Tien jaar geleden was het al duidelijk; omdat ik tijdens een voetbaltrip naar Barcelona de twee werelderfgoederen van architect Domènech i Montaner had gemist (een hospitaal en een muziekpaleis), moest ik nog een keer terug naar de Catalaanse hoofdstad. Vorige maand ging die langverwachte wens in vervulling.
Spoedopname ziekenhuis leidt tot stress
Rond het ziekenhuis is het een drukte van belang. Het verkeer is chaotisch en luid, ambulances rijden af en aan en voor de ingang zijn werklui ijverig in de weer met buizen en hekwerken. “Oppassen waar je loopt, Ech Leuk! Het is gevaarlijk hier!” schreeuwt Ech Nie boven het kabaal uit. Natuurlijk doet ons eigenwijsie net of ze die waarschuwing niet heeft gehoord en besluit ze in al haar enthousiasme tot een onverhoopt sprintje. “Ech Leeeeeuk!!!!”, brult Ech Nie nu lichtelijk in paniek, “Staan blijven!!”
Helaas vat Ech Leuk moeders doodskreet op als een aanmoediging en versnelt. “Ech Wel, kijk dan, je kind gaat er vandoor!!”
“Ja ik zie het!”
“Nou ga er dan achteraan!!”
“Dat kan niet, ik moet foto’s maken!”
Nalatenschap Pau Gil maakt nieuw hospitaal mogelijk
“Ongelofelijk, alles moet ik hier alleen doen”, foetert Ech Nie bij onze hereniging. Ze heeft Ech Leuk inmiddels weten te grijpen maar ondervindt nu dat een spartelend kind ook maar weinig rust brengt. “Laat los mama, niet doen!”
“Wil je ophouden nu, straks loop je nog onder een bus en moeten we naar het ziekenhuis!”
“Nou daar zijn we al hoor”, interrumpeer ik het kiftende stel. “Het Hospital de la Sante Creu i Sant Pau om precies te zijn. Of, zoals we in Nederland zeggen; het ziekenhuis van het Heilig Kruis en de Heilige Paulus.”
“Zo dat is een lange naam”, vindt Ech Leuk.
“Ja dat was een verzoekje van weldoener Pau Gil, de man die dit juweel mogelijk maakte. Het was hem bekend dat het oude hospitaal van het Heilig Kruis uit zijn jasje groeide en daarom liet hij in zijn testament optekenen dat de helft van zijn fortuin (ruim drie miljoen peseta’s) voor de bouw van een nieuw, modern complex bestemd was. Als voorwaarde stelde hij dat het toekomstige werelderfgoed naar hem vernoemd werd aan de Heilige Pau(lus) gewijd werd. Dus vandaar…”
Catalaans modernisme
Wie Barcelona zegt, zegt Gaudi, een van ’s werelds meest geprezen architecten. Maar waar massa’s toeristen altijd samendrommen rondom de basiliek Sagrada Familia, daar realiseert diezelfde meute zich meestal niet dat op slechts een steenworp afstand een bouwwerk staat dat heel dicht in de buurt van Gaudi’s genie komt.
“En dan hebben we het dus over dit paleisje, een totaalkunstwerk van Domènech i Montaner dat als medicijn werd ontworpen. Het is het grootste complex van het Catalaans modernisme.”
“Het Catalaans modernisme?”
“Dat is de term die men hanteerde voor de plaatselijke variant van Art Nouveau, de architecturale stroming die volgens Domènech afrekende met de tirannie van de rechte lijn.”
“Oh je bedoelt die sliertige spaghettistijl waarmee Victor Horta zo beroemd is geworden?”
“Ja, onder andere, maar laten we ook de totaalkunstwerken van de Wiener Secession niet vergeten. Die hadden veel met het modernismo gemeen. Zo experimenteerden beide versies met nieuwe materialen, maakten ze veelvuldig gebruik van natuurlijke motieven en poogden ze alle twee hun ontwerpen door middel van fijne detaillering een vorstelijk voorkomen mee te geven. Het Catalaans modernisme onderscheidde zich alleen van zijn Oostenrijkse tegenhanger doordat het tevens tegen het Catalaans nationalisme aanschurkte…”
“O jee…”
“Wat?”
“Heb jij Ech Leuk gezien?”
Het patriottisme van Domènech i Montaner
Domènech i Montaner was een trotse Catalaan die zich voortdurend afzette tegen de heersende elite uit Madrid. Hij streefde naar meer autonomie voor Catalonië en was ook politiek actief voor diverse nationalistische partijen. Tijdens een rondreis door Europa kwam hij in aanraking met het romantische Duitse denken uit het einde van de 19e eeuw. Hij leefde mee met de gekwelde Germanen van destijds en hoopte in navolging van hen een eigen identiteit te ontdekken in het roemrijke verleden van zijn geboortestreek. Zijn speurtocht ging gepaard met een grote interesse in de vroegromaanse architectuur van Catalonië (Pobletklooster), een uitvoerige bestudering van de vroegere heraldiek en het bewieroken van de Catalaanse middeleeuwen als een periode van glorie en originaliteit.
“Sorry Ech Wel, wat zei je allemaal? Ik zat even achter ons weggelopen kind aan…”
“Dat Domènench het tot zijn doel had gemaakt een geheel eigen, Catalaanse architectuur te ontwikkelen.”
“Oh okee.”
“En behalve het wapenschild met de vier strepen van de oude Barcelonese graven leek het implementeren van de legende van Sint Joris en de draak hem het meest passend.”
“Draak?”, herhaalt een plots geïnteresseerde Ech Leuk. “Ja schat”, zegt Ech Nie, terwijl ze ons zorgenkindje aan mij overhandigt, “als jij nou even met papa naar dat sprookje gaat zitten luisteren, dan gaat mama even plassen.”
Sint Joris en de draak
“Er was eens, héél lang geleden, in een klein koninkrijk hier niet zo ver vandaan, een verschrikkelijk eng monster. Het gruwelijke beest terroriseerde voortdurend de inwoners van een nabijgelegen stad.”
“Was dat de boze wolf papa?”
“Nee het was een enorme draak schat, met ontzettend veel honger. Hij at elke dag twee hele schapen op.”
“Ik ben ook twee, hè papa?”
“Ja dat klopt. En jij bent ook een heel lief meisje toch?”
“Ja hééél lief.”
“Nou dan moet je eens goed luisteren, want weet je wat er met die lieve meisjes in de stad gebeurde?”
“Ja.”
“Wat dan?”
“Ik weet het niet.”
“Nou die werden dus opgegeten door het ondier, elke dag een ander grietje.”
“Ooooh!! Dat mag helemaal niet!”
“Nee, maar het gebeurde toch. En het werd nog erger toen op een dag de dochter van de koning aan de beurt was.”
“Wie? Let it go?”
“Nee, die niet. Maar het schattige prinsesje leek wel heel erg op Elsa uit Frozen. Dat wel. En je begrijpt wel dat de majesteit dat helemaal niet leuk vond. Die wilde zijn dochter gewoon bij hem in zijn paleis houden. Maar ja, er was niks aan te doen. Het jonge juffie stond nou eenmaal op het menu van de gemene draak.”
“…”
“Maar gelukkig kwam toen Sint Joris met zijn witte paard aanlopen. Hij zag wat er aan de hand was en doodde de draak met zijn gouden speer. Uit het vergoten bloed ontsproot vervolgens een rode roos.”
“Zo, net op tijd.”
“Ja, en daarna leefden ze nog lang en gelukkig.”
Voorgevel beeldt geloof, hoop en liefde uit
“Goed. Zullen we nu maar eens naar binnen gaan?”, stelt Ech Nie bij terugkomst voor. “Nou ho, wacht even. We moeten het nog over de voorgevel hebben. Nu jullie namelijk beschikken over de benodigde basiskennis kunnen we het daarop weergegeven beeldverhaal gaan duiden. In het midden van het gebouw zien we het gekroonde ziekenhuislogo dat wordt geflankeerd door Asklepios, de Griekse god van de geneeskunde, en Hippocrates, de vader van de medische wetenschap. Aan hun weerszijden staan zes heiligen, drie vrouwelijke aan de linker, drie mannelijke aan de rechterkant. Domènech, zo zei ik al, was een man van de oude stempel en hield daarom de twee seksen in zijn hospitaal strikt gescheiden.”
“Fijn dan lijkt het me nu tijd om…”
“Even geduld dames. Ik ben nog niet zo ver. Zien jullie die vier engelen boven de ingang? Drie daarvan beelden de drie goddelijke deugden uit. Te weten: geloof, hoop en liefde. De vierde hemelgeest staat voor de goede werken die elke rechtgeaarde katholiek geacht werd tijdens zijn leven uit te voeren.”
Hospitaal ontving gasten met veel compassie
“Juist ja, nou weten we dat ook weer. Mogen we dan nu eindelijk…”
“Nee, heel even nog. Zoals jullie inmiddels weten is het ziekenhuis vernoemd naar de Heilige Paulus. Hij staat daar links in het kapelletje met zijn attributen, het zwaard en het boek. De besnorde heer voor de entree moet de gulle geldgever Pau Gil voorstellen. Samen met een klein meisje, een vrouw en een oudere man benadrukken ze de liefdadigheid van de instelling.”
“…”
Daar er geen reactie volgt en ik ook geen familieleden meer om me heen ontwaar, haast ik me naar binnen. “Wat maken jullie me nou? Ik wilde nog wat zeggen over de vorm van het hoofdgebouw en dat zijn zijvleugels de open armen van een mens symboliseerden. Jullie weten wel, precies zoals Bernini ook deed toen hij de zuilengalerij voor het Vaticaan ontwierp…”
“Dat hadden wij allang gezien Ech Wel, daarom hebben we vast een kaartje gekocht.”
Distributie via tunnelstelsel
Achter de ontvangstruimte liggen de diverse, vrijstaande paviljoens waar vroeger de patiënten werden behandeld. Ze zijn door middel van een tunnelstelsel met elkaar verbonden. “Slim, zeg ik, want zo ontstond er op de begane grond ruimte om therapeutische tuinen aan te leggen.”
“Oh, dus nou wil je weer naar buiten?”
“Strakkies schat, ik wil het eerst nog even hebben over de tunnels. Zij functioneerden als de bloedbanen in een lichaam, ze droegen zorg voor het transport van patiënten en medicijnen en namen via het leidingwerk ook de aan- en afvoer van cv, water en elektriciteit voor hun rekening. Om dichtslibben te voorkomen waren ze bovendien volledig betegeld en voorzien van ronde vormen (zodat bacteriën geen kans kregen om zich in hoeken op te hopen).”
“Ech Leuk, hier blijven!”, maant Ech Nie. “Niet door de gangen rennen!”
Kleurentherapie in Sant Salvador paviljoen
De onderaardse galerij leidt ons naar het Sant Salvador (de Verlosser) paviljoen, tegenwoordig ingericht als expositieruimte maar in 1916 het eerste gebouw dat patiënten ontving. “Vloer, wanden en plafond zijn hier niet alleen volledig betegeld zodat ze makkelijk gedesinfecteerd konden worden maar ze hadden eveneens tot doel de kwakkelende medemens op zijn gemak te stellen en te ontspannen.”
“Ech Leuk, niet aanzitten”, roept een steeds nerveuzer wordende Ech Nie. “Dat is geen speelgoed!”
Onverstoorbaar vervolg ik: “De kleur groen is dan ook niet toevallig gekozen, het is een rustgevende, kalmerende kleur die gelieerd wordt aan hoop, groei en genezing.”
“Hmmm, ik weet het niet hoor Ech Wel. Ik word normaal gesproken al een beetje zenuwachtig van ziekenhuiszalen, maar nu met Ech Leuk erbij krijg ik helemaal een hoge bloeddruk. Zullen we maar gauw verder gaan?”
“Rustig aan meissie, ik wil je nog even wijzen op de betekenissen van de overige tinten. Behalve groen zijn ook blauw en rood alomtegenwoordig. Blauw was de kleur van de geestelijkheid en het geloof en zou hulpbehoevenden tegen boze invloeden beschermen. Rood was de kleur van de liefde en de passie en moest de mensen weer nieuwe energie geven. Het trio accentueerde nog eens de goddelijke deugden van de eerder genoemde engelen.”
Goede gezondheid door beter milieu
Eenmaal in de tuin weet Ech Nie al wat komen gaat; een bloemlezing over de natuur.
“Domènech i Montaner was van mening dat ook een lichte, schone omgeving bij kon dragen aan een voorspoedig herstel. Om te profiteren van zoveel mogelijk daglicht oriënteerde hij de paviljoens op het zuiden, schiep hij voldoende afstand tussen de gebouwen om schaduwwerking te voorkomen en vulde hij tussenliggende ruimtes met zon- en schaduwminnende planten zodat de bewoners van de verpleegafdeling het hele jaar door konden genieten van een aantrekkelijke tuin.”
“Ja hoor, dat hebben wij weer, gaat het regenen…”
“Net als de pracht van de architectuur en de zachte kleuren van het keramiek stonden ook de gewassen in dienst van de gast en zijn gezondheid. Zij mochten alleen in de border plaatsnemen als ze in staat waren het klimaat gunstig te beïnvloeden, een geneeskrachtige werking hadden, beschutting tegen zon en wind boden of voor een aangenaam uitzicht zorgden.”
“Ga je weer mee naar binnen meneer botanicus? Het begint te plenzen! Ech Leuk, óók komen!”
“Zometeen…”
“Nee nu!”
“Planten die de selectie doorstonden waren onder andere: roos, linde, laurier, lavendel, rozemarijn en madeliefje…”
“Wij gaan vast hoor…”
“Maar behalve planten is het ziekenhuis ook vergeven van de dieren. Kikkers, apen, salamanders, haviken, krokodillen, kameleons, eekhoorns, papagaaien; je kan het zo gek niet bedenken of ze zijn wel uitgehouwen in steen of gebakken op tegels. Flora en fauna representeerden tezamen wedergeboorte en de triomf over ziekte…”
Troost in reisverhaal
“Dat ons dat nou weer moet overkomen”, moppert een bij de pakken neerzittende Ech Nie. Ze kan al nooit zo goed tegen uitgebreide Unesco-verhalen, maar als ze daar ook nog in de regen naar moet luisteren dan is ze er helemaal snel klaar mee. “Joh een beetje neerslag valt echt in het niet bij wat Domènech in 1915 moest doorstaan hoor. Toen verloor hij immers zijn zoon aan een longontsteking.”
“Ja en de Tweede Wereldoorlog was ook verschrikkelijk, Ech Wel. Ik weet het. Maar mag ik soms ook even m’n ongenoegen uiten als het buiten gewoon kutweer is? Dank je wel.”
“Ach bedenk dan dat Domènech i Montaner troost vond in het boek Tobit, een katholiek reisverhaal waarin de jonge Tobias op zijn tocht begeleid werd door aartsengel Rafaël.”
“Oh, Ech Leuk, kom eens hier, papa kent nog een sprookje…”
De wonderlijke queeste van Tobias en Rafaël
“Er was eens, héél lang geleden, in een land hier ver vandaan, een arme papa en mama. Ooit hadden ze het goed maar toen kwamen er stomme mensen en moesten ze ineens hun huis uit. Daarna kreeg vader ook nog een vogelpoepie in zijn oog en werd die blind.”
“Hahaha, malle papa.”
“Toen moest mama gaan werken maar dat vond ze helemaal niet leuk. Mama was boos en papa verdrietig. Toen zei papa tegen zijn zoon Tobias dat hij geld moest gaan halen bij een goede vriend die nog in de buurt van het oude huis woonde. De jongen moest dus een lange reis in het ongewisse maken.”
“Ging die op vakantie?”
“Zoiets ja, maar gelukkig hield Rafaël hem gezelschap. Rafaël was een hele aardige engel die Tobias onderweg overal bij hielp. Hij waarschuwde hem toen een vis hem dreigde op te eten, raadde hem aan om diezelfde vis te vangen en het hart, de lever en de gal te bewaren en leerde hem met behulp van het hart en de lever van de vis hoe die een knap maar ziek meisje moest genezen. Toen het meisje weer beter was, koppelde hij de twee en trouwden ze.”
“Dat was leuk.”
“Ja en het werd helemaal feest toen ze met het opgehaalde geld thuiskwamen en ze papa met de gal van de vis weer het licht in zijn ogen konden teruggeven. Daarna leefde iedereen nog lang en gelukkig.”
God geneest
“En Domènech had baat bij dit flutverhaal?” informeert Ech Nie ongelovig. “Ja maar ik begrijp dat dit enige toelichting vraagt?”
“Dat lijkt me wel ja.”
“Rafaël laat zich in het Hebreeuws vertalen als “God geneest”. Hij is een van de zeven engelen die gebeden onder de aandacht van de Almachtige brengt.”
“Ah dat is alvast goed om te weten.”
“Ja, en tijdens die bezigheden had hij God er ook op attent gemaakt dat zowel Tobias’ vader als zijn toekomstige bruid hun toekomst zo somber inzagen dat ze Hem hadden verzocht het tijdelijke voor het eeuwige te mogen inruilen. God weigerde echter aan dat verzoek te voldoen en zond in plaats daarvan aartsengel Rafaël om de mensen te helpen.”
Aartsengel Rafaël kan je redden
“Na de wonderlijke gebeurtenissen die Tobias op zijn queeste beleefde zou je kunnen concluderen dat met geloof, hoop en liefde (de drie goddelijke deugden, daar zijn ze weer) en het verrichten van goede daden (zoals zorgen, beschermen en begeleiden) niks meer onmogelijk is. Althans, dat is hoe Domènech i Montaner het boek interpreteerde.”
“Dus als ik je goed heb verstaan dan zou je Rafaël om hulp kunnen vragen als je echtgenoot alleen maar met werelderfgoed bezig is en je kind nooit naar je luistert?”
“Dan kan je hem aanroepen inderdaad, want naast beschermheilige van artsen, verplegend personeel en zieken is Rafaël ook de patroon van alle mensen die op reis zijn (of zich met een queeste bezig houden) en een ieder die jonge mensen op hun weg naar volwassenheid begeleidt.”
Toeval of niet, maar vlak daarna breekt het zonnetje door.
Welzijn patiënten stond voorop
“Jeeeeeeh!” Alsof ze een hele winter op stal is gehouden, zo uitgelaten dartelt Ech Leuk weer de weide in. “Niet vallen hè?! Het is glad nu buiten.”
“Ja mama!”
“Kijk, Ech Nie. Boven de ingang, dat is Tobias onder de vleugels van zijn engelbewaarder Rafaël. (elk paviljoen is naar zijn eigen heilige vernoemd) en het schijnt dat het engelengezicht opvallend veel gelijkenis vertoont met het gelaat van Domènech i Montaners overleden zoon.”
“Ach, wat een mooi eerbetoon.”
“Verder zou ik nog willen opmerken dat het comfort van de zieken voorop stond en dat er daarom bijzonder veel aandacht aan luchtbehandelings-, ventilatie- en verlichtingsinstallaties werd besteed; dat elk paviljoen was uitgerust met een verpleegafdeling, een dagkamer, (voor diegenen die niet naar buiten konden) een zusterverblijf, een administratiekantoor en een watertoren; dat de afstand tussen de gebouwen niet alleen handig was voor de lichtinval en de aanleg van tuinen maar dat het ook besmettelijke ziekten op afstand hield en dat de verhouding bed-privéruimte maar liefst 1 op 145m2 was.”
“Potverdorie!”
“Ja, en dat in een tijd dat niemand zich nog met dat soort dingen bezig hield…”
“Ik had het tegen Ech Leuk, Ech Wel. Ze gooit net haar baby van de trap af.”
“Oh, geen zorgen schat, dat is het operatiegebouw.”
Tegelwerk Operatiepaviljoen is ode aan medici
“Terwijl Ech Nie samen met Ech Leuk op zoek gaat naar een pleister voor de baby (want die heelt alle wonden) neem ik het op me om de iconografie van de façade te verklaren. “Zoals jullie zien is bij dit gebouw veelvuldig gebruik gemaakt van tegelwerk. Een bewuste keuze van Domènech i Montaner daar keramiek in zijn kringen werd gezien als een vertegenwoordiger van oude waarden en daardoor de Catalaanse identiteit van het pand versterkte.”
“Sorry Ech Leuk, geen pleister.”
“Boehoeeeee maar de baby heeft pijn! Wheeeee!!”
“Het hart van het complex is gewijd aan de mensen waaraan het hospitaal zijn bestaan te danken heeft; de artsen. Om dat nog eens te onderstrepen staan de beschermheren van de medici, Sint Cosmas en Damianus, in mozaïek tussen de vensters op de begane grond.”
En daar vliegt de baby andermaal de trap af. Ech Leuk hanteert bij voorkeur het adagium; als het niet gemaakt kan worden dan moet het maar helemaal kapot.
“Ech Leuk, is het nou afgelopen! Gedraag je!”
“Op de eerste etage staan de letters P en G op het geglazuurde aardewerk voor de Heilige Paulus en opdrachtgever Pau Gil. De verdieping daarboven toont de namen van doctoren die zich in het verleden onderscheiden hebben. Vandaar dat ze met lauriertakken (symbool van de overwinning) omgeven zijn.”
“Ech Wel, zeg jij dan ook eens wat!”
“Hallo, dat doe ik toch al de hele tijd, je moet alleen wel luisteren. Afijn, waar was ik gebleven? Oh ja, de top. Daar zien we dus twee leeuwen rondom het wapenschild van het ziekenhuis in combinatie met de attributen van de Heilige Paulus, het zwaard en de Bijbel.”
“Hallo, Ech Wel! Hier aarde. Kan je misschien even helpen? Ons obstinaatje is de boel aan het verziekstralen!”
Prins op witte paard behoedde Catalonië
“Ech Leuk, kom eens hier. Weet je nog dat ik je over Sint Joris vertelde?”
“Ja papa?”
“Nou volgens mij zag ik hem net voorbijlopen, samen met de draak…”
Haar ogen sperren zich. “Gaan we kijken?”, vraagt ze vol verwachting. “Ja, goed idee, maar wel zachtjes hè, ze mogen ons niet horen.”
In sluipmodus gaan we op zoek naar de prins op het witte paard. De jongeman in wie de goddelijke deugden zich verenigd hadden wordt in Catalonië al sinds de middeleeuwen, toen christelijke en islamitische legers op het Iberische schiereiland om de hegemonie vochten, vereerd. In kronieken maakte men talloze malen melding van een legendarische ridder die precies op het juiste moment, net als de katholieken op het punt staan onder de mohammedaanse druk te bezwijken, aan het hemelgewelf verscheen en met zijn lichte ros en van goud blinkende wapenuitrusting de vijand in paniek op de vlucht deed slaan.
In het westen van Spanje, het vroegere Castillië, identificeerde men de held met Sint Jacob (de Morendoder) maar in het oosten heersten de koningen van Aragon en zij herkenden in hem de aloude drakendoder Sint Joris. Sinds die roemruchte tijd geldt de nobele edelman als de beschermheilige van Catalonië.
“Dáár!”, zegt Ech Leuk scherp. “Ik zie hem, boven dat raam.”
“Nee suffie, dat is Sint Maarten, die lijkt er op.”
Sint Maarten schenkt zijn mantel
Sint Maarten was een van de meeste gevierde heiligen in de middeleeuwen. Eind vierde eeuw stichtte hij het eerste klooster van Frankrijk en in 371 werd hij bisschop van Tours. Zijn grootste roem vergaarde hij echter met een goede daad bij de stadspoort van Amiens.
Op een ijskoude winteravond kwam Maarten op zijn witte paard aan bij de stadsingang en zag hij een bibberende bedelaar zitten. De arme stakker smeekte iedereen om hulp maar niemand keek ook maar enigszins naar hem om. Daarop besloot groothartige Maarten zijn laatste bezit, een rode mantel, met zijn zwaard te doorklieven en de helft van het doek aan de misdeelde sloeber te geven. (als Romeins soldaat was het hem niet geoorloofd ook het andere deel te schenken) In de nacht die op het voorval volgde, verscheen Christus aan hem in een droom. Hij ging gekleed in de mantel die hij eerder die dag aan de bedelaar had geschonken. “Maarten heeft nog maar pas van mij gehoord”, zo sprak Hij vol lof, “maar toen Ik naakt was heeft hij Mij gekleed.”
“Zeg, wat zijn jullie allemaal aan het doen? Waarom lopen jullie op jullie tenen?”, wil Ech Nie weten.
“Ssst mama, wij zoeken Sint Joris en de draak.”
“Sint Joris?”
“Ja. Niet Sint Maarten. Die lijkt alleen op hem.”
Heiligen zetten de toon
Wanneer Ech Nie mij om opheldering vraagt, bevestig ik wat Ech Leuk al zei. “Bovendien zag men de draak als een zinnebeeld van ziekte waarover Sint Joris had gezegevierd. Daarom werd de krijgerheilige eveneens schutspatroon van ziekenhuizen en gasthuizen.”
“Goed voor hem.”
“En de nobele Sint Maarten is de beschermheilige van de armen voor wie dit ziekenhuis uiteindelijk bedoeld was. Beide heiligen hadden bij Domènech i Montaner een streepje voor omdat ze zo’n belangrijke rol in de Catalaanse cultuur van de middeleeuwen speelden.”
“Het zal allemaal wel, Ech Wel, maar ik loop hier óók al een tijdje op m’n tenen en ik rammel van de honger. En wilde jij niet ook nog ergens anders naar toe? Het is alweer laat weet je.”
“Ja het Palau de la Musica staat ook nog op het programma, dat klopt.”
“Nou laten we gaan dan.”
“Ja maar het hoofdpaviljoen is het mooiste gedeelte van de site, schat. En we hebben Sint Joris ook nog niet gevonden.”
“Jullie hebben nog vijf minuten.”
Hoofdpaviljoen met eretrap
En dus snel ik samen met Ech Leuk langs roze-marmeren pilaren afgezet met kapitelen vol rozen, door gangen van gracieus gebrandschilderd glas en bloemenmozaïek en onder het keramieken zonneplafond van de archiefruimte terwijl Ech Nie ongeduldig tappend met een been staat te wachten in de lobby. Aan haar geduld blijkt echter al een eind te zijn gekomen als we gezamenlijk de met zeven barmhartige werken decoreerde eretrap willen bestormen. “Hier stelletje blinden, Sint Joris met de draak.” Ze wijst naar een stenen reliëf net onder de opgang.
“Nee mama”, corrigeert Ech Leuk geleerd, “dat is Sint Maarten!!”
“Oh, nou ja, komt in de buurt toch?”
“Nee, helemaal niet. Aan de kant!”
“Nee ik had gezegd vijf minuten. Die zijn op. We gaan.”
“Kom nou”, schiet ik de kleine te hulp, “volgens mij zit Sint Joris boven in de aula verstopt.”
“Jammer dan, volgende keer beter.”
“Nou moe.”
Geschiedenis herhaalt zich
Erger wordt het nog als we later die dag bij het Palau de la Musica arriveren en we ontdekken dat een bezichtiging van het muziekpaleis alleen aan de hand van een gids mogelijk is; iets waar we geen van allen op dat moment nog zin in hebben. “Niet te geloven, en dan werkt me fototoestel ook ineens niet meer! Wat is dit joh?”
“Een teken dat we naar de Ramblas moeten?”, oppert Ech Nie.
“De Ramblas?!”, echo ik gefrustreerd. “Daar liepen we tien jaar geleden ook al onze tijd te verdoen. Nou ben ik eindelijk hier en dan krijgen we dit gezeik! Jij hebt toch geen schietgebedje richting Rafaël gemaakt hè?”
“Ik zou niet durven…”
“Nou het is wel opvallend dat ik nu wéér niet aan het muziekpaleis toekom…”
“Heel gek inderdaad…”
“En dan hebben we ook nog altijd geen Gaudi-monument van binnen gezien…”
“Tis allemaal wat. Misschien moeten we de stad over tien jaar dan nog maar eens bezoeken dan?”
“Dat lijkt me duidelijk ja. We moeten weer terug! Ech Wel!!”
Heb je ook wel eens het Hospitaal van van het Heilig Kruis en de Heilige Paulus bezocht. Bewonder je eveneens de creaties van Domènech i Montaner of heb je helemaal niks met het modernisme? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Het hospitaal werd gerealiseerd tussen 1902 en 1930. In 1923 kwam Domènech i Montaner te overlijden en werd het project door zijn zoon voortgezet. Sinds 2009 is het niet langer als ziekenhuis in gebruik.
Het Catalaans modernisme drukte in belangrijke mate zijn stempel op Barcelona. Naast Gaudi en Domènech i Montaner was er nog een derde grote ster die de stad met zijn modernistische monumenten verrijkte, namelijk Puif i Cadafalch. Een opsomming van hun beste werk (inclusief locaties en route) is te vinden op de site ruta del modernismo.
Het Catalaans modernisme heeft veel raakvlakken met de Jugendstil die voortkwam uit de Wiener Secession. In dezelfde periode (tussen 1899 en 1914) poogden verschillende artiesten op de Mathildenhöhe in Darmstadt min of meer hetzelfde als Domènech te bereiken. Zij richtten zich alleen niet zozeer op zieke mensen, maar op de samenleving als geheel. In een later stadium deden Bauhaus en het Nieuwe Bouwen een volgende poging.
Adres Hospital de Sant Pau: Carrer de Sant Antoni Maria Claret, 167, 08025 Barcelona, Spanje
Adres Palau de la Musica: Carrer Palau de la Música, 4-6, 08003 Barcelona, Spanje
Jaar van inschrijving: 1997
Officiële website Domènech i Montaner over Hospital de Sant Pau: fldm.cat/hospital de la santa creu i de sant pau
Officiële website Palau de la Musica: palaumusica.cat
Lees ook:
– Wright. Dus met de organische architectuur van het Hollyhock House is niets mis?
– Kunstenaarskolonie Mathildenhöhe wist het zeker: we worden allemaal beter als we mooier leven