Lange tijd vormt de Elbe rivier de grens tussen gekerstende Germanen en heidense Slaven. Halverwege de 12e eeuw verandert dat. Duitse edelen hebben hun begerige oog op het grondgebied van hun naasten laten vallen willen met alle geweld hun onderontwikkelde buren tot het enige ware geloof brengen en vermoorden om wille van dat nobele doel iedereen die zich daar niet direct bij neer wil leggen.
“Nou dat begint alweer lekker, Ech Wel. Wat dacht je; advent is gaande, ik haal mijn genocideriedel van stal?”
“Dat die Duitse vernietigingsdrang er al vroeg in zat is niet mijn fout, Ech Nie.”
“Nee, dat zal best, maar ik zou het wel eens fijn vinden als je deze kerst de vrede bewaart…”
“Geen zorgen schatje, dit werelderfgoed draait vooral om een religieuze queestie!”
Lutherstadt Wittenberg
Hoewel de Oostkolonisatie bijzonder succesvol is (honderd jaar later is de Duitse Orde al tot aan Tallinn geraakt) beschouwt de augustijner monnik Maarten Luther het aan de Elbe gelegen stadje Wittenberg in 1509 nog altijd als een grensnederzetting. Termino civilitatis is de term die hij hanteert, een dorp aan de rand van de beschaving. Nog iets verder naar het oosten en je staat midden tussen de barbaren.
Frederik de Wijze heeft echter grootse plannen. Voor hem geldt Wittenberg als de enige plaats die er in zijn smalle strook land toe doet. Tweeduizend zielen telt het slechts, maar toch. Omdat Frederik ook een van de zeven keurvorsten van het Heilige Roomse Rijk is, en daarmee een van de machtigste mannen binnen het imperium, wenst hij een stad die recht doet aan zijn status. Hij laat daarom voor zichzelf een nieuw paleis neerzetten, bestelt voor zijn omvangrijke reliekenverzameling een nieuwe kerk en sticht voor de stad een nieuwe universiteit.
Ontloop vagevuur met aflaten
“Wie bouwt er nou een complete kerk voor zijn reliekenverzameling?”
“Ja, dat klinkt misschien wat overdreven, maar de man had dan ook een graag geziene collectie. Volgens de overlevering zaten er tussen de duizenden gewijde souvenirs ook topstukken als de paradijselijke appel van Adam en Eva, een flesje moedermelk van de Heilige Maagd Maria, een takje uit het brandende braambos van Mozes en een beetje hooi uit de kribbe van de Verlosser. Keek je er bovendien lang genoeg naar dan scheelde je dat al gauw een paar dagen minder branden in het vagevuur.”
“Hè?!”
“Zo dacht men in die tijd. Wilde je na je dood niet te lang in het voorportaal van de hemel roosteren dan kon je maar beter relieken vereren. Andere mogelijkheden waren: kruisvaarder worden, weesgegroetjes zeggen, goede werken doen en aflaten vergaren.”
“Aflaten?”
“Aflaten waren op brief gestelde kwijtscheldingen van begane zonden. De paus verkocht ze aan zondaren die na hun overlijden niet te lang in de verdommenis wilden verblijven…”
Paus Leo X predikt genot
Op 19-03-1513 beklimt Giovanni de’ Medici als paus Leo X de Heilige Stoel. Hij is de zoon van Lorenzo de’ Medici en eendrachtig zijn vader (die bij het erven van het familiefortuin uitriep; Laat wie wil, nu gelukkig zijn, van morgen is niemand zeker!), verkondigt de nieuwe katholieke baas bij zijn aantreden; God heeft ons het pausdom gegeven, laten we ervan genieten!
Wat de bisschop van Rome daar onder verstaat maakt hij al direct bij zijn kroningsceremonie duidelijk. Wanneer hij door de stad paradeert gooit hij handenvol zilveren en gouden munten in de menigte, schroomt niet om op wimpels en triomfbogen de parallel tussen mythische goden en zichzelf te trekken en trakteert zijn hooggeëerde gasten op een galadiner met zesennegentig gangen.
Paapse overdaad schaadt
“Zesennegentig gangen? Jeetje ik dacht dat die Fransoos uit de Loire-vallei al gek was, maar het kan dus altijd nóg gekker?”
“Tuurlijk, dat zag je toch al aan de Bourgondiërs? Die konden er ook wat van. Maar ja, het was de tijd van de Renaissance hè, toen vermogende lieden graag breed uitpakten. Om zijn mee-eters zoveel mogelijk te verwonderen had Leo dit maal een vergulden deegbol met levende zangvogeltjes onder het servet laten leggen, (refererend aan het familiewapen van de’ Medici dat er uitziet als een aantal geldbuidels op een gouden veld) stond er op het menu een wolf van taartdeeg met zogende tweeling (een knipoog naar het wapen van Rome) en werden er aalscholvers geserveerd die na te zijn geroosterd weer in hun eigen huid waren genaaid (zodat ze net echt leken).”
“Bizar.”
“Ja maar toen was het nog niet klaar. Na de dis konden de genodigden uitbuiken in een speciaal voor de gelegenheid geconstrueerd antiek theater en genieten van een blijspel over de levenswandel van een aantal klassieke prostituees.”
“Jeetje, de aanvoerder van de katholieke kerk vermaakte zich met publieke vrouwen?”
“Yep. Had ik trouwens al verteld dat hij tijdens de festiviteiten een jongen met bladgoud bedekte?”
“Nee…”
“Nou dat deed die. Het was zijn manier om zijn onderdanen te tonen dat hij voornemens was de pauselijke staat louter welvaart te schenken. Dat de knul het niet overleefde liet hem verder koud. Het feest ging gewoon door.”
Pontificaat in verval
De hele voorstelling blijkt een voorbode voor het permanente theater waarin het pontificaat vervalt. Terwijl de priesters bescheidenheid en zeden prediken gaan zij zich te buiten aan overvloedige eetgelagen (waarbij naakte jongens uit enorme taarten springen) extravagante bacchanalen, onverholen vriendjespolitiek, criminele corruptie en schandelijke overdaad.
“Man, man, man, ik dacht dat de curie in Avignon zijn dieptepunt wel had bereikt maar…”
“Welnee. Leo was gewoon de zoveelste kerkvorst in een lange rij bisschoppen die het eigen liederlijke luxeleventje voorop stelde. Wat hem misschien nog onderscheidde van de rest was dat hij niet eens moeite deed om de schijn op te houden; hij was gewoon niet geïnteresseerd in religieuze zaken.”
Aflatenhandel moet Kerk als goudmijn dienen
Al snel blijkt er echter een nadeel aan de exorbitante levensstijl te kleven; het kost kapitalen. Zeker als de renaissancepaus kunstenaar Rafaël het graf van de eerste bisschop van Rome (Petrus) van bovenmatig veel pracht en praal laat voorzien en Michelangelo opdracht verstrekt om de glorie van zijn Florentijnse familie op te luisteren, komt de bodem van de schatkist angstvallig in zicht. De situatie wordt nog nijpender als hij, in een poging zijn neef aan een hertogschap te helpen, een gewapend (en geldverslindend) conflict begint.
Het dreigende bankroet noopt de paus tot het stimuleren van de aflatenverkoop. Als enige ter wereld is hij gemachtigd zonden te vergeven (hij is immers Gods zaakwaarnemer) en bezit hij tevens de sleutels van het hemelrijk (die hij erfde van zijn voorganger Petrus) dus waarom zou hij van die privileges geen misbruik maken? Gelukkig denkt vriend Albrecht, de aartsbisschop van Maagdenburg en Mainz, er hetzelfde over, en, beter nog, hij kent ook nog wel een mannetje die als geen ander het geld van de gelovigen weet los te troggelen; de voor oplichting vastzittende Johann Tetzell.
Verdien Gods genade
Zodra het geld in de kist klinkt, springt de ziel uit het vagevuur! Het is deze slogan van de vrijgelaten Tetzell die de toorn van Maarten Luther wekt. Onze broeder is inmiddels opgeklommen tot hoogleraar theologie op de universiteit van Wittenberg en ergert zich kapot aan de hele poppenkast rondom de verlossing van gelovigen. Vooral het feit dat de Kerk zijn eigen kudde besteelt stuit hem tegen de borst. Naar zijn mening is het commerciële circus bovendien onchristelijk omdat de Bijbel met geen woord rept over zonden die er in het hiernamaals uit zouden moeten worden gebrand; laat staan dat er een mogelijkheid zou zijn om dit onheil door middel van aflaten te voorkomen.
In zijn preken houdt Luther zijn gemeente dan ook voor dat Christus voor onze zonden aan het kruis is gestorven en dat toegang tot het paradijs alleen verkregen kan worden door middel van geloof en het tonen van berouw. Hij verwerpt daarmee tevens de katholieke zienswijze dat het vereren van relieken, doen van bedevaart en kopen van aflaten een geijkt middel zou zijn om de hemel te betreden. De gerechtigheid van God is in geen enkel opzicht afhankelijk van onze goede werken; zij is een vrij geschenk van Gods barmhartigheid.
Luthers 95 stellingen
Op 31-10-1517 nagelt Luther vijfennegentig stellingen tegen de poort van de Wittenbergse slotkapel (dat als mededelingenbord functioneert) waarin hij zijn onoverkomelijke bezwaren tegen (onder andere) de aflaathandel uit de doeken doet. Zo verklaart hij dat hebzucht alleen maar toeneemt als geld in de kist klinkt, dat lenen aan een behoeftige beter is dan het kopen van een aflaat, dat de hoop op heil door aflaatbrieven ongegrond is en dat de paus, als hij van de afpersingen der aflaatpredikers wist, nog liever de Sint-Pieter af zag branden dan dat die gebouwd moest worden op het bloed, vlees en gebeente van zijn schapen.
“Hè? Die Leo was toch juist zo’n geldwolf?”
“Ja maar dat wist Luther toen nog niet. Hij dacht aanvankelijk dat de clerus zijn inhalige praktijken buiten de Romeinse opperpriester om bekokstoofde. In een brief verwoordde hij het zo; de in God allerheiligste vader was als een schaap onder de wolven, die als eenling tussen zoveel woeste wangedrochten weinig kon uitrichten. Pas later bleek hij de alfa in de roedel.”
Luther moet dwaalleer intrekken
Behalve dat Luther onbekend is met Leo’s niet aflatende geldzucht, is hij ook niet op de hoogte van zijn een-tweetje met Albrecht, de bisschop van Maagdenburg en Mainz. (overigens was het beheren van twee bisdommen verboden maar in ruil voor een paar duizend dukaten wilde Leo dat wel door de vingers zien) Wel is hem bekend dat laatstgenoemde de voornaamste kerkelijk vorst van Duitsland is en in die hoedanigheid stuurt hij hem dan ook, inclusief een begeleidende brief, de 95 stellingen op.
Het document blijkt de knuppel in het hoenderhok. Albrecht bestempelt het schrijven gelijk als ketterij en kort daarna krijgt Luther te maken met disputen, boekverbrandingen en veroordelingen van theologische faculteiten. Maarten, niet onder de indruk van zijn tegenstanders, gooit nog wat extra olie op het vuur door zijn stellingen middels drie geschriften verder aan te scherpen. Hij roept kroon en adel op te strijden voor hervorming van de Kerk, verwerpt vijf van de zeven heilige katholieke sacramenten en erkent in over de vrijheid van een christenmens alleen Jezus nog als het Hoofd van de evangelische gemeente. Het spel raakt echter pas echt op de wagen als de paus, die vreest voor inkomstenderving, hem aanspoort zijn dwaalleer te herzien.
Excommunicatie Luther
Leo X begint zijn vermaning aan Maarten heel toepasselijk met de woorden; Sta op, o, Here en neem zelf Uw zaak ter hand. Het is een verwijzing naar een Bijbeltekst waarin God wordt opgeroepen op te treden tegen de vijanden die Zijn kerk bedreigen en verwoesten. (Psalm 10:12) Hij vervolgt; Er is een wild zwijn in Uw wijnberg ingebroken, en, Ons herdersambt kan het vergif van zijn stellingen niet langer verdragen. In de apostolische brief krijgt het wilde zwijn uit het woud zestig dagen de tijd om eenenveertig van zijn ketterijen in te trekken, zo niet dan volgt excommunicatie.
Beste Leo, antwoordt Luther, Ik ben door Gods genade vrij, bullen vertroosten noch verschrikken mij. Om daar aan toe te voegen; Houdt op God op zo satanische wijze te lasteren anders verklaar ik, met alle ware gelovigen in Christus, de Stoel van Rome voor van de duivel bezeten en de troon van de Antichrist.
Alsof Luthers reactie nog iets aan duidelijkheid te wensen overlaat, verbrandt hij op de dag dat het pauselijke ultimatum verstrijkt ook nog even Leo’s laatste bul. Nog geen maand later, het is dan 03-01-1521, spreekt Christus’ stadhouder de eeuwige banvloek uit; We willen de kudde beschermen tegen een besmettelijk beest, zodat hij de gezonde dieren niet infecteert.
Edict van Worms
Ondertussen was in 1519 Karel V van Habsburg tot keizer van het Heilige Roomse Rijk verkozen. Het aardse hoofd van de ganse christenheid is van huis uit overtuigd katholiek maar vreest door toedoen van een opstandige Wittenbergse professor de eenheid binnen zijn rijk te verliezen. Om toch tot een soort van vergelijk te komen nodigt hij drie maanden na de kerkelijke ban Maarten uit om op de rijksdag in Worms zijn standpunten te verdedigen.
Luther stemt toe. Eenmaal voor de hoogste vertegenwoordigers van het rijk herhaalt hij zijn waarheid en spreekt zijn ergernis uit over de ongelooflijke tirannie van Rome ten opzichte van Duitsland. Of hij werkelijk denkt dat hij het in zijn eentje beter weet dan alle wijze bisschoppen bij elkaar?, wordt hem gevraagd. Zonder valse bescheidenheid luidt zijn antwoord dat indien men hem met behulp van het Schrift kan overtuigen van het tegendeel hij de eerste zal zijn om zijn boeken in het vuur te werpen. Oftewel; als ik iets verkeerd heb gezegd, bewijs het me dan. (woorden van gelijke strekking bezigde ook Jezus toen hij vlak voor zijn kruisiging voor het gerecht stond en over zijn leer werd ondervraagd)
Ondanks Luthers standvastige getuigenis verklaart keizer Karel hem in een edict vogelvrij. Een enkele monnik die rechtstreeks ingaat tegen de hele, 1000 jaar oude christenheid kan geen gelijk hebben.
Kasteel Wartburg
Met Kerk en kroon tegen zich, lijkt het lot van de reformator bezegeld. Maar in weerwil van de ban laat Frederik de Wijze “zijn prediker” op het kasteel Wartburg onderduiken.
“Hoezo “zijn prediker”? De man was toch zwaar katholiek?”
“Ja, dat wel. Maar dankzij Luthers godsdienstige ijver was Wittenberg opgeklommen tot een stad van betekenis, en dat was natuurlijk precies in het straatje van Frederik. Bovendien kon hij zich wel vinden in Maartens kritische houding jegens de paus. Zo deelde hij bijvoorbeeld diens onvrede over de grote sommen geld die de clerus opeiste om hun losbandige leventjes op peil te houden. Hij onderschreef dan ook ten volle Luthers opmerking; de paus eet de vruchten terwijl de Duitsers met de schillen spelen.”
“Maar was de bescherming van een ketter dan niet hartstikke gevaarlijk?”
“Welnee, het was een droom die uitkwam…”
Droom van Frederik de Wijze
In oktober 1517 lag de vorst eens prinsheerlijk te slapen. Hij droomde dat de Almachtige hem een monnik zond, een echte apostel van Petrus, en dat die eerbiedwaardige kerel hem genadig vroeg om iets op zijn Wittenbergse hofkapel te mogen schrijven. “Uiteraard”, antwoordde de vrome dienaar Gods. Vanuit zijn kasteel zag hij vervolgens dat de pen van de kloosterling tot in Rome reikte en dat die daar dwars door de oren van een dommelende leeuw heen ging. Dat zorgde voor zoveel consternatie dat de kroon van het beest alleen door toegesnelde geestelijken nog op zijn plaats kon worden gehouden.
“Nou ja, wat een achterlijke droom.”
“Dat is symboliek, Ech Nie. Die pennende broeder refereert aan Maarten Luther en het duttende roofdier verwijst naar paus Leo (= Latijn voor leeuw weet je nog wel).”
“Oh ja…”
Luthers krachtige pen
“Frederik was even wakker geschrokken maar als hij weer verder tukt zet ook de droom zich voort. De getormenteerde leeuw brult het inmiddels uit van ellende en tracht uit alle macht onze schone slaper tot actie te bewegen. (zijn kwelgeest houdt zich immers in Wittenberg op) De grote bek van het wilde beest doet Frederik andermaal de ogen openen, maar als hij bemerkt dat hij gewoon in bed ligt, bidt hij het Onze Vader en slaapt weer vredig in.
Al dromende ziet hij nu hoe alle bazen van het rijk naar Rome snellen en proberen de pen te breken. Maar hoe meer inspanning ze daarbij leveren, hoe sterker de pen wordt. Uiteindelijk geven de moegestreden heren het op, zeker als de pen steeds weer nieuw schrijfgerei weet voort te brengen.
Radicale Reformatie
“Ik geloof dat ik de droom begrijp, Ech Wel. Het wil zoveel zeggen als; de protestantse geest is uit de fles en hij valt niet meer te stoppen?”
“Dat klopt inderdaad, Ech Nie. De vele geschriften die Luther produceerde vonden gretig aftrek onder de bevolking en baanden de weg voor een angstaanjagende Reformatie. Zeker toen Luther in de Wartburg tot nog meer goddelijke inzichten kwam (celibaat en kloostergelofte kieperde hij overboord, de mis schafte hij af en heiligenbeelden kregen voortaan het stempel van afgoderij) en hij het Nieuwe Testament in het Duits vertaalde, begon Europa te schudden op zijn grondvesten.”
“Was het zo erg?”
“Wat heet! Wat voor Frederik een droom was, betekende voor Albrecht en de zijnen een regelrechte nachtmerrie. Of het de aartsbisschop nou nog niet duidelijk was dat aflaten een leugen waren?, vroeg Luther hem op hoge poten, en u denkt misschien dat ik buitenspel sta (hij schreef hem per brief vanaf zijn onderduikadres) maar ik zal doen wat de christelijke liefde van mij eist, zonder te letten op de poorten van de hel, laat staan op ongeletterde pausen, kardinalen en bisschoppen.”
“En Leo liet hem maar begaan?”
“Hij moest wel, in december 1521 overleed de paus aan de gevolgen van een longontsteking. Na zijn dood ging hij de boeken in als iemand die was gekomen als een vos, geregeerd had als een leeuw en heengegaan was als een hond.”
De waarheid valt aan
Maar waar Luther zich beperkt tot felle bewoordingen, daar gaan zijn aanhangers heel wat fysieker te werk. Beelden gaan aan gruzelementen, priesters worden van het altaar gesleept en monniken moeten onder dwang hun abdijen verlaten. Luther hitst de boel nog eens extra op door te verkondigen: De waarheid valt aan en is allerminst vriendelijk. Al zal alles te gronde gaan, het evangelie moet worden gepredikt! Nooit sluiten wij een compromis, het is onze roeping te ergeren, te krenken en in verwarring te brengen. Als we de tijdelijke, menselijke vrede liefhebben dan raken we de eeuwige, Goddelijke vrede kwijt.
“Ja, dan kan je wachten dat het uit de hand loopt…”
“En dat deed het dus ook. Luther probeerde het nog wel te voorkomen door uit zijn schuilplaats te kruipen, In mijn afwezigheid heeft Satan veel schade aangericht en die kan ik niet herstellen met mijn pen alleen, daar is mijn persoonlijke aanwezigheid bij benodigd, maar de boeren waren niet meer tot bedaren te brengen. Zeker niet toen twee jaar later de oogsten mislukten.”
Boerenoorlog
Met Luthers boek over de vrijheid van een christenmens in de hand willen de boeren al het onrecht op aarde te lijf en hakken ze met hun spades en zeisen ongenadig hard in op de hen onderdrukkende overheid. Pas 75.000 doden later stopt het bloedvergieten.
“Hèhè, nou ik dacht al, wat duurt het lang…”
“Wat?”
“De oorlog natuurlijk. Altijd als wij op een kerstmarkt lopen, begin jij over een of andere veldslag.”
“Die eeuwige Duitse moordlust is toch niet mijn schuld. Ech Nie?”
“Nee, dat zal best, maar ik had je gevraagd om vandaag de vrede te bewaren, weet je nog?”
Wordt vervolgd…
“Ja, maar nadat vriend Frederik in 1525 zijn laatste adem uitblies veroordeelde Luther de rebellie in niet mis te verstane termen. Hij legde een link met hun (veronderstelde) Slavische afkomst en schold ze uit voor…”
“Hohoho, zo is het wel genoeg. We gaan hier met kerst niet lopen vloeken. Misschien moeten we Luther sowieso maar even laten rusten. Het is koud en ik smacht naar een Bratwurst met Glühwein. Bewaar de rest maar voor een andere keer.”
“Dat is misschien wel het beste inderdaad. Het vervolg zal je waarschijnlijk toch minder waarderen. Bovenstaande was de aanzet tot een ware Apocalyps… ”
“Nee toch?”
“Ech Wel!”
Ben je ook wel eens in Wittenberg geweest, de Luther gedenkplaatsen aangedaan of een nieuwe religie gelanceerd? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Maarten Luther wordt door velen in Duitsland gezien als een van de grootste helden aller tijden. Hij was de koene kerkhervormer die met zijn vertaling van de Bijbel zowel aan de basis van het moderne Duits als het moderne Duitsland stond. Dat hij echter ook een duistere kant had mag niet worden vergeten. Als een van de eerste sprak hij zich uit over een volk wat zich van de Joden moest ontdoen en was hij een vurig bepleiter van gehoorzaamheid aan het door God ingestelde gezag. Gevoelige uitspraken natuurlijk, zeker gezien het Duitse aandeel in de Holocaust en hun veelgehoorde excuus Befehl ist befehl. Meer hierover in mijn volgende verhaal en het werelderfgoed Wartburg.
De Luther gedenkplaatsen in Wittenberg die tot het werelderfgoed behoren zijn: Slotkerk, stadskerk, Augustijnenklooster en het huis van zijn vriend en rechterhand Melanchton. Ook zijn geboortehuis en het huis waarin hij in Eisleben overleed staan ingeschreven. Kasteel Wartburg is een separaat patrimonium.
Jaar van inschrijving: 1996
Noot: Veel van Luthers citaten in dit verhaal zijn afkomstig van het bestand; Luther, zijn weg en werk. Hierin wordt Maartens levensloop vooral vanuit evangelische hoek belicht.
Lees ook:
Het vervolg op dit verhaal
– Burcht Wartburg, en hoe de Jodenhaat van Luther, Wagner en Hitler het christendom van vreemde smetten vrij maakte
Over de Contrareformatie
– Melk en wijn leiden in de Wachau naar de poorten van het Paradijs
– Wordt het nog wat met Český Krumlov?