Natuurlijk, een roadtrip door Thailand is al eng genoeg, maar als je getrouwd bent met een werelderfgoedreiziger die ook nog eens een jungletocht door het nationale Park Khao Yai wil maken dan heb je pas echt reden tot paniek…
“Nee hoor Ech Wel, ech nie! Geen denken aan.”
“Wat denk je zelf, Ech Nie? Ech wel!
“Maar in het bos zijn wilde dieren, schat. Dat is toch hartstikke gevaarlijk?”
“Niet als je een ervaren gids meeneemt, meissie, dan is het volkomen veilig.”
Bobby’s Jungle Tour
Normaal gesproken hebben we het niet zo op gidsen, maar met de aanstaande boswandeling in gedachten had ik bij Bobby’s Jungle Tour toch maar wat begeleiding geregeld. Het op eigen gelegenheid verkennen van een tropisch regenwoud leek me namelijk niet zo verstandig. Dan zouden we geheid verdwalen.
“Maar waarom kies je dan weer voor anderhalve dag, Ech Wel? Dat is toch nog steeds bloedlink?”
“Omdat kenners beweren dat dát de meest intense ervaring oplevert.”
“Die zijn niet goed…”
“Nou ja, er zijn inderdaad genoeg anderen die stellig volhouden dat tweeëneenhalve dag het absolute minimum is…”
“Joh, al riepen ze dat een week verplicht was dan ging ik nog niet. Ik ga ech nie overnachten in het oerwoud hoor. Queeste of geen queeste!”
“Weet ik toch, bange poeperd. Daarom gaan we ook maar anderhalve dág. Dan kunnen we gewoon thuis slapen. Alleen bij langere tochten wordt er in het park gekampeerd.”
Zwemmen in een natuurlijke bron
Wanneer ik Ech Nie een beetje uit de doeken heb gedaan wat de bedoeling is, geeft ze na lang aarzelen eindelijk toe. We zijn met z’n vieren dit keer (een in Thailand woonachtige vriend en zijn Thaise vrouw vergezellen ons) en ze wil toch ook geen spelbreker zijn. Met haar weifelende goedkeuring op zak laat ik Bobby weten dat hij ons de andere dag om 14.30 uur kan komen ophalen. “Allrightie”, antwoordt hij opgewekt, “en vergeet je zwemkleding niet.”
Een beetje rare opmerking vindt Ech Nie, maar als we 24 uur later door hem aan de oever van een natuurlijke bron worden afgezet, begrijpt ze hem beter. Jammer alleen dat het net bij aankomst begint te plenzen. “Oh ja, das waar ook. Het is regenseizoen…”
Vleermuisgrot
Van zwemmen komt niet veel, dus hobbeldebobbelen we na het bestuderen van een miljoenpoot (die Bobby kunstjes op zijn hand laat doen) verder achterin zijn pick-up truck. Volgende stop is een grot waarvan men zegt dat die miljoenen vleermuizen herbergt.
Gewapend met een zaklamp betreden we het ondergrondse. Het is een duister naar ammoniak stinkend hol waarin we slechts dat kunnen zien wat we met ons schijnsel doen oplichten. In het begin ontwaren we slechts een enkel beestje tussen de stalactieten, maar als onze ogen een beetje gewend zijn dan beseffen we dat wat wij eerst voor vlekken op de wand aanzagen in feite duizenden bloeddorstige vampieren zijn. “Gadverredamme”, rilt Ech Nie, “het lijkt wel of we bij Dracula op bezoek zijn…”
In Khao Yai loert het gevaar overal
“Geen zorgen”, meldt Bobby, “deze zoogdieren voeden zich alleen met insecten.”
“Weet je dat wel zeker?”, vraagt Ech Nie wantrouwend.
“Absoluut.”
“En die krengen blijven toch ook wel echt aan het plafond hangen hè? Het is niet dat ze ons zo meteen om de oren vliegen?”
“Nee hoor, mevrouw, in diepe rust gaan ze nergens heen. Maar als straks de schemering inslaat dan vertrekken ze met z’n allen richting Khao Yai om zich daar aan de vele muggen en vliegen tegoed te doen.”
“Okee, maar voor nu hebben we dus niks te vrezen?”
“Niet van de vleermuizen nee. Al zou ik hier wel goed uitkijken voor vogelspinnen, zeker met die teenslippers van je…”
Vleermuizen gaan dineren in het oerwoud
Daar Ech Nie bij het horen van die laatste opmerking direct op tilt slaat (en wij zelf ook willen voorkomen dat die achtpotige monsters hun kaken in onze voeten zetten) besluiten we in gezwinde draf weer naar buiten te gaan. Bobby vindt het allang best. Hij dirigeert ons de laadbak van zijn auto in en rijdt ons daarna naar de hoofdact van de avond; de grote vleermuizenshow.
“De grote vleermuizenshow?”
“Ja, zoals ik net al zei jagen onze gevleugelde vrienden tegen het vallen van de avond op insecten in de jungle. Hun massale vlucht daar naar toe is een waar spektakel.”
Na een half uurtje hotsebotsen over moeilijk begaanbare wegen blijkt Bobby daar niks teveel mee te hebben gezegd. Staande in het open veld is het even wachten voordat we de eerste kleine groepjes voorbij zien komen maar niet veel later heeft zich boven onze hoofden een langgerekt lint van vleermuizen gevormd. Het gefladder is bepaald niet van de lucht. “Wauw!”, zegt ook een onder de indruk zijnde Ech Nie, en ze grapt tegen Bobby: “this is not bat man.”
Bloedzuigers, dino’s en apen
De volgende morgen ruilen we de zwembroek in voor een trainingsbroek en krijgen we van de nieuwe Thaise gids tevens wat weinig modieuze kniesokken uitgereikt. “Waar zijn die voor?”, wil Ech Nie weten.
“In the rainingseizoen zijn bloedzuigers nogal actief mevrouw. Dit moet voorkomen dat ze in je broekspijpen kruipen.”
“AAAAAAH, jakkiebah!!!”
Bij de ingang van het Khao Yai National Park vrees ik echter met nog veel grotere griezels in aanraking te komen. De entree doet mij sterk denken aan de film Jurassic Park en het lijkt mij daarom niet onwaarschijnlijk als er straks vanuit de ons omringende wildernis een hongerige Tyrannosaurus rex opdoemt.
Gelukkig blijkt het welkomstcomité uit veel vriendelijkere bosbewoners te bestaan. Ma- en pakaken staan ons langs de kant van de weg op te wachten en smeken ons met banaanvragende ogen om voedsel. “Niet voeren!”, buldert de opzichter, en rijdt dieper het woud in.
Onberispelijk Nationaal Park
Wat ons direct opvalt is de smetteloze staat van het park. Wie weleens in Thailand is geweest, weet dat zijn inwoners het over het algemeen niet zo nauw met het milieu nemen. Vuil ligt vaak op de gekste plaatsen metershoog opgestapeld en alles wat niet langer nodig is wordt net zo makkelijk in de paradijselijke natuur achtergelaten. Vooraf maakte ik me dan ook een beetje zorgen over wat we in Khao Yai zouden aantreffen, maar dat bleek dus onterecht. Geen rondzwervend afval te bekennen.
Bezoekerscentrum Khao Yai
Het bezoekerscentrum is daarentegen weinig verheffend. Ondanks dat onze begeleider er hoog van opgeeft zijn wij er na tien minuten wel klaar mee. Omdat het alleen nog even duurt voordat hij ons op komt halen, doden we bij een rustig stromend watertje de tijd met het spotten van bijzondere vlinders. Dat er nog veel meer fauna te bewonderen valt, toont onze reisleider bij zijn terugkeer. Hij wijst ons op goed gecamoufleerde hagedissen, harige rupsen en enkele handgrote, bontgekleurde spinnen. Vooral die ene die net bezig is met het naar binnen slurpen van een in zijn wereldwijde web verstrikte sprinkhaan vervult Ech Nie met afschuw. IIIIIIEEEEUUUUWWWWW! Hoe goor!!
Spannende momenten bij begin boswandeling
Nog enger wordt het als we kort daarna aan onze safari beginnen. Eigenlijk hadden we gedacht dat onze trip over een geëffend pad langs de randen van het bos zou lopen, maar wanneer onze scout plots een groot kapmes tevoorschijn haalt en zich driftig een weg door de dichte begroeiing slaat, realiseren we ons dat we dat niet helemaal goed hebben ingeschat. “Come on”, roept hij, “follow me”.
Zonder dralen zet onze Thaise dame de achtervolging in, dan ga ik, vervolgens Ech Nie en mijn kameraad sluit de rij. Het gaat meteen mis. De doorgang die de gids voor ons gemaakt heeft, blijkt veel te klein voor ons westerlingen (die ongeveer een halve meter groter zijn dan de Thai) waardoor ik reeds na drie stappen het web van zo’n vuistdikke horrorspin doorklief. “Gadverredamme!”, gil ik, en sla met wilde gebaren het kleverige spinrag van me af. Ech Nie schrikt zo van de levensgrote tarantula dat ze onmiddellijk in paniekmodus schiet en daarna gaat ook, als gevolg van alle consternatie, mijn maat plat op zijn gezicht. Zo, dat begint goed…
Walk in the Park
Het duurt even voordat we allemaal weer bij zinnen zijn. Terwijl m’n kompaan zijn wonden likt en ik me van alle plakkerige resten ontdoe, barst vrouwlief in een onbedaarlijk snikken uit. “Ik kan dit niet. Ik vind het gewoon eng. Ik had me nooit moeten laten ompraten.”
“Kom, kom meissie, haal even rustig adem. Niks aan de hand.”
“Maar wie weet wat we straks nog allemaal tegenkomen, Ech Wel? Wat er in het struikgewas ruist?”
“No worries mam”, sust ook de baanbreker, “écht gevaarlijke dieren hoor je niet aankomen…”
“Boehoehoe!”
“Take it easy. Whereever we go, if you can not trek it any longer dan zijn we binnen notime weer bij de asfaltweg.”
“Ech waar?”
“Really!”
“Okay than”, zegt ze na enkele minuten, “let’s move on.”
“Right miss, dat is de spirit. En wees niet bang, from now on it’ll be just like a walk in the park…”
De wonderen van Moeder Natuur
Dat het bos vol wonderen zit leren we al gauw. Onze bioloog laat ons proeven van bladeren die naar munt smaken, woudreuzen die naar kaneel geuren en vruchten die muggen op afstand houden. Het lijkt werkelijk of de Thaise allesweter het geheim van elke boom en struik kent. Bijkomend voordeel; hij weet het nog op een lollige manier over te brengen ook. Wanneer hij met een of ander stuk loof een geinige maskerade houdt weet hij zelfs Ech Nie weer aan het lachen te krijgen.
Biodiversiteit Khao Yai
Khao Yai wordt geroemd om zijn biodiversiteit. Ruim drieduizend verschillende plantensoorten vormen de vruchtbare habitat van ongeveer 112 verschillende zoogdieren, 205 reptielen en amfibieën en 392 vogels. Volgens ingewijden is het ruim 2000 km2 grote park daarmee de beste plaats om in Thailand wild te spotten. Onder de iconische dieren bevinden zich de (ernstig) bedreigde tijger, Siamese krokodil en Aziatische olifant.
Aziatische olifant
Stilletjes hopen we allemaal dat een kudde dikhuiden vandaag ons pad kruist, maar onze leidsman waarschuwt dat zo’n ontmoeting niet altijd goed afloopt. “Olifanten kunnen ook heel agressief zijn. Zeker als het vrouwtjes betreft die hun jongen willen beschermen of bullen die in hun musthperiode zitten.”
“Musth?”
“Ja, als de hormonen hen door het lijf gieren en ze “moeten” paren, dan kan je ze maar beter mijden.”
“Geen must(th)-see dus”, concludeert Ech Nie gelijk.
Tijgers gespot
“En moeten we ook nog bang voor tijgers zijn?”, vraag ik.
“Dat denk ik niet. In al die jaren dat ik hier werk ben ik er in ieder geval nog nooit ééntje tegengekomen.”
“Nog nooit?”
“Nee jammer genoeg niet. Al begreep ik laatst wel dat een wildcamera er enkele heeft vastgelegd. Dus er is nog hoop…”
“Nou, laten we hopen van niet”, verzoekt Ech Nie angstig.
Dierenrijkdom
“Maar voor de rest heeft u alles wel gezien?”, vraag ik oprecht geïnteresseerd.
“Yes, all of them.”
“Dus ook gibbons, stekelvarkens en blaffende herten?”
“That zijn veel voorkomende dieren, meneer, dus ja, zo vaak.”
“Okee, ietsje moeilijker dan. Ook sambar, gaur en gevlekte linsang?” (Ik denk ik toon hem maar gelijk even mijn zoölogische kennis)
“Yes, die ook.”
“En vliegende draken?”
“Yep.”
“Nevelpanters?”
“Sure.”
“Zwarte beren?”
“Yes smartass. Sterker nog. We lopen nu langs een berehol.”
“WAT?!”
“Maar zo te zien is die broodjes smeren…”
“Pfiiiieuw.”
Reuzeneekhoorn
Terwijl het hele dierenrijk van Khao Yai zo de revue passeert, wil het met het vinden van de beesten niet erg lukken. Verder dan een paar herten en een berg termieten komen we niet. Net als we denken dat Mowgli’s jungleboek voor ons gesloten blijft, spitst de Thaise bosjesman ineens zijn oren. Hij rent met zijn drietand van ons weg, richt zijn verrekijker op de boomtoppen en gebaart dan dat we naar hem toe moeten komen. Als we even later aandachtig door het glas turen zien we een reuzeneekhoorn druk bezig met zijn dagelijkse beslommeringen. “Wauw!”
Waterval Haew Suwat
Na de safari krijgen we eerst een heerlijke lunch voorgeschoteld en wordt ons vervolgens een verrukkelijk toetje opgediend. Khao Rom met Haew Suwat. (de een is een uitzichtpunt, de ander een fraaie waterval) Het hoogtepunt van de dag komt echter pas als we op het punt staan Khao Yai te verlaten. Net op het moment dat de hemelsluizen zich boven ons openen (Khao Yai is tenslotte een tropisch regenwoud) opent onze expert behoedzaam het portier van de auto en fluistert zachtjes: “Great hornbill!”
Dubbelhoornige neushoornvogel
“What?”
“Sssst. Overthere in the tree!”
“In de tree? Er staan zoveel bomen, welke bedoel je?”
“Daar!”
“Waar?”
“Kijk dan hier in de telescoop, dan zijn ze goed zichtbaar.”
En inderdaad, starend door de kijker zien we eindelijk een van Khao Yais meest tot de verbeelding sprekende dieren; de dubbelhoornige neushoornvogel. En nu we weten waar we moeten kijken, zien we dat hij er samen met nog tig anderen zit. “Wauw!”
Plotseling schrikken de dieren ergens van en komt de hele meute in beweging. Een stuk of twintig reuzen (ze hebben een spanwijdte van anderhalve meter) vliegen krijsend over ons heen. Geweldig, Een waar Avatar-momentje.
“Mooi hè, Ech Nie, die wilde dieren in het bos?”
“Ech Wel!!”
Ook wel eens een jungletour door Khao Yai gemaakt? Olifanten of ander wild gezien? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Het Dong Phayayen-Khao Yai boscomplex overbrugt 230 kilometer tussen het Nationaal park Ta Phraya (op de grens met Cambodja) in het oosten en het Nationaal park Khao Yai in het westen. In totaal bestaat het werelderfgoed uit vijf nationale parken, naast Khao Yai zijn dit:
- Thap Lan NP
- Pang Sida NP
- Ta Phraya NP
- Dong Yai WS
Men kent er drie seizoenen; heet, (maart t/m mei), regen (juni t/m september) en koud (oktober t/m februari) Zoals met de meeste natuur in de wereld staat ook dit gebied onder druk. Met name de illegale jacht en houtkap blijft een probleem.
Het park ligt ongeveer 200 kilometer ten noordwesten van Bangkok. De stad Pak Chong is voor toeristen de meest gangbare uitvalsbasis.
Jaar van inschrijving: 2005
Officiële website: khaoyainationalpark
Lees ook:
– Run forest run, op de loop in Redwood National Park
– Op zoek naar verlichting bij de tempels van Sukhothai