naar elke windrichting en worden vaak geïnterpreteerd als de bodhisattva Avalokiteshvara, de Heer die neerziet op al het lijden (avalokita wordt vertaald als ziend, isvara als heer). Aanvullend bewijs voor die stelling zou Jayavarmans grote toewijding aan dit kosmische wezen zijn.
Overigens zijn andere historici van mening dat de Bayon-beelden voorstellingen van Boeddha zijn (Jayavarman zag zichzelf immers niet als deva-raja (god-koning), maar als buddha-raja (boeddha-koning)) of van Jayavarman VII zelf. Of gewoon alle drie tegelijk.

Helemaal senang bij Srah Srang
Hoewel hemels (de Bayontempel was net zo goed een kopie van de Meru-berg als Angkor Wat) vinden we zijn bezichtiging zo vermoeiend dat we na een kort ritje op de tuktuk een pitstop maken aan de rand van Srah Srang, het koninklijke bad van Jayavarman VII. Anders dan wat de naam doet vermoeden was het waterbekken aangelegd voor het welzijn van alle levende wezens en maakte niet alleen de boeddha-koning er gebruik van. “Wat dat betreft was ’s mans goedertierenheid echt ongeëvenaard”, onderstreep ik Jayavarmans innemendheid nog maar eens.
“Fijne vent inderdaad”, verademt het trio, die de pret van gisteravond beter zegt te kunnen verwerken ind nabijheid van het serene water. “En zoals jullie zien plantte Jayavarman VII ook hier naga’s op de trappen die moesten toezien op het wel en wee van de badgasten…”
“Nou het gaat lekker hoor”, melden deze, “we voelen ons de koning te rijk!”

Goed waterbeheer was de kurk waarop het Khmer-rijk dreef
Onverstoorbaar ga ik door: “Water was het allesverbindende element in de Khmer-samenleving, de levensbron waarop hun welvaart gestoeld was. Maar naast het economische nut (“nee niet jij Nut, badder jij maar lekker door..”) had de vloeistof ook een religieuze betekenis. De Khmer was het niet ontgaan dat de hemel (het rijk van de goden) zich erin spiegelde, en zagen de reflectie eens temeer als een bewijs dat water heilig was. Dientengevolge vertrouwden zij het beheer van het vocht alleen toe aan diegene die met het goddelijke in verbinding stond.”
“De god-koning?”
“Juistem!”

Het einde van Angkor
Daar de animo voor een verdere verkenning van Angkor volledig is weggeëbd, besluit ik er maar een eind aan te breien: “Ruim vijf eeuwen lang waren de Khmer toonaangevend op het gebied van kunst, landbouw, architectuur en oorlogsvoering maar zoals Boeddha al eens had verkondigd; aan alles wat een begin heeft, komt ook een eind. Wat precies de ineenstorting van het rijk veroorzaakte is onder deskundigen nog altijd onderwerp van discussie maar een theorie luidt dat Jayavarman VII met de introductie van zijn boeddhisme de eerste stap naar het verval inzette.
Had de bevolking eerst altijd gedwee de bevelen van de god-koning opgevolgd, nu hen plotseling werd bijgebracht dat hun leider ook maar een mens van vlees en bloed was, verdween de motivatie om voor hem een nieuwe tempelberg op te richten. Temeer daar de boeddhistische leer eveneens predikte dat materiële zaken los gelaten moesten worden en dat men in plaats daarvan beter op zoek naar verlichting kon gaan.

Khmer ten onder aan oorlog en klimaatvernadering
“Dat deed de hiërarchische structuur binnen de maatschappij natuurlijk weinig goed”, begreep Vriend, maar Nut wees hem erop dat de boeddhistische Thai juist rond die tijd de Khmer naar de kroon stootten. “En de Thaise koning hanteerde eenzelfde beleid als de Khmer dus…”
“Jaja”, val ik haar in de rede, same, same, but different. Hoe dan ook; de Thaise invasie van 1431 betekende waarschijnlijk de doodsteek voor het Angkor-rijk. Het eens zo machtige imperium zou na de brandschatting van hun westerbuur nooit meer in de buurt van zijn voormalige glorie komen. De belangrijkste bron van alle problemen was evenwel het water wat hen zoveel gebracht had…”
“Hè?”
“Ja, water was de bron van al het leven, zei ik al eerder, maar helaas gold dat ook voor de malariamug. De bloedzuiger gedijde zo goed in het waterparadijs van de Khmer dat het insect de gemeenschap goeddeels decimeerde. Alsof dat nog niet erg genoeg was begon rond 1400 het klimaat te veranderen en ontstonden er als gevolg van een lange periode van extreme droogte aanzienlijke queesties rondom de voedsel- en drinkwatervoorziening. Oogsten mislukten en het irrigatiesysteem liep onoverkomelijke schade op. De situatie werd zo nijpend dat de toenmalige koning op een gegeven moment beval de hoofdstad dan maar naar het oosten te verplaatsen, daar waar nog wel genoeg water was.”

Ayutthaya neemt plaats van Angkor over
“En toen zagen de Thai hun kans schoon?”, denkt Vriend de inborst van zijn tegenwoordige landgenoten te kennen. “Inderdaad”, moet ik hem gelijk geven, “al wat toen nog overbleef plunderden zij naar hartenlust…”
“Ja hallo”, zegt Nut, “vind je het gek? De Khmer hadden ons eeuwenlang onderdrukt, mogen wij dan ook een keer wat terug doen?”
“Nou ik weet niet of dat nou conform de boeddhistische leer is. Boeddha gaf lessen in vergeving en het vermijden van het koesteren van kwade wil, en dat strookt niet met wraakneming. Wat ik wel weet is dat met het heengaan van het Angkorrijk het koninkrijk van de Thai aan gezag won. Hun hoofdstad Ayutthaya moet dan ook de volgende stop op onze werelderfgoedqueeste zijn.”
“Oh jee”, huivert Ech Nie, “ik voel alweer een retourtje Thailand aankomen…”
“Dat heb je helemaal goed schat, maar geen zorgen, dit keer hebben we allemaal het juiste paspoort bij ons en is een pasfoto niet benodigd.”
“Zeker weten?”
“Ech Wel!”
Ook wel eens Angkor Wat bezocht? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!

Praktische informatie
De quincunx (de vijfvorm zoals op een dobbelsteen) waarin Angkor Wat gerealiseerd werd, en die voor de hindoes het godenrijk symboliseerde, ziet men ook wel in het christendom terug. Zo vertegenwoordigden de vijf kerktorens van Doornik eveneens het Hemelse Jeruzalem, het equivalent van Christus.
De mythe van de regenboogslang is wijdverbreid, meer hierover in de studie van Triebels/Radboud Repository: enige aspecten van de regenboogslang
Het is een prachtig land, Cambodja, maar de idylle werd halverwege de jaren 70 ruw verstoord door de waanzin van de Rode Khmer. In hun streven een agrarische, communistisch heilstaat op te richten werd de bevolking gedecimeerd (1.7 van de 7 miljoen Cambodjanen brachten ze om het leven) en een groot deel van alle religieuze bouwwerken volledig verwoest.
Jaar van inschrijving: 1992
Lees ook: