Misnoegd word ik wakker die morgen, alleen en met een spijker in mijn kop. De kwart liter wijn die de Heilige Benedictus had aanbevolen was die avond daarvoor ruimschoots overschreden. Geen zonde, weet ik, want wanneer het warm is in de zomer dan is een grotere hoeveelheid drank toegestaan. Hoeveel precies bepaalt de meester, maar afgaande op mijn brakke gesteldheid was die gisteren bijzonder ruimhartig.

Hoe de monniken behoren te slapen

Aan te kleden hoef ik me niet. Waarschijnlijk was ik gisteren te bezopen om me uit mijn zwart-witte tuniek te hijsen Conform de Regel ben ik klaar voor het Heilig Concilie. Laat ze allemaal op dezelfde plaats slapen, had ons aller Sint reeds in de zesde eeuw voorgeschreven, maar gezien de eenzaamheid waarin ik verkeer hadden mijn broeders (of in dit geval mijn zusters) dat gebod vannacht aan hun sandaal gelapt. Reden voor een berisping, dunkt mij, en dus been ik korzelig naar de belendende kamer. Als ik de twee langslapers op hun mat zie liggen, spoor ik ze op niet mis te verstane wijze aan; “Sta op nietsnutten, de goddelijke lofprijzing wacht!”

“Jaja, rustig…”, luidt het ongeïnspireerde antwoord.

Omwille van de waakzaamheid brandde in de slaapzaal de hele nacht een lamp

Over het koorgebed in de nacht

Ik zing u dagelijks zevenmaal lof, schreef Psalm 119, 164 voor, en dus daal ik alvast de trap af en wijd me aan het koorgebed. In de duisternis van de vroege ochtend zend ik mijn hymnes hemelwaarts. Ik ervaar de pijn van de vervolgde Christus, Zijn eenzaamheid en sterven. Maar na mijn plicht te hebben vervuld, herrijs ik uit mijn geknielde toestand en vertoorn me over de afwezigheid van mijn discipelen. Als dit zo doorgaat blijft het niet bij een berisping maar zal ik het duo ernstig moeten vermanen. Geërgerd over de gang van zaken besluit ik korte metten met hun nalatigheid te maken: “Luister naar de richtlijnen van uw meester en neig naar het oor van uw hart…”, schreeuw ik in de deuropening van het dormitorium.

“Papaaaa”, reageert Ech Leuk chagrijnig, “doe effe normaal. We willen slapen!”

“Nee, mijn kind. Aanvaard gewillig de vermaningen van uw liefhebbende vader en breng ze metterdaad ten uitvoer!”

Gods boodschapper op een stenen doodskist. Een engelbewaarder bestaat…

Over de excommunicatie als straf voor overtredingen

Tot mijn diep verdriet landt de geestelijke lezing waarmee ik het stel lustelozen oorwas niet in vruchtbare grond. Sterker nog; in plaats van het schaamrood dat hen op de kaken zou moeten staan, wagen zij het om op een brutale manier met hun voorganger te redetwisten: “Oh eerwaarde die deze avond zo ongenadig hard lag te ronken, die de nachtelijke uren zo bruut verstoorde dat verdrijving onze enige toevlucht was; verstoort toch niet opnieuw onze stilte maar gehoorzaam aan de wil uwer commune. Gaat heen en verlaat onze schamele bedstede…”

Het zedenverval van mijn twee gezusters valt mij zwaar. Waarom treden juist deze twee dienaren, die toch gewis zouden moeten zijn van de Heilige Drie-Eenheid zwijgzaamheid, volgzaamheid en nederigheid, mij zo boosaardig tegemoet. Wat bezielt hen?

“Maar mijn geliefden, weet dat het zalige klooster van Poblet de volgende stop op onze queeste is. Mochten jullie jullie niet onmiddellijk de sterke en roemrijke wapenen der gehoorzaamheid opnemen dan zie ik mij gedwongen jullie van een bezoek uit te sluiten.”

Waar hij ook gaat, de monnik houdt altijd het hoofd gebogen. Hij is het niet waardig zijn ogen ten hemel op te slaan

Over de broeder die niet ver weg gaat

Daar er in de twee lamlendigen geen beweging te krijgen is, besluit ik niet veel later alleen op pad te gaan. Weliswaar ietwat verbitterd over het gebrek aan discipline bij mijn geloofsgenoten, maar tegelijkertijd in de vaste overtuiging dat God alleen kan worden gevonden als de wereldergoedmissie is voltooid. Dat die aanstaande heerlijkheid mijn vrouwen volkomen koud laat is iets van later zorg.

Terwijl ik mij voortbeweeg door het ruige, strenge landschap vraag ik de Heer in een volhardend gebed of Hij mijn onderneming tot een goed einde wil brengen. “Voor nu en in de toekomst. Tevens verzoek ik U, oh ware Koning, om met de hulp van Uw genade mijn gevolg bij te staan.” Het gelanterfant van zo-even heeft wat mij betreft ondubbelzinnig aangetoond dat zij niet begrijpen welk een vreugde er in het bezoeken van Unesco-sites schuilt. “En als U toch bezig bent, misschien dat U ze dan meteen kan bijbrengen dat de queeste bijdraagt aan de persoonlijke ontwikkeling van het individu en de saamhorigheid van de gemeenschap?”

Puerta de Prades, de toegangspoort waar Maria de bezoeker welkom heet

Over de stichting van het klooster van Poblet

Poblet is een typisch cisterciënzerklooster. Geheel in de traditie van de orde stichtten Franse religieuzen de abdij in 1150 op een afgelegen plaats in de woestenij. Daar, geïsoleerd aan de voet van het Prades-gebergte en in de schaduw van de uitgestrekte populierenbossen (Poblet is een afgeleide van het Latijnse woord populetum, wat populier betekent) deden de witte habijten de Schepping nog eens dunnetjes over. Men bracht het land in cultuur door bomen te rooien, aarde te bewerken en gewassen te kweken. De oogsten die het resultaat van hun zware arbeid waren dienden niet alleen de monniken van hun dagelijks brood te voorzien (men werd geacht zichzelf te bedruipen) maar waren ook bedoeld om te kunnen delen met de behoeftige medemens.

Hoe men gasten moet ontvangen

Ontvang alle gasten alsof ze Christus zelf zijn, gebood de Sint zijn volgelingen, en dat is ook wat ik op een bord lees nadat ik de halfronde kloosterpoort gepasseerd ben. Hier wordt de Regel tenminste nog gehandhaafd, stel ik tevreden vast. Met de meest liefdevolle voorkomendheid word ik vervolgens naar het voormalige huis van de portier geleid en krijg ik aldaar een film over het reilen en zeilen van de abdij aangeboden. Eenmaal geschoold in de tucht ben ik vrij om me over het terrein van de kloosterlingen te bewegen. Vluchtig inspecteer ik de plaats waar vroeger de paardenstallen, opslagruimten, boerenvertrekken en landbouwgronden lagen en ga daarna, geleid door het Evangelie, voort op mijn weg.

De Gouden Poort moest in 1493 gereed zijn om de koning die de Reconquista voltooid had waardig te kunnen ontvangen

Over de dagelijkse handenarbeid

Ledigheid is de vijand van de ziel, dat hoeft niemand mij te vertellen. Zodra een mens niets om handen heeft, liggen spanning en gepieker op de loer. In ernstige gevallen brengen zondige gedachten zelfs het hoofd op hol. Gelukkig bestaat er tegen al die ondeugden een prima remedie: hard werken. Hard werken brengt orde in een chaotisch innerlijk, temt de begeerten van het vlees en beantwoordt aan de lokroep van de Heer die Zijn arbeider zoekt. Eerst dan zijn zij monniken als zij leven van het werk van hun handen, stelde de gezegende al. Een waarheid die helaas ver af staat van de onverschilligheid die mijn lorejassen hedenmorgen aan de dag legden. De wijl ik bij de tweede poort arriveer, de gouden, bezin ik mij op de straf die hen te wachten staat.

Over de bidplaats van het klooster

De poort dankt zijn naam aan Filips II, de allerkatholiekste koning, die de deuren met vergulden platen liet bekleden (maar die inmiddels ook allang weer verdwenen zijn). De onderdoorgang leidt naar een groot plein dat is omringd door een aantal gebouwen (zoals het paleis van de abt, een schrijnwerkerij, een pelgrimsziekenhuis en een kapel). Omdat ik de Geest echter hoor zeggen; Komt mijn zoon, luistert naar mij. Ik zal je onderrichten in de vreze des Heren, richt ik me resoluut op de voor mij liggende omwalling en zijn twee poorten. Die ene tussen twee torens is de koninklijke ingang, de ander, die wordt geflankeerd door de twee grootheden van de cisterciënzer orde, Sint Benedictus en Sint Bernardus, betreft de entree naar de abdijkerk. Uiteraard verkies ik laatstgenoemde.

Over cisterciënzer kerkenbouw en architectuur

In de Regel schreef Benedictus niks over hoe een kerkgebouw er uit diende te zien, maar van die andere heilige, Sint Bernardus, weten we dat de cisterciënzers niets van uiterlijk vertoon moesten hebben. De geestelijk vader van de orde verklaarde eens: In het huis van God mag niets aanwezig zijn dat riekt naar hoogmoed, overtolligheid of wat ooit de armoede kan aantasten. (armoede werd door de cisterciënzers als een van de grootste deugden gezien) Rijke decoratie leidde alleen maar af van de Blijde Boodschap, zo was de gedachte, en daarom moest praalzucht te allen tijden worden vermeden. In plaats daarvan streefden de broeders naar een strikt minimalisme in hun architectuur.

“De soberheid van de decoratie legt contact met de gemeenschap van het vrederijk”

Over de zuiverheid

Bij het betreden van het godshuis constateer ik tevreden dat kleurrijke fresco’s en andere overbodige opsmuk hier inderdaad geheel ontbreken, maar dat deze bouwkundige zuiverheid geenszins afbreuk doet aan de serene schoonheid van het gebouw. De sobere stenen, hoge pilaren en kale kruisgewelven vormen in samenspraak met het binnenvallende daglicht een mooi lijnenspel dat mij tot tranen toe ontroerd. De mystieke sfeer van de bidplaats wordt nog eens versterkt door de stemmige orgelmuziek die door de ruimte schalt. (waarbij ik het geluid van de restauratiewerken maar even voor lief neem).

De koninklijke kapel herbergt de resten van zes monarchen en hun vrouwen

Over het koninklijk pantheon

Voortschrijdend richting het oosten, mijn ogen geopend naar het goddelijk licht, zie ik dat de cisterciënzers hun idealen in de loop der tijden “ietwat” hebben lieten vieren. Voor de bewaring van de beenderen van de meest glorieuze koningen die ooit tot het huis van Aragon behoorden (het huidige Spanje was destijds opgedeeld in meerdere koninkrijken waarvan Aragon er een was) construeerden ze vanaf 1340 een bijzonder ingenieus en origineel pantheon. De royale sarcofagen liggen niet, zoals te doen gebruikelijk, in een nis of tegen de wand, maar bevinden zich op twee fijn gebeeldhouwde bogen die tussen de pilaren van het dwarsschip opgetrokken zijn.

Over de lof van de Moedermaagd

De gotische sculpturen op de stenen doodskisten zijn van een verbluffende grootsheid, maar worden in luister nog overtroffen door het onvoorstelbaar luxe beeldhouwwerk in het koor. Het albasten altaarstuk is gewijd aan Maria, de heilige Maagd, die de patrones van de cisterciënzers was. Zij staat in het midden van het werk en wordt terzijde gestaan door drie mannelijke en drie vrouwelijke heiligen. Boven haar zijn de zeven vreugden van de Vruchtbare Moeder uitgebeeld, (met in het midden haar tenhemelopneming) onderop staan diverse scènes uit de Passie (gebed in het hof van Gethsemane, arrestatie, geseling, veroordeling en val op weg naar Golgotha) en bovenaan kan men Jezus met de twaalf apostelen zien. In de top bevindt zich tenslotte de gekruisigde Heiland.

Maria met kind vormen de grootste sculptuur in een groots altaarstuk

Over degenen die fouten maken in het koor

Hoewel van een ongelofelijke splendeur kostte het retabel ook enorm veel geld. Geld wat wellicht beter aan de armen had kunnen worden besteed, zo meende menig monnik. De gemeente vroeg zich dan ook af of de uitgaven wel conform de Regel waren? Was de cisterciënzer orde niet juist opgericht om onbaatzuchtig, matig en barmhartig te zijn? Stond er niet geschreven dat de monnik zich met het allergeringste tevreden moest stellen? Wat gaf de abt dan het recht het gemeenschappelijk bezit aan zo’n opzichtig spektakelstuk te verkwisten?

De twijfel transformeerde in afkeer toen kort daarop het gerucht ging dat de vertegenwoordiger van Christus zich ten koste van de gemeenschap verrijkt had. Dat was een kwaad dat met wortel en al moest worden uitgeroeid, zo had Benedictus reeds laten optekenen, en daarom werd de herder prompt door zijn kudde in het gevang gezet.

De beeldhouwer die het renaissancistische retabel vervaardigde kreeg nooit loon naar werken. De monniken weigerden de laatste betalingstermijn te voldoen omdat het marmer van inferieure kwaliteit was, gebreken vertoonde en door leerlingen was bewerkt…

Over de nederigheid

Dat zelfs een vroom heerschap als de abt zich door de arglistige duivel had laten verleiden toonde wat mij betreft eens te meer aan hoezeer het hellevuur nabij was. Eerst dan zullen wij zonder vlek voor Zijn aanschijn zijn, als wij ons immer hoeden voor de ongerechtigheid. Het is niet onze eigen wil die wij mogen doen, maar het is Zijn wil die ons moge geschieden.

De kloostergang doorlopend besef ik dat er wegen zijn die de mens recht toeschijnen, maar die uiteindelijk in het diepst van de hel uitmonden. Het is de dood die heeft postgevat bij de drempel van het genot en u daarom noodzaakt uw begeerten niet te volgen. Eeuwige heil is alleen voor hen die alle trappen der nederigheid beklimmen.

Het Paradijs dat de gehoorzamen wacht is symbolisch weergegeven in het claustrum, de galerij waarin ik overpeinzend m’n gang ga. (claustrum is een afgeleide van het Latijnse woord claudre, waar het woord klooster van afstamt) Het is tevens de enige plaats waar de monniken zich nog enige frivoliteit veroorloofden; enkele zuilen zijn aan de bovenzijden met eenvoudig blad- of geometrische motief versierd.

Over de besloten tuin

De afgesloten plaats, met zijn binnentuin en arcades, vindt zijn oorsprong in het atrium van de Romeinse villa. Het is een plek voor bezinning en meditatie. De vijver die de Romeinse binnentuin dikwijls sierde hebben de geestelijken vervangen voor een fontein, het zinnebeeld van de levensbron.

De binnenplaats vormt tevens de schakel tussen de belangrijkste vertrekken in de abdij; de kloosterkerk uiteraard, maar ook de kapittelzaal, de refter, de keuken en het scriptorium. In plechtige eerbied aanschouw ik ze allemaal. De kapittelzaal waar te midden van de laatste rustplaatsen van overleden oversten de Regel werd gelezen opdat geen enkele broeder of zuster onwetendheid kon beweren; de refter (gemeenschappelijke eetzaal) waar men voor alles onmatigheid vermeed; de keuken van waaruit de kellenaar, zonder een spoor van hooghartigheid, de broeders hun vastgestelde rantsoenen verstrekte, en het scriptorium waar ooit met behulp ganzenveer en schapenhuid de eerste Catalaanse tekst werd opgetekend.

De “Besloten Tuin” verwees niet alleen naar het Paradijs, maar ook naar de maagd Maria (zie ons verhaal over de Dom van Sint Maria in Hildesheim)

Over de gehoorzaamheid

Nadat ik ook nog even de slaapzaal heb aangedaan, waar negentien houten spitsbogen manhaftig het monumentale zadeldak dragen, visiteer ik als laatste de wijnkelder en de perserij. Ze doen me denken aan mijn twee gezusters thuis. Zonder gegronde reden waren zij afgeweken van de Regel, of, erger nog, zij hadden de desem van goddelijke gerechtigheid, de bevelen van hun meester genegeerd. Ach ja, de wijn maakt zelfs wijzen afvallig.

Trrrrrriiiiiing gaat het, Trrrrring. Een broeder zoekt geen contact met een andere broeder op de verkeerde uren, schiet het door me heen, maar het weerhoudt me er niet van de telefoon op te nemen. “Kommie nog een keer naar huis of hoe zit dat?”, vraagt moeder overste.

“Ik was net van plan huiswaarts te keren ja.”

“Mooi, want we willen naar het strand!”

“Naar het strand?”, herhaal ik verbaasd, maar er is reeds opgehangen.

De fontein had niet alleen een praktisch nut als wasplaats, het representeerde ook de rivier die in de Hof van Eden ontsprong

Over het betrekken van de zusters in het beraad

Weigerden ze eerst al iedere medewerking, nu constateer ik vol smart dat zij blijkbaar helemaal niet bereid zijn om de Regel in al zijn gestrengheid te accepteren. Tegen kwade, hardnekkige, trotse en ongehoorzame geesten make hij, onmiddellijk als ze iets misdoen, gebruik van roede en lijfskastijding, herinner ik me van Benedictus, en vang getergd aan met de terugreis.

Natuurlijk laat ik bij aankomst niets los van datgene ik gezien en gehoord heb, want dat kan een heel grote verwoesting aanrichten, maar roep de twee wel bijeen voor ampel beraad. De reden dat ik de kleine ook bij het overleg betrek is dat de Heer vaak aan jongere openbaart wat het beste is. “Waar bleef-ie nou?”, opent zuster Ech Nie de vergadering, en begint direct daarop met een verbaal potje moddergooien. Met opgeheven wijsvinger beëindig ik de sacrale queestie (hoeveel van die krengen moet je eigenlijk nog bezoeken) die ze aanstipt. “Als je het ware en eeuwige leven wilt hebben, weerhoud dan je tong van het kwade en laat je lippen geen bedrieglijke taal spreken.”

“Maar…”

De refter. Wat de kloosterlingen tijdens de maaltijd nodig hadden, dienden hun broeders hen zo aan te reiken dat niemand om iets hoefde te vragen (en kon een volstrekt stilzwijgen in acht worden genomen)

Over hen die herhaaldelijk gestraft zijn en zich niet willen beteren

“Nee, het is genoeg zo, ik wil dat jullie luisteren. Zie hier wat de heilige Benedictus van mij verlangt: Wanneer een zuster verzet pleegt en minachting toont voor de heilige Regel dan wordt zij terechtgewezen. Als zij zich niet betert wordt zij daarna publiekelijk berispt. Als zij zelfs hierna onhandelbaar blijft dan worden lijfstraffen toegepast.”

“Maar je gaat ons toch niet slaan?”, informeert Ech Nie rillerig.

Zoals bekend is de dwaas niet met woorden te verbeteren, schat. En bovendien; Sla uw dochter met de roede en gij zult haar ziel redden van de dood.

Nu begint ook Ech Leuk zich te roeren: “Maar dat mag helemaal niet, vader! Dat is stout.”

“Dat wil ik ook helemaal niet lieverd, maar als ik het niet doe dan rest mij slechts excommunicatie…”

De keuken. Al het gerei moest worden beschouwd als vaatwerk dat aan de altaardienst gewijd was

Over de ernstige vergrijpen

Ech Nie probeert de zaak te redden door een beroep te doen op de stabilitas loci, de gebondenheid aan een plaats. “Wij droegen verantwoordelijkheid voor onze omgeving, meester. Geveld door het bloed van Christus bleven wij standvastig op onze plaats. Niet omdat wij dat zo nodig wilden, maar omdat wij dat nou eenmaal hadden beloofd.”

“Ja tuurlijk, en net wilde je nog naar het strand… Maar buiten dat; zelfs als een zuster het onmogelijke wordt gevraagd dan moet zij het bevel van haar lastgever met alle zachtmoedigheid en gehoorzaamheid aanvaarden. Jullie hadden dus gewoon mee moeten gaan.”

“Okee, sorry, maar zou je dan misschien ook rekening kunnen houden met het onvermogen van de zwakken? Dat wij het dit keer lieten afweten was alleen maar een uitzondering die de Regel bevestigt…”

“Ik wil me best edelmoedig opstellen, maar dan spreken we wel twee dingen af.”

“Ja?”

  1. Accepteer dat de hogere toppen van wijsheid alleen bereikt worden als jullie mij volgen in de werelderfgoedqueeste
  2. Gedurende de rest van de missie onthouden jullie je van iedere vorm van commentaar

“Afgesproken?”

“Ech Wel!”


Ook wel eens het Poblet klooster bezocht? Je aan de Regel van Benedictus gehouden of ongehoorzaam geweest? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!

Op de vloer van de kapittelzaal zijn de grafstenen ten behoeve van eerdere abten te zien

Praktische informatie

De ware christen had het natuurlijk allang opgemerkt, dit verhaal is doorspekt met de Regel van Benedictus, een van de basisteksten van de Westerse cultuur. De Regel was (en is) een richtsnoer voor het monastieke leven en beoogde door middel van aandachtig werk en eerbiedig gebed een veredeling van het hart bereiken. Na de Bijbel gold de Regel lange tijd als de meest gelezen tekst.

Zoals wel vaker heeft ook dit klooster een link met de Reconquista, de katholieke herovering van Spanje op de Moren. De grond waarop de abdij gebouwd werd, werd de cisterciënzers geschonken vlak nadat het op de islamieten was buitgemaakt, de koningen die er begraven werden hadden allemaal hun aandeel in de “heilige oorlog tegen de ongelovigen” en na het voltooien van de Reconquista voelde de toenmalige (zegevierende) vorst de niet weerstaanbare aandrang om in het klooster van Poblet hulde te komen brengen.

Na het uitsterven van het Aragonese koningshuis begon langzaam het verval van het werelderfgoed. Een nieuw royaal pantheon werd gebouwd in het kloosterpaleis Escoriaal van Filips II.

Adres: 43448 Poblet, Tarragona, Spanje
Jaar van inschrijving: 1991
Officiële website: Poblet.cat

Lees ook:

Met cisterciënzer klooster van Alcobaça kregen Pedro en Inês een prachtig monument voor de liefde
Drie glorieuze dagen in Bourgondië, lekker wijnen tussen Dijon en Beaune