Zo tussen Straffe Hendrik en Brugse zot waren we er al eens een tegengekomen, een Belgisch begijnhof, maar veel tijd hadden we er toen niet aan besteed. Dat ging niet meer. Het was namelijk één van die dagen waarop we ondervonden dat het bezichtigen van werelderfgoed en het drinken van grote hoeveelheden bier een bourgondische levenswijze niet altijd even goed samen gaan… “Je kan ook gewoon zeggen dat je straalbezopen was, Ech Wel!”
“Ik was aan het hinten, Ech Nie…”
“Aan het hinten?”
“Ja, of dacht jij soms dat we het bij dat ene begijnhof konden laten?”
Begijnhof Gent
Wanneer kan een werelderfgoedsite als gezien worden beschouwd? Het is een vraag die mij geregeld uit m’n slaap houdt en die me ook in het geval van de begijnhoven niet meer los wilde laten. Kon ik het patrimonium van de mensheid daadwerkelijk afvinken omdat ik er door één (van de dertien) was heen gewaggeld? Met een zwaar vertroebelde blik? Een paar minuten lang? Nee, oordeelde ik. Bovendien leek me een met drank beladen tocht hernieuwde kennismaking met onze Zuiderburen veruit te prefereren boven een immer verstoorde nachtrust. “Naar Gent?”
“Naar Gent inderdaad. Een stad die niet alleen beroemd is om zijn levendige cafécultuur maar die ook een van de grootste begijnhoven van België telt.”
Hoewel ik Ech Nie in Brugge al het een en ander over de begijnen had verteld, blijkt bij aankomst dat er van die informatie maar weinig is blijven hangen. Gelukkig houden we beide van ’s lands vermaarde gerstenat en hoeven we niet lang na te denken over wat ons te doen staat; we haasten ons naar praatcafé De Dulle Griet en spijkeren daar, onder het genot van een Gulden Draak Quadruple, haar geheugen even bij.
Ontstaan van de begijnen
“Zoals ik je al in Avignon vertelde, namen de vertegenwoordigers van de Kerk het in de late middeleeuwen niet zo nauw met de christelijke waarden. Natuurlijk predikten ze wel matiging en naastenliefde, maar ondertussen waren ze meer bezig met het vergaren van macht en rijkdom dan dat ze zich bekommerden om het zielenheil van de schare gelovigen. Als reactie op deze hypocrisie ontstonden er overal in West-Europa religieuze orden die streefden naar een terugkeer van oude idealen.”
Daar die oude idealen voor Ech Nie geen betekenis hebben, informeer ik haar met behulp van een Graaf Flemish Old Style over de geneugten van een apostolisch leven. “De diverse orden vonden dat door alle misstanden in de Kerk het ware geloof teveel in de verdrukking was gekomen. Om weer terug te keren naar het oorspronkelijke christendom propageerden zij daarom een bestaan waarin armoede, boetedoening en gebed de boventoon voerden.”
“Nou dat klinkt ook niet erg gezellig. En dat wilden die begijnen ook?”
“Ja, zoiets ja. Maar dan wel zonder man…”
Mislukte vrouwen in een mannenwereld
Aangezien Ech Nie zich niks voor kan stellen bij een wereld waarin de man alles bepaalt, (bij ons is het altijd precies andersom) laat ik ons beiden een Gentse strop voorzetten, en doe haar vervolgens van kond hoe bekrompen de opvattingen van destijds waren. “Over het algemeen stond de gemiddelde vrouw, halverwege de 12e eeuw, in een bijzonder laag aanzien. Door velen werd ze zelfs als minderwaardig of (erger nog) mislukt beschouwd.”
“Nou ja, waar slaat dat nou weer op?”
Begijnen accepteerden maar één Heer
“Dat gedachtegoed stamde uit de Bijbel, Ech Nie. Het Heilige Schrift vertelde de mensen namelijk over de vrouw die uit de man geschapen was en over Eva die, tegen Gods gebod in, als eerste van de verboden vrucht at. Omdat ze daarna ook nog eens Adam overhaalde hetzelfde te doen, kon volgens de Kerk (en de straat) daaruit worden geconcludeerd dat wijven ondergeschikt, niet te vertrouwen en handelingsonbekwaam waren…”
“Tsjongejonge, lekker kansloos…”
“Tsja, dat vonden die begijnen dus ook. Die hadden helemaal geen trek in een vent waaraan ze altijd onderworpen zouden zijn. Dat leek ze afschuwelijk. Om diezelfde reden wezen ze ook het kloosterleven af. De patriarchale cultuur die daar gemeengoed was, achtten ze bijna net zo erg als het hebben van een echtgenoot. Voor de vrome feministen was er eigenlijk maar een man acceptabel; de Here God zelf.”
Kwade wijven dagen brave vaders uit
De wijl het geloof in de Heer bij Ech Nie inmiddels diep is weggezonken, bestel ik voor ons beiden een goudblonde Sint Joris en memoreer aan het feit dat het geloof ooit allesbepalend was. “De hele samenleving was ervan doordrenkt. God stond boven alles en de Kerk dicteerde de rest. Iedereen die daar tegenin ging werd verketterd en belandde op de brandstapel…”
“Oh ja…”
“Dus de Heer in je midden was gewoon bittere noodzaak. Zeker voor een paar vrijgezelle dames die gingen samenwonen…”
“Want dat vond men verdacht?”
“Uiteraard. Ongehuwde vrouwen werden kwade wijven genoemd. Ze waren onfatsoenlijk, ordinair en altijd uit op het verleiden van mannen of het aanzetten tot kwaad…”
De waterige blik die ik als antwoord krijg, leert mij dat het tijd is om te gaan.
Meerdere begijnhoven in Gent
Belgische begijnhoven bevinden zich doorgaans aan het randje van de oude binnenstad. “Handig”, zeg ik tegen Ech Nie, “want zo heeft de frisse herfstlucht tenminste een paar kilometer de tijd om ons weer een beetje nuchter te krijgen.” Dat wij er desondanks in slagen de volgende dag met een kater wakker te worden, is waarschijnlijk gewoon een gave…
“Eh schat, hier staat dat Gent in totaal drie begijnhoven telt, maar dat er slechts twee werelderfgoed zijn…”
“Wat wil je daarmee zeggen?”
“Je mag drie keer raden welke wij hebben bezocht…”
“Toch niet de verkeerde hè?”
“Ech Wel!”
Begijnhof Mechelen
Lange tijd probeer ik me het gebeuren niet aan te trekken, maar als ik voor de zoveelste keer midden in de nacht gillend wakker word, deel ik Ech Nie mede dat we op herhaling moeten. “Naar Mechelen?”
“Naar Mechelen inderdaad. Een stad die niet alleen beroemd is om zijn brouwerij Het Anker, maar waar zich tevens een wonderschoon begijnhof bevindt.”
Gelukkig blieft Ech Nie ook wel een biertje en hoeven we niet lang na te denken over wat ons te doen staat; we haasten ons naar terrascafé Als ik mijn ogen toedoe, ben ik in Honoloeloe (tegenwoordig bierbar Makadam) en stellen elkaar daar, onder het genot van een blondschuimende Gouden Carolus (misschien wel het lekkerste biertje wat er ooit gebrouwen is), de levensvragen die er echt toe doen. “Is dat nou eigenlijk wel zo verstandig schat, om gelijk weer aan de kletsers te gaan? De vorige keren ging het daardoor ook al fout…”
“Drie keer is scheepsrecht, Ech Nie. Bovendien heb ik dit keer m’n huiswerk gedaan. Ik weet nu ook wélk begijnhof werelderfgoed is…”
Begijnen bewandelden de derde weg
Terwijl ik mijn ogen sluit en wat onderuit ga zitten, bedenk ik me dat het eigenlijk wel heel toepasselijk is om drie keer naar een begijnhof af te reizen. Drie was namelijk ook het getal van de begijnen zelf. Zo gingen zij hun eigen, derde weg, in plaats van het traditionele levenspad van huwelijk of klooster te bewandelen, was het feest van de Heilige Drie-eenheid hun belangrijkste partijtje op de kalender, had de meesteres van het hof een ambtstermijn van drie jaar en legden de begijnen bij de intrede van het hof drie plechtige geloften af; die van kuisheid, gehoorzaamheid en soberheid.
Drie geloften
Daar Ech Nie geen idee heeft wat die geloften inhouden, informeer ik haar met behulp van een bittere Hopsinjoor over de betekenis van deze woorden. “Om te beginnen waren het geen eeuwig durende beloften. De eed was slechts van kracht zolang ze op het hof woonden. Vonden ze ondanks hun weerzin bijvoorbeeld toch een man dan waren ze vrij om te gaan. Men zei dan ook wel eens spottend; zij komen met de hand op het heilige Boek, maar vertrekken zodra er één langs komt met een broek.”
“Ten tweede gold de gehoorzaamheid niet ter onderwerping aan de Kerk of paus. De begijnen waren autonoom en hoefden in principe slechts verantwoording af te leggen aan de bazin van het hof, oftewel de grootmeesteres.”
“Okee, en ten derde? Tenminste, ik neem aan dat er nog een derde komt…”
“Dat lijkt me wel ja, doe mij nog maar een authentieke Mechelse Bruyne!”
“Ik had het niet over bier, Ech Wel…”
Goede werken doen
“Ten derde viel de belofte van een sober leven redelijk vrij te interpreteren. Er bestonden geen vaste regels omtrent inkomen of bezit. Sterker nog, na hun inwijding was het de begijnen toegestaan kapitaal en goederen voor zichzelf te houden. Al wat van hen werd verwacht is luxe te vermijden en door middel van goede werken in het eigen levensonderhoud te voorzien.”
Aangezien Ech Nie zich bij goede werken niks voor kan stellen, laat ik ons een fris fruitige Maneblusser serveren, en doe haar vervolgens van kond wat hier allemaal onder verstaan werd. “Uitgangspunt was uiteraard om door middel van liefdadigheid dichter bij God te komen. Bejaarden, zieken en onwetenden konden daarom allemaal rekenen op de toegewijde zorg van de geestelijke zusters.
Vrouwengilde specialiseert zich in laken
Omdat er echter ook gewoon geld in het laatje moest komen, ontwikkelden de dames daarnaast een soort van vrouwengilde dat zich vooral bekwaamde in de textielnijverheid. Spinnen, weven, wassen, bleken, breien, borduren, kantklossen; je kan het zo gek niet bedenken of de begijnen deden het. En dat hun hoven aan de rand van de stad waren gelegen, bleek niet alleen handig voor het ontnuchteren van de dronken medemens, het kwam ook mooi van pas om textiel aan en af te voeren en de vuile was te doen. Water- en uitvalswegen waren immers altijd in de buurt.”
Afzakkertje bekroont bezichtiging
De wijl ik aan de hand van een amberkleurige Anker Ambrio nog wil vertellen over hoe de individuele woningen de grote mate van zelfstandigheid en persoonlijke vrijheid representeren, kapt Ech Nie het kroegbezoek bars af en spreekt de gevleugelde woorden: “Als drie het getal der begijnen was, Ech Wel, dan zouden wij ook niet meer dan drie bier moeten drinken. Doen we dat wel dan loopt het vast en zeker weer verkeerd af.”
Of we het aan deze wijze raad te danken hebben, zal waarschijnlijk altijd ongewis blijven, maar met een ietwat onzekere tred weten we het juiste begijnhof nu wel te bereiken. Onder de Jezuspoort door betreden we het begijnendomein en schoppen daar baldadig tegen wat heilige huisjes aan, (“Gedraag je Ech Wel!”) groeten het tot brouwerij omgebouwde voormalige ziekenhuis (“Nee Ech Wel, daar gaan we niet even naar binnen!”) en werpen ook nog een vluchtige blik op de barokke begijnhofkerk.
Na een klein uurtje zijn we echter weer zo dorstig, dat we het hof rap voor gezien houden (“Ja, Ech Nie, deze keer kunnen we hem echt afvinken!”) en in speciaalbierencafé in de Kroeën nog een paar afzakkertjes pakken. (“Awel hè, we zijn er nou toch!”)
Begijnhof Leuven
Met die laatste paar pinten dacht ik de Belgische begijnhoven wel goed te hebben afgesloten maar tot mijn grote verrassing maant een grote groep trouwe volgers mij maanden later nog minimaal één trip naar het Belgische te maken. “Maar lieve lezers, ik heb er reeds drie gezien. Wat zou een vierde dan nog toevoegen?”
“Drie Ech Wel?”, riposteren ze in koor, “weet je dat wel zeker?”
“Absoluut!” En om de koorknapen mijn gelijk te bewijzen, som ik speciaal voor hen de bezochte begijnhoven nog even op; “Brugge, Gent en Mechelen.”
“Brugge en Mechelen akkoord”, zeggen zij weer, “maar het begijnhof in Gent kan niet worden geteld. Die stond niet op de lijst.”
En daar hebben ze gelijk in.
Als vervolgens de stad Leuven met nog drie hele goede redenen wordt aangeprezen, (het begijnhof is de oudste van allemaal, het belfort behoort óók tot het werelderfgoed én Leuven is de trotse bezitter van de langste toog ter wereld) is er geen houden meer aan en wordt de reis geboekt. “Maar Ech Wel, ik begrijp dat jullie mannen uitkijken naar een weekend vol vrijgezelle vrouwen en liters bier, maar ik ben inmiddels zwanger! Dan is er voor mij toch niks meer aan?”
“Dat geeft toch niks? Kan jij mooi rijden!”
De begijnen zijn niet meer
Als bij aankomst blijkt dat de rest van de club vanwege een auto-ongeluk nog even op zich laat wachten, hoeven wij niet lang na te denken over wat ons te doen staat; we haasten ons naar de Oude Markt voor een Westmalle Trappist en een Jupiler 0.0. “Dit is toch wel echt de laatste keer hè, Ech Wel, dat we zo’n begijnhof bezoeken?”
“Ik denk het wel, maar zeker weten doe je dat natuurlijk nooit…”
“Nou van mij mag er wel een eind aan die begijnen komen. Ik ben er helemaal klaar mee. ”
“Ja dat vinden wel meer vrouwen tegenwoordig. Maar maak je niet ongerust schatje, de laatste begijn overleed een paar jaar geleden al. Op 14-04-2013 om precies te zijn.”
“Oh, dat is nog niet eens zolang geleden.”
“Nee, maar het ging al een tijdje niet goed hoor…”
Paus veroordeelt begijnen op concilie van Vienne
Daar Ech Nie geen idee heeft hoe het de dames in de loop der eeuwen is vergaan, vertel ik haar met behulp van een klassieke Nostra Domus over de geschiedenis van de begijnen. “Zoals ik je al eerder vertelde waren vrijgezelle vrouwen altijd al verdacht; die konden volgens velen vroeger niet deugen. Natuurlijk gold dat nog eens extra voor vrijgezelle vrouwen die succesvol waren en onafhankelijk van de Kerk opereerden. Dat was helemaal een schande.”
Waar de geestelijke elite zich nog het meest aan ergerde, was de ongrijpbaarheid van de beweging. De begijnen bewogen zich voort in een soort niemandsland; woonden met hun ommuurde gemeenschappen niet in de stad, maar ook niet daarbuiten; waren niet van de wereld, maar vielen ook niet onder de kerk; deden vrome beloftes, maar braken ze als het zo uitkwam; noemden zichzelf katholiek, maar hadden tegengestelde opinies. Kortom, ze waren volgens de paus net zo onbetrouwbaar als al die andere wijven. Op het concilie van Vienne, in 1311, oordeelde de Heilige Stoel dan ook dat het zijn plicht was om deze ketterse verdorvenheid voor eens en altijd uit te roeien.
Waren de begijnen ketters of niet?
Aangezien Ech Nie haar verontwaardiging over deze roomse beslissing niet onder stoelen of banken steekt, (“GVD! Wat is dat toch altijd met die lul joh!”) laat ik de ober een flinke kelk Leffe Mapuche inschenken, en doe vervolgens van kond dat de gevolgen van het edict voor de Belgische begijnen wel meevielen. “Dat kwam met name door de vage inhoud van het decreet. Aan de ene kant sprak men over een afschuwelijke sekte die een ernstig gevaar voor eenvoudige zielen vormde, aan de andere kant was het gelovige vrouwen geenszins verboden een eervol leven van boetedoening en dienstbaarheid te leiden.”
“Ja, wat is het nou?”
“Precies. Je kon in de tekst lezen wat je wilde. Bovendien kregen de Belgische begijnen steun van de lagere geestelijkheid. Zij vonden de bul niet te billijken en pleitten voor een herziening van het besluit. Toen na onderzoek inderdaad bleek dat niet iedere begijn een ketter was, mochten de begijnhoven gewoon blijven bestaan.”
Drinkebroers in aantocht
De wijl ik op het punt sta met een moutige Kwak ook de overige eeuwen nog even door te nemen, krijgt Ech Nie het bericht dat de rest van het gezelschap ons nu toch echt spoedig zal gaan vergezellen. “Als jij het Leuvense begijnhof nog wil zien, Ech Wel, dan kunnen we nu maar beter gaan. Je zit met de afgelopen drie bier trouwens toch al aan je tax… ”
Daar ik zwangere vrouwen niet graag tegenspreek, doen we gauw onze ronde door het begijnhof en wijs ik Ech Nie ondertussen nog even op het wrange feit dat hun opkomst ook hun ondergang werd.
Emancipatie bleek funest voor vrome damesclub
“Door de jaren heen kende de begijnenbeweging pieken en dalen. Oorlogen, godsdiensttwisten, revolutie; ze hadden allemaal hun weerslag op het begijnenbestand. Wat hen echter definitief de das omdeed was de ontkerkelijking in de 20e eeuw en de vrouwenemancipatie in het bijzonder. Moderne meiden zagen de oude feministen steeds meer als een ouderwets overblijfsel van een door mannen geregeerde kerk en hadden daarom geen zin meer zich bij hen aan te sluiten.”
“En dat betekende dan eindelijk het einde der begijnen?”
“Inderdaad. Ze waren niet meer van deze tijd en stierven langzaam uit.”
Met die woorden verlaten we het begijnhof en treffen niet veel later onze dolenthousiaste fans. “Biertje?”
“Ech Wel!”
Ook wel eens bier gedronken, op herhaling gegaan of Vlaamse begijnen ontmoet? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Volgens Unesco zijn de Vlaamse begijnhoven architectonische ensembles bestaande uit huizen, kerken, bijgebouwen en groene gedeelten. De hoven hebben van oorsprong een stedelijk of landelijk karakter en zijn gebouwd in een typisch Vlaamse stijl. Zoals gezegd zijn er in totaal dertien begijnhoven ingeschreven.
De stedelijke types worden vertegenwoordigd door: Mechelen Groot Begijnhof, Lier, Tongeren, Sint-Amandsberg en Diest.
Landelijk: Hoogstraten, Turnhout, Sint-Truiden en Dendermonde.
Beide (mix): Gent Klein Begijnhof, Leuven Groot Begijnhof, Brugge en Kortrijk
Jaar van inschrijving: 1998
Lees ook:
– Met de Franse slag langs Vlaamse belforten
– Melk en wijn leiden in de Wachau naar de poorten van het Paradijs
Oh ik ben ook wel eens met een kater wakker geworden in België haha. Lang leve de bieren en kriek! Ik vond Brugge en Gent echt prachtig
Mechelen is ook ech leuk hoor, én niet zo toeristisch als de andere twee.
Maar ehm, Kriek? Daar moet je vrouw voor zijn denk ik… haha. Vruchtenbier is zo’n beetje het enige gerstenat wat aan mij niet is besteed, veel te zoet.
Heerlijk om zo aan het bier te zitten! Ik kijk uit naar de eerste lentestraaltjes. Overigens vond ik Brugge een heerlijke stad.
Ik hou van België, maar niet van bier 🙁 maar daarom genoot ik niet minder van het verhaal over de Vlaamse begijnhoven.
Dank je wel! Bier kan je ook leren drinken hè, gewoon even doorzetten. (wordt het daarna altijd feest ;))
Ik hou van België en ik hou van bier. Zelf kom ik uit Brabant en is het voor mij gemakkelijk om een weekendje België te doen. Het lekkerste biertje vind ik toch wel de Brugse Zot. Heerlijk fris en niet te zwaar.
Zeker lekker, maar haalt het wat mij betreft toch niet bij de Gouden Carolus. Die is ech onovertroffen.
Ik vind het verhaal van het bier en het bezoeken van een brouwerij of begijnhof altijd erg leuk. Alleen het drinken ervan…. Ik drink al ruim tien jaar niet meer.
Ech niet?? Jeetje,
wat een gemis! wat goed van je! 😀