Net als het weer is ook de rest van La Louvière vandaag grauw en grijs. Troosteloze arbeidershuisjes, rolluiken voor de ramen en een algeheel gevoel van verlatenheid. Dit is het Centrum van het Waalse steenkoolbekken, een vervallen mijnstreek in het Belgische zuiden. Ooit gonsde het hier van de bedrijvigheid maar sinds de laatste mijn in 1984 zijn deuren sloot, hangt over het gebied een schaduw van armoede en ontreddering. “Geweldig”, denk ik, en parkeer m’n auto aan de oever van het Centrumkanaal.

Centrumkanaal met een van de vier scheepsliften in La Louvière onder een grijs wolkendek
Grauw en grijs voeren de boventoon

De schoonheid van verval

Vroeger, in de begindagen van mijn werelderfgoedqueeste, kon industrieel patrimonium mij niet bekoren. Ik zag schoonheid in de natuur of in extravagante paleizen maar niet in verroeste machinerie of verruïneerde fabrieken. In 2014 veranderde dat. Op bezoek bij Zeche Zollverein ontdekte ik plots de charme van een oude kolenmijn en ondervond ik hoe stoer bonkig staalwerk kon zijn. Ik was meteen verkocht.

Weerzin tegen roestend erfgoed

Eenmaal thuis vertelde ik Ech Nie enthousiast over mijn nieuwste revelatie. Ik gaf aan dat verwaarlozing schitterend was en dat industriële monumenten voortaan niet meer door ons genegeerd konden worden. Uiteraard verwachtte ik van vrouwlief niets anders dan geestdriftige bijval, maar toen ik haar twee maanden later een gang naar Henegouwen aankondigde, verontschuldigde ze zich beleefd. “Wat nou, ik heb wel wat beters te doen? Er roesten daar twee Unesco-sites weg hoor!”

“Kan mij dat nou verrotten…”

“?”

“Ik til niet zo zwaar aan een paar scheepsliften!”

“Oh nee, en dat mijncomplex dan?”

“Dat is vooral jóuw complex, Ech Wel. Ik vind míjn studie belangrijker dan mijnbezoek…”

Zilverstalen hekwerken en scheepsliften in La Louvière
Bonkig staalwerk

Industrialisatie Wallonië

Als halverwege de 19e eeuw de Vlaamse economie ineenstort, een hongersnood uitbreekt en vervelende ziektes menigeen de das omdoen, zet de Belgische overheid vol in op de industrialisatie van het Waalse steenkoolbekken. Het zwarte goud moet het land redden van de ondergang. Om die reden dienen weiland en hoeve plaats te maken voor schoorsteen en fabriek en wordt van de gewone arbeider verwacht dat hij zijn levensritme niet langer laat bepalen door stal en seizoen maar dat hij zijn miserabele bestaan voortaan afstemt op het moordende tempo van klok, motor en schachtblok.

Aanleg Centrumkanaal

De investeringen doen hun werk. In korte tijd ontwikkelt Wallonië zich tot een van Europa’s meest geïndustrialiseerde gebieden. Grote hoeveelheden steenkool en ijzererts worden gedolven, hoogovens gloeien en lopende banden wandelen als nooit tevoren.

Op een gegeven moment is de vraag naar grondstoffen echter zo groot dat de waterwegen het niet meer aankunnen. De groei stagneert. Om dit probleem te verhelpen wordt in 1884 begonnen met de aanleg van een nieuw kanaal tussen de stroomgebieden Maas en Schelde.

Detailfoto, klinknagels en roest houden de scheepsliften bij elkaar
IJzersterk industrieel erfgoed

Overbruggen hoogteverschil

Het scheppen van een nieuwe waterweg had echter nogal wat voeten in de aarde. Nou was een beetje graafwerk voor Walen nooit een probleem geweest (per slot van rekening was de neolithische Belg hier duizenden jaren geleden al mee begonnen) maar zesenzestig meter hoogteverschil overbruggen bleek ook voor hen net iets teveel van het goede. Het glooiende landschap vormde een lastig te nemen horde en ingenieurs braken zich het hoofd over hoe dit obstakel moest worden overwonnen.

Spitten ging niet en ook sluizen boden geen soelaas; beide waren veel te duur en tijdrovend. “Awel”, zei de directeur van de wegenbouw, “als de schepen dan de trap niet op kunnen, (verschillende sluizen achter elkaar noemt men ook wel een watertrap) waarom bouwen we dan geen lift?”

“Eureka!”, riepen de technici in koor, “dat is het!”

Zilvergrijze trap naar een van de scheepsliften
De vraag was: hoe overbruggen we het hoogteverschil zonder trap?

Wet van Archimedes

De kreet “Eureka!” (Ik heb het!) is afkomstig van de Griekse uitvinder Archimedes. Na een tijdlang zich het hoofd te hebben gebroken over een vorstelijke opdracht – bewijs dat de koninklijke kroon uit massief goud bestaat zonder het majesteitelijke hoofddeksel te beschadigen – vond de natuurkundige op zeker moment de oplossing bij het nemen van een weldadig bad. Hij merkte op dat het water in de kuip steeg zodra hij ging zitten en concludeerde daaruit: de opwaartse kracht die een lichaam in een vloeistof of gas ondervindt is even groot als het gewicht van de verplaatste vloeistof of gas.” Blij met deze vondst, stormde de professor poedelnaakt zijn huis uit en holde al “Eureka!” roepend naar de Sire van Syracuse.

Grote waterbak hangt tussen twee stalen liftconstructies
De wet van Archimedes zorgt dat de ene waterbak de andere doet stijgen

Hydraulische scheepsliften

De Belgen beseffen dat de wet van Archimedes hun hoogteprobleem kan oplossen en verwerken het idee in vier hydraulische scheepsliften. Hoe het allemaal precies in elkaar steekt is nogal een moeilijk verhaal maar het komt er op neer dat je met één dalende waterbak en een hoop buizen en cilinders, een andere bak met water kan laten stijgen. Elektriciteit is daarbij niet nodig, als alles juist is afgesteld gaat het helemaal vanzelf.

Buitenaardse wezens

Hoewel de techniek me boven de pet gaat, bewonder ik de robuuste, onverzettelijke gestaltes boven het Centrumkanaal. Ze doen me op de een of andere manier denken aan enorme buitenaardse wezens die door de mens getemd zijn en nu gedwongen worden om scheepjes van A naar B te verplaatsen. Op het moment van mijn bezoek zijn ze daar trouwens niet heel erg druk mee; het kanaal ligt tussen lift 2 en 3 volkomen droog en boten zie ik in de verste verte niet.

Scheepsliften van La Louvière ogen als een abstract kunstwerk van staal
Knap staaltje kunst

Goede tijden…

In 1917 worden de vier scheepsliften eindelijk opgeleverd. Een goede timing, want nu het einde van de Eerste Wereldoorlog nadert, stijgt de vraag naar kool en staal enorm. Voor de wederopbouw zijn veel grondstoffen nodig en al snel vormt het Centrumkanaal het hart van een welvarende industrie. Even dreigt de crises van de jaren dertig roet in het eten te gooien maar gelukkig volgt een tweede wereldoorlog en kan de wederopbouw opnieuw beginnen.

…slechte tijden

Helaas komt aan deze gouden zwarte periode ook weer een eind. Als een derde wereldoorlog uitblijft begint de geoliede machine te haperen; steenkool uit overzeese gebieden wordt goedkoper, olie en gas rukken op, staalbedrijven trekken weg, verpaupering begint en de onrust neemt toe. Mijnwerkers kunnen zich maar moeilijk neerleggen bij de nieuwe werkelijkheid en komen massaal in opstand. Zij accepteren geen ontslag en dwingen de regering tot verregaande concessies.

Oude schuit in Centrumkanaal met fabriek en een van de vier scheepsliften op de achtergrond
Oude schuit waarin vroeger de kolen en erts werden vervoerd

Staat dekt steenkoolindustrie

De staat belooft de arbeiders werk en een goed pensioen en spreekt met het bedrijfsleven af dat eventuele verliezen voortaan voor rekening van de overheid komen. Om ook de scheepvaart weer vlot te trekken, besluit men over te gaan tot de bouw van een nieuwe scheepslift. De moderne boten zijn namelijk veel groter dan de oude schuitjes en passen niet meer in de liftcabines van weleer.

Helaas leiden de maatregelen dit keer niet tot het gewenste resultaat. De overeenkomsten werken slechts grootschalige fraude in de hand, de mijnwerkers delven na de kolen ook het onderspit en de nieuwe lift wordt pas opgeleverd als de eens zo machtige mijn- en metaalindustrie allang is overleden. Sta je dan met je nieuwe, peperdure scheepslift; even werkeloos als bijna alles en iedereen in deze streek.

Een van de vier scheepsliften in een Centrumkanaal vol kroos
Oude rot, een van de scheepsliften die niet meer voldeden aan de moderne maatstaven

Teloorgang die je raakt

“Fantastisch”, denk ik, zo’n stilleven van staal dat schittert in grauwgrijze misère. La Louvière mag dan niet moeders mooiste zijn, ik word haast poëtisch van zijn ontroerende eerlijkheid. Dit is monumentenwerk voor mannen. Niks geen tierelantijntjes of barokke overdaad, deze scheepsliften zijn gewoon keihard, recht voor zijn raap en eenvoudig excellent.

Omdat ik hunker naar nog meer noeste arbeidersromantiek stap ik in mijn wagen en zet koers naar Grand Hornu. De Waalse kolenmijn is al een paar decennia gesloten en lijkt mij alleen daarom al de ideale voortzetting van een miezerige dag als deze. Als het een beetje meezit tref ik er zelfs een nóg beroerder zooitje aan dan hier. Zou dat niet heerlijk zijn?

Ik weet het, ik ben een triest figuur.

Ech Wel!


Ook een liefhebber van de scheepsliften in het Centrumkanaal, verzot op verval of gewoon net zo zielig als ik? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!

Praktische informatie

Lift nummer 1 bevindt zich in Houdeng-Goegnies, nummer 2 in Houdeng-Aimeries, nummer 3 in Strépy-Bracquegnies en nummer 4 in Thieu. (de drie eerstgenoemden zijn allemaal deelgemeenten van de stad La Louvière) Thieu is ook de locatie van de moderne scheepslift.

Zowel vanaf het water als vanaf de kant (het jaagpad langs het kanaal) kunnen de scheepsliften bewonderd worden.

Jaar van inschrijving: 1998
Officiële website: Canal du Centre


Lees ook:

Op het Canal du Midi laten vernuftige waterwerken iedereen sprakeloos
Vizcaya brug, ijzersterk erfgoed aan het strand van Bilbao