Wat de‘ Medici’s waren voor Florence, en de Scala’s voor Verona, dat waren de Gonzaga’s voor Mantua; een exorbitant rijke familie die generaties lang heerste over een Italiaanse stadstaat. Zij verdreven in 1328 de toenmalige machthebbers, de Bonacolsi’s, en namen hun intrek in het Palazzo del Capitano, een paleis wat in de loop der jaren uitgroeide tot een van de grootste van Europa.
Kantelen op Palazzo del Capitano
“En die kantelen in de vorm van een zwaluwstaart, Ech Wel? Die hadden toch ook wat te betekenen?”
“Zeker, dat vertelde ik je in Bellinzona toch al? Zij lieten zien of het huis aan de kant van de paus stond of dat hun sympathie bij de keizer lag. In die tijd was er namelijk een strijd gaande tussen kerk en staat over wie er nou gerechtigd was bisschoppen te benoemen.”
“Oh ja.”
“En voor de Gonzaga’s gold dus dat zij de keizer steunden. Zij waren een adellijk geslacht van huursoldaten en grootgrondbezitters en hadden niet zoveel op met een paus die zich in hun zaken mengde. Vandaar dat zij ook het goud en zwart in hun wapenschild voerden, dat waren de kleuren van de keizerlijke familie.”
Van uitstel komt afstel
Na deze introductie dacht ik het paleis te kunnen betreden, maar helaas werd dat genoegen mij door een paar muitende dames ontnomen. “Die kleine moet een schone luier, Ech Wel. En we hebben ook nog steeds niet gegeten…”
“Dat kan toch straks?”
“Nee natuurlijk niet. Ik kan dat kind toch niet in d’r eigen stront laten rondlopen?”
“Ik bedoelde het eten.”
“Nee, dat blijven we niet uitstellen. Ze moet nog groeien.”
“Ja, GVD! En dit werelderfgoed dan?”
“Dat moet even wachten…”
Piazza Sordello
Snel even verschonen was natuurlijk ook weer teveel gevraagd. “Hoe bedoel je, je hebt de luiers in de auto laten liggen? Je had toch alles gepakt zei je?”
“Ja maar dus niet de luiers blijkbaar…”
“Sjongejongejonge!”
Waren we na urenlang getreuzel eindelijk op het Piazza Sordello beland, (het belangrijkste plein van de stad) konden we weer terug naar de parkeerplaats. “Lekker dan!”
Patronage van de Gonzaga’s
Al teruglopende poogde ik Ech Nie het belang van de bezichtiging bij te brengen. “De Gonzaga’s waren na de Kerk en de’ Medici’s misschien wel de meest kunstminnende familie van het land. Zij spendeerden enorme kapitalen aan architectuur en artistieke werken en wisten als beschermheren van de kunst hun residenties tot ware schatkamers om te bouwen. Daar moesten we dus echt zo snel mogelijk naar toe.
“Met name het hertogelijk paleis (Palazzo Ducale), het Palazzo del Te en de basiliek Sant’Andrea gelden als onmiskenbare hoogtepunten van de Renaissance.”
“En het Palazzo del Capitano dus niet”, merkte een scherpe Ech Nie op.
“Dat is het oudste gedeelte van het Palazzo Ducale schat. Ga nou niet bijdehand lopen doen.”
De universele mens
In plaats van zich op God en het hiernamaals te richten, zoals in de middeleeuwen te doen gebruikelijk, hield men zich ten tijde van de Renaissance meer met de mens en zijn natuur bezig. De ontwikkeling van het individu kwam centraal te staan en men geloofde dat door uitgebreide studie van de Klassieken het ideaal van de universele mens bereikt kon worden.
“Weet jij nog waar we geparkeerd stonden?”
“Ja, hier naar links en dan almaar rechtdoor.”
De universele mens streefde naar volmaaktheid. Hij wilde een alleskunner zijn die beschikte over encyclopedische kennis. Om ook zijn kinderen te laten voldoen aan dat droombeeld haalde Gianfrancesco Gonzaga een van ’s lands grootste wijsgeren naar het hof in Mantua.
“Oh, ik zie het al. Daar staat ie.”
“Ja, schiet je even op. Het is alweer half twee.”
Keizer bevordert Gonzaga tot markies
De nieuwe leraar, alom erkend als een toonbeeld van geleerdheid, stichtte een internaat met humanistische insteek (Casa Gioiosa) en onderwees Gianfrancesco’s zoon Lodewijk (Ludovico) in alle mogelijke aspecten van de toenmalige wetenschap. Poëzie, wiskunde, filosofie, natuurkunde, de jonge edelman werd zo veelzijdig mogelijk opgevoed. Om er zeker te zijn dat hij in de toekomst ook met een passende vrouw zou trouwen, arrangeerde zijn vader een huwelijk met de kleindochter van de keizer, Barbara van Brandenburg. En passant werd Gianfrancesco tijdens een weelderige ceremonie tot markies benoemd en verrijkte hij het Gonzaga familieschild met de keizerlijke adelaar.
“Nou Ech Leuk is weer opgelapt hoor. Zullen we dan nu gaan lunchen?”
“Daar hebben we allemaal geen tijd voor, Ech Nie. We halen wel ergens een broodje.”
Piazza Virgiliana
Nadat we wat focacces en panini’s hadden gescoord, werd mij duidelijk dat we de aangeschafte spijzen niet, zoals ik had gehoopt, onderweg tot ons konden nemen, maar dat we daarvoor eerst een aangenaam plaatsje in de zon moesten vinden. “Eten doe je rustig zittend, Ech Wel. Al dat haasten is niet goed voor je spijsvertering.”
Op een bankje in park Virgiliana (gewijd aan de Romeinse dichter Vergilius, een zoon van de stad) zag ik vervolgens tandenknarsend toe hoe Ech Leuk liever op de ons omringende grasvelden rondhuppelde dan dat ze zich bij ons vervoegde. “Ach, laat d’r maar even”, zei Ech Nie, “kan ze tenminste haar ei kwijt.”
“Ik dacht dat er juist zo nodig wat in moest?”, riposteerde ik korzelig.
Lunchtijd
Mijn ergernis lag hem vooral in het feit dat we opnieuw kostbare tijd verloren lieten gaan, tijd die ons dankzij het eeuwige gedraal van mijn meiden toch al niet zoveel meer gegeven was. Want hoe was het die ochtend ook alweer gegaan? Precies. Eerst werd vaders wens om tussen 8 en 9 uur te vertrekken volkomen genegeerd en daarna werd er zo’n uitgebreid programma van douchen, ontbijten en opmaken afgewerkt dat ze pas net voor de lunch klaar waren voor vertrek… “Zo hèhè, ze zijn zover hoor. En nou tempo, Unesco staat te wachten!”
“Nog even plassen…”
“Sjongejonge.”
“Smeer jij anders effe een paar boterhammen.”
“Een paar boterhammen? Ben je niet goed? We gaan!”
“En de lunch dan?”
“Die komt wel.”
Fenomenaal fresco in Camera degli Sposi
Kniezend in het park, met de minuten verder verstrijkend, wist ik wel hoe laat het was. Het Palazzo Ducale kon ik wel vergeten. “Kijk dan”, zei ik tegen Ech Nie, en wreef haar verongelijkt mijn telefoon onder de neus, “dit meesterwerk missen we dus alvast.”
“Wat is dat?”
“Het weergaloze fresco van hofschilder Andrea Mantegna in de trouwzaal (Camera degli Sposi) van het hertogelijk paleis. Te zien zijn onder andere markies Lodewijk, zijn vrouw Barbara en diverse leden van de hofhouding.”
“Lekker belangrijk…”
“Heel belangrijk inderdaad. Dankzij de uitmuntende schildering gold deze kamer namelijk geruime tijd als de mooiste ruimte van de Renaissance. Hij is vermaard om zijn originele compositie en de natuurgetrouwe weergave van de afgebeelde personen.”
Hofschilder Andrea Mantegna
Mantegna was een typische schilder uit de Renaissance. Hij streefde in zijn werken naar een zo realistisch mogelijke voorstelling van de werkelijkheid en verdiepte zich enthousiast in de anatomie van de mens en de wiskundige wetten van het perspectief. Maar waar hij enerzijds geroemd werd om zijn innovatieve implementaties (zowel een correcte representatie van het lichaam als het driedimensionaal illustreren waren nieuwe vindingen in de kunst) daar blonken zijn concepten anderzijds uit in verwijzingen naar de klassieke oudheid.
“Ik zie anders geen Romeinen hoor…”
“Oh nee? Mag ik je dan even wijzen op de afgebeelde heren in de medaillons boven de familie, dat zijn de bustes van Romeinse keizers. En op de aangrenzende muur kunnen op de achtergrond belangrijke monumenten uit het antieke Rome ontwaard worden.”
Klassieke elementen in nieuwe bouwstijl
Door zijn humanistische opleiding had Mantegna al vroeg kennis gemaakt met de monumentale stijl van de Klassieken. Hij was gefascineerd geraakt door de superieure cultuur waaruit zij was voortgekomen en verwerkte met veel verve hun opvattingen over harmonische verhoudingen in zijn briljante meesterwerken.
“En dan is er natuurlijk nog de oculus, de getekende opening in het plafond. Behalve dat die de bezoeker een blik in de hemel verschaft, refereert hij uiteraard ook aan een van de best bewaarde bouwwerken uit het begin van onze jaartelling; het Pantheon in Rome.”
Cultuurbarbaren lopen niet warm voor parels Renaissance
Jammer genoeg zette mijn prikkelende uiteenzetting niet aan tot gerichte actie. Ech Nie zat eigenlijk wel best zo en Ech Leuk vermaakte zich kostelijk met de hoog voor ons opspetterende fontein. Ik echter meende lang genoeg geduld te hebben gehad, en maande het stel lanterfanten aan tot spoed. “Misschien dat we dan tenminste nog de basiliek en de Villa Te kunnen bewonderen.”
“Maar ik weet niet of het aanbidden van een godshuis nou wel zo’n goed idee is, Ech Wel. Je ziet zelf hoe druk Ech Leuk nu is…”
“Dat verandert wel als we eenmaal binnen zijn, Ech Nie. Niemand minder dan de renaissancistische virtuoos Leon Battista Alberti tekende voor het ontwerp.”
Architect Leon Battista Alberti
Alberti was een eveneens door markies Lodewijk aangetrokken genie die in zijn opdracht werkte aan de verfraaiing van de stad. De man was een begenadigd schrijver, wiskundige, cryptograaf, musicus, schilder, architect, en stond bekend om zijn uitspraak; De mens is tot alles in staat, als hij maar wil. Het was deze zin waarop later het ideaal van de universele mens werd gebaseerd.
Net als Mantegna was ook Alberti grootgebracht in de humanistische traditie. Hij was in zijn jeugd uitgebreid onderwezen in de vrije kunsten en bivakkeerde aan het begin van zijn carrière enige tijd in het gevolg van de katholieke curie. Gedurende zijn verblijf in Rome kwam hij in aanraking met de ideeën van de Romeinse architect Vitruvius.
“Okee, laten we maar gaan dan. Maar als ze straks de boel op stelten zet moet je niet zeggen dat ik je niet gewaarschuwd heb.”
“De kerk staat al op een podium schat, dat was een van Alberti’s basisprincipes voor sacrale architectuur.”
Romeinse architect Vitruvius bepaalt menselijke maat
Vitruvius had rond 25 voor Christus in zijn boek De Architectura de bouwkunde uit de Grieks-Romeinse tijd beschreven. In zijn eerste hoofdstuk stelde hij vast dat een goed architect kennis moest hebben van filosofie, natuurkunde, rechten, muziek, wiskunde, geschiedenis en astronomie (hij pleitte in feite voor een universeel mens) en deed hij vervolgens van kond hoe harmonie, proportie en de menselijke maat de schoonheid van een gebouw bepaalde.
Als bewijs voor de volmaaktheid van het menselijk lichaam schetste hij daarna het beeld van een atletisch figuur die met gestrekte armen en benen precies binnen de lijnen van een vierkant en een cirkel paste. Daarmee demonstreerde hij hoe nauw natuur (mens) en wetenschap (geometrie) met elkaar in verband stonden.
“Kom je ook Ech Leuk?”, vroeg Ech Nie. “Je vader wil naar de kerk.”
“Nee”, antwoordde ze eigenwijs, “ik wil spelen!”
“Niks daarvan” greep ik resoluut in. “Dat hebben we lang genoeg gedaan. Je gaat nou gewoon even luisteren.”
Schoonheid door orde en regelmaat
Natuurlijk verliep de verplaatsing niet zonder het nodige gejengel, maar gelukkig zorgden de met keitjes geplaveide straten er voor dat ons obstinaatje vrij rap in slaap werd gewiegd. “Heb jij even geluk!”
“Ja handig zo’n kinderwagen inderdaad, kunnen we eindelijk eens wat verder inzoomen op de kunstenaars van de Renaissance en de notities van Vitruvius.”
Sinds de oudheid werd het vierkant gelinkt aan het aardse en stond de cirkel symbool voor het goddelijke. De Vitruviusman bracht beide werelden samen en toonde daarmee aan dat de menselijke maat niets anders dan perfect was. Geen wonder ook, zo redeneerde men, want in de Bijbel stond reeds opgetekend dat de mens was geschapen naar Gods evenbeeld.
In zijn traktaat over de bouwkunst (De re Aedificatoria) becommentarieerde ook Alberti de bevindingen van Vitruvius. Hij sloot zich aan bij de theorie dat architectonische schoonheid alleen door een juiste maatvoering bereikt kon worden en benadrukte dat voor esthetisch genot alle delen van het geheel zodanig met elkaar in overeenstemming moesten zijn dat niets kon worden toegevoegd, weggehaald of veranderd zonder dat de harmonie verstoord werd.
“Kunnen we niet eerst even een drankje pakken op het terras, Ech Wel? Ze ligt nou ze lekker te tukken…”
“Wat zeg ik nou net? Je moet de harmonie niet verstoren, Ech Nie!”
Etruskische tempel stond model voor basiliek Sant’Andrea
Behalve de Grieken en Romeinen waren ook de Etrusken onderwerp van studie. Vitruvius had de Etruskische tempelbouw reeds in zijn handboek beschreven en ook Alberti baseerde zijn Basiliek Sant’Andrea op een Etruskisch heiligdom. “Zo zijn de stenen trap en het platform afgeleid van de Etrusken, en waren ook de boog en het gewelf Etruskische vindingen. De entree in het midden van de façade verwijst daarentegen naar een Romeinse triomfboog.”
“Lekker origineel die Alberti, hij kopieerde dus alles uit vroeger tijden?”
“Zo werkte dat in de Renaissance, Ech Nie. Klassieke elementen verwerkte men toen in eigentijdse gebouwen. Het magistrale van Alberti was dat hij de klassieke vormen van een heidense tempel zo gebruikte dat ze de triomf van de kerk over de oude godenwereld wisten uit te drukken. En dat deed die niet alleen door middel van de triomfboog, maar ook met behulp van de zuilen ernaast. Net als de oude Grieken bekroonde hij de pilaren (of eigenlijk is de officiële naam pilasters) namelijk met acanthusbladeren, een plant die symbool stond voor het eeuwige leven (en de overwinning op de dood).”
Geometrische figuren bepalen maatvoering
De menselijke maat, door Vitruvius wiskundig vertaald in de cirkel en het vierkant, zijn in Alberti’s godshuis overal terug te vinden. Zowel het grondplan als de voorgevel zijn er van vergeven. Vitruvius richtlijnen aangaande orde en regelmaat werden eveneens door Alberti overgenomen. De kapellen aan weerszijden van het schip, afwisselend groot en klein, verhouden zich bijvoorbeeld in een visueel harmonisch ritme van 1:2. “En in de eerste kapel links ligt onze vriend Andrea Mantegna begraven.”
“Goh, wat een schilderachtige plek zeg…”
“Zeker. En weet je wat ook mooi is? Dat de basiliek bedoeld was om de vele pelgrims te herbergen die hier het opgeslagen Heilige Bloed kwamen loven.”
Het Heilige Bloed
Volgens de overlevering doorboorde soldaat Longinus de zijde van de gekruisigde Zaligmaker met een speer en ving hij het vergoten bloed op in een kelk die hij in 37 na Christus in Mantua zou hebben begraven. Het kostbare relikwie werd later op wonderbaarlijke wijze teruggevonden toen Sint Andreas (Sant’Andrea) een bedelaar in een droom de onderaardse bewaarplaats openbaarde. Direct na de pauselijke bevestiging dat dit niks anders dan het bloed van de Heiland kon zijn, begon op deze gewijde grond de adoratie. In 1472 mondde deze verering uit in de bouw van de basiliek.
“Joh.”
“Ja. Het spul wordt trouwens bewaard in de crypte onder de halfbolvormige koepel (in de Renaissance de belangrijkste plaats van elke kerk en een afspiegeling van de hemelse harmonie) en wordt op de begane grond gemarkeerd door een achthoekige marmeren balustrade en een bronzen plaat.”
“Kijk papa, ik heb ook bloed”, zei een plots weer ontwaakte Ech Leuk, en wees verschrikt naar een oud wondje op haar knie. Het was niet groter dan een speldeknop maar blijkbaar toch reden genoeg om het op een onbedaarlijk huilen te zetten. “Whhèèèèè whèè!”
“Tijd om te gaan”, concludeerde Ech Nie
De Heilige Maagd van de Overwinning
Eigenlijk was Palazzo del Te de volgende renaissancistische attractie op het programma, maar omdat onze aansteller zo hartverscheurend schreide vond Ech Nie het beter om haar eerst met een ijsje te troosten. “Jippie!”, juichte Ech Leuk, terwijl ze de pijn spontaan vergat. “IJsje, ijsje, ijsje!!”
Onze kleine manipulator was niet de enige die triomfen vierde. Na Alberti’s triomfboog in de basiliek ging ook Lodewijks kleinzoon Frans (Francesco) Gonzaga over tot het stimuleren van triomfale kunst. Hij had dankzij de Heilige Maagd Maria een belangrijke zege op het slagveld behaald en liet uit dankbaarheid voor deze goddelijke bijstand zijn hofschilder Mantegna een hommage aan de Moeder Gods penselen. De Madonna van de overwinning (Madonna della Vittoria) die hiervan het resultaat was staat tegenwoordig te boek als een van de juweeltjes van de Renaissance. Naast een knielende Frans die van Maria haar zegen ontvangt, valt ook Longinus, de Romeinse soldaat die het Heilige Bloed naar Mantua bracht, te onderscheiden.
“Zal je altijd zien, overal in de stad zitten ijssalons, maar net als je er een nodig hebt is er geen gelateria te bekennen…”
“Ik wil ijsje mama!”
Triomfen van Caesar
De hernieuwde belangstelling voor de oudheid leidde er bij vooraanstaande lieden toe dat zij zich graag met legendarische krijgsheren uit de klassieke tijd identificeerden. Frans vormde daarop geen uitzondering en gaf Mantegna opdracht om ter meerdere eer en glorie van zijn militaire kunde de triomfen van Caesar uit te beelden. De cyclus van negen schilderingen, elk bijna zeven en een halve vierkante meter groot, die hieruit voortvloeiden, etaleerden een lange optocht met trompettisten, vaandeldragers, krijgsgevangenen, offerstieren en met buit beladen strijdwagens. Aan het einde van de processie troonde een trotse Caesar op zijn zegekar en hield een engelachtige knul een aureool van laurier boven zijn hoofd. Op de achtergrond stond een triomfboog afgebeeld.
“Oh kijk, Ech Leuk, daar zit er een.”
“Hoi, hoi, hoi”, toeterde onze diva, en dirigeerde ons vanaf haar zetel een voor een de ijswinkel in.
Rariteitenkabinet in Palazzo Ducale
Frans beperkte zich niet tot Caesar, maar bestelde ook een beroemd geworden doek die de verdrijving van de Bonacolsi’s uit Mantua als onderwerp had. De schildering kwam in het Palazzo Ducale te hangen en onderstreepte nog eens de legitimiteit van Frans’ heerschappij. Het meest opmerkelijke stuk uit de triomfale kunstcollectie was echter het gemummificeerde lijk van Passerino. Laatstgenoemde leidde in 1328 de overwonnen Bonacolsi’s en zijn overblijfselen waren na de strijd door de familie op een nijlpaard in hun rariteitenkabinet geplaatst. Het stoffelijk overschot diende de Gonzaga’s als een soort talisman; zolang zij de resten in hun bezit hadden zou het fortuin van de familie gegarandeerd zijn.
“Zo, en nou gaan we eerst eens even een zonnig plekje zoeken om ons ijsje op te eten.”
“Maar dat kan toch ook lopend?”
“Wat had ik je nou gezegd over de spijsvertering, Ech Wel? Dat is niet goed voor je!”
“Ja papa, je moet wel luisteren!”
Prima donna Isabella d’Este
Hoewel Frans zeker zijn steentje bijdroeg aan Mantua’s artistieke faam was het vooral zijn vrouw Isabella d’Este die uitgroeide tot de prima donna van de Renaissance. Zij onderhield niet alleen de politieke contacten tijdens zijn afwezigheid (en als gewild huursoldaat was hij regelmatig van huis) maar was ook een ambitieuze eega die kosten noch moeite spaarde om de meest gerenommeerde kunstenaars voor haar eigen rariteitenkabinet (studiolo) te strikken. “En daar de liberale en grootmoedige Isabella van kinds af aan geschoold was door gevierde humanistische professoren kon er uiteraard maar sprake zijn van een allesomvattend thema…”
“Een draaimolen!”
“Nee Ech Leuk, geen draaimolen, de klassieke oudheid natuurlijk.”
“Jawel, wèl een draaimolen. Kijk daar!”
Deugd versus ondeugd
Alsof we alle tijd van de wereld hadden viel Ech Nie ons betwetertje bij; “Je hebt gelijk hoor schat, dat is inderdaad een draaimolen. Laat je vader maar lullen.”
“Mag ik een rondje mama?”
“Straks meissie, eerst je ijsje opeten.”
“Ehm, Ech Nie, ik weet niet of ik het al gemeld had maar ik wilde dus nog graag een monument bekijken. Dan is het niet zo handig om haar in een draaimolen te zetten, we schieten nu al tijd tekort…”
“Niet alles draait om het patrimonium der mensheid, Ech Wel. Wij zijn er ook nog.”
Isabella zette haar kamertje vol met antiquiteiten, beeldhouwwerk, boeken en een bijzonder uitgebalanceerde serie schilderijen. Als de eerste vrouw van de wereld plaatste zij zichzelf in het midden terwijl om haar heen mythologische figuren de strijd tussen goed en kwaad / deugd en ondeugd uitvochten. (Een kunstje dat ze waarschijnlijk had afgekeken van de tussen Romeinse medaillons staande goden die in de bruidskamer van het Palazzo Ducale eveneens de focus op de deugden van de Gonzaga’s legden)
“Op!”, riep onze eigen deugniet. “Mag ik nu naar de draaimolen?”
“Tuurlijk lieverd.”
Portretten in de Renaissance
Alberti zei het reeds de schilderkunst beschikt over een waarlijk goddelijke kracht, zij is in staat de gestorvenen te laten voortleven en de levenden met de doden kennis te laten maken. Wilde je dus als vooruitstrevende vorst later nog herinnerd worden dan kon je maar het beste een portret laten maken. Iets wat Isabella zich maar al te goed realiseerde. Haar man had haar nog gevraagd zich samen met hem te laten vereeuwigen voor de Madonna della Vittoria maar dat had ze geweigerd. Mantegna vond ze een meesterlijke schilder, maar hij tekende net iets té realistisch naar haar smaak, en daar was ze toch echt te ijdel voor.
“Nog een rondje mama?”
“Ja hoor, je vader weet ook niet van ophouden dus…”
Leonardo da Vinci tekent Isabella
Isabella ging voor de beste portretschilder ter wereld en vond na enig aandringen Leonardo da Vinci, de meest universele mens ooit, bereid haar vast te leggen. De wijze waarop dit diende te geschieden vormde echter al snel een heikel punt van discussie. De beeldhouwer, schilder, werktuigbouwkundige, astroloog, kaartenmaker, musicus en geoloog opteerde voor een model in driekwart profiel (schuin van voren) omdat hij dan meer expressie in het gezicht kon leggen, maar Isabella stond meer in de keizerlijke traditie en prefereerde een schildering en profiI (van opzij).
“Mama, mag ik nog een keer?
“Ja hoor schat, papa is er volgens mij nog steeds niet helemaal uit.”
Isabella d’Este is Mona Lisa
Gelukkig kwamen de twee tot een compromis en werd de wereld verrijkt met een kunstwerk van uitzonderlijke klasse. “Effe serieus, is dat hem?”, vroeg Ech Nie met een vies gezicht, toen ik haar het topstuk andermaal op mijn telefoon liet bewonderen. “Dat ziet er toch niet uit? Moet je dat haar zien!”
“Dat ziet er toch niet uit zegt ze dan. Hallo, kijk nou eens goed. De eerste contouren van de Mona Lisa zijn toch duidelijk zichtbaar.”
“De Mona Lisa?”
“Ja, het bekendste portret uit de Renaissance dus. Kijk naar die handen, de borst, de houding van het lichaam. Ze zijn als twee druppels water. Het officiële verhaal dat Leonardo de opdracht van Isabella nooit heeft voltooid wordt dan ook door diverse deskundigen in twijfel getrokken. Zij stellen dat de houtskooltekening slechts een voorstudie was van het échte werk en dat we Mona Lisa moeten identificeren als Isabella d’Este, de vrouwelijke tegenhanger van de renaissanceman bij uitstek…
“Mama, ik ben duizelig…”
“Ja. ik geloof dat ik nu ook een beetje begin te tollen…”
Palazzo del Te, het lusthof van de goden
Het Palazzo del Te ligt een half uurtje buiten het centrum van Mantua maar omdat mijn gevolg zich na bovenstaande een beetje misselijk voelde, besloot ik na een paar minuten wandelen dat het wellicht beter was om ons rijdend richting het pretpaleis te begeven. Kon ik misschien ook nog net voor sluitingstijd een glimp van het weelderige interieur opvangen. “Je vindt het toch niet erg als wij even in de auto blijven zitten hè?”, zei vrouwlief bij aankomst.
“Dit is nochtans het lusthof van de goden, Ech Nie. De parel in Mantua’s kroon…”
“Dat is aan ons niet besteed, Ech Wel. Volgens mij kan je beter even alleen gaan.”
Te erotisch voor gewone stervelingen
Al even enthousiast over de kunsten als zijn vader Frans en moeder Isabella haalde Frederik (Federico) Gonzaga weer een nieuw universeel mens naar Mantua; Giulio Romano. De ingenieur, beeldhouwer, architect, schilder en ontwerper kreeg van zoonlief de schone taak toebedeeld om de voormalige paardenstallen van Frans om te toveren tot een extravagant genotsslot. De markies had namelijk dringend behoefte aan een ruimte waarin hij zich samen met zijn minnares hartstochtelijk kon vermaken.
Geheel in lijn met het renaissancistische gedachtegoed startte Romano in 1525 met de werkzaamheden. Als basis diende Vitruvius’ beschrijving van een elitaire villa, een vierkant huis met binnenplaats en aan elke zijde een ingang, en dienden driehoekige gevelvelden, rondbogen en zuilen om het gebouw een klassiek uiterlijk mee te geven. Zijn hitsige opdrachtgever was hij van dienst door de Villa Suburbana als een voor gewone stervelingen verboden erotische droom te decoreren.
Grondgebied Gonzaga tot hertogdom verheven
In tegenstelling tot zijn moeder, die zich graag beriep op haar deugden, was Frederik een echte ondeugd. Schaamteloos liet hij in de ruimte waar hij zijn hooggeëerde gasten ontving, de eetkamer, een expliciete lofzang op zijn maîtresse aanbrengen. In 1530 ontving hij er zelfs de keizer. Niet dat die overigens aanstoot nam van het vertoonde, want bij dezelfde gelegenheid verhief hij de markies tot hertog.
“Ben je al bijna klaar?”, vroeg Ech Nie via de app.
“Nee, ben net bij de achtertuin. En die is nogal groot dus je zal even moeten wachten…”
“Ja maar je kind wordt ongeduldig. Ik denk dat haar ijsje niet zo lekker is gevallen…”
“Had haar dan ook niet gelijk in de draaimolen gezet. Je weet toch dat dat funest is voor de spijsvertering…”
Legende van Cupido en Psyche siert wanden en plafond
De eetkamer vertelt het verhaal van Cupido en Psyche, een onmogelijke liefde tussen de god van de seksuele begeerte en de knapste vrouw van de wereld. Hun geluk werd in de weg gezeten door Venus, de moeder van Cupido. Vol afgunst over de schoonheid van de mensenmeid kwelde Venus de jongedame zo zeer met pijnen dat ze tot twee maal toe een zelfmoordpoging ondernam. Gelukkig slaagde ze niet in haar opzet en kwam alles aan het einde van de mythe weer goed. Tijdens een groots banket vierden de goden het huwelijk tussen de twee tortelduifjes.
Daar ik m’n telefoon alweer voelde trillen in m’n broekzak zette ik er nog maar eens extra de pas in. Het opnemen liet ik even achterwege, ik was tenslotte op een missie.
Alles wat zij ontbeert, kwelt mij
De hele fabel was exemplarisch voor de Renaissance. Frederik die met een brutale knipoog zijn eigen privéleven te kijk zette (met moeder Isabella in de rol van Venus) en die de menselijke driften liet vertolken door oude bokken en dartelende nimfen. Dat hij alles voor zijn geliefde over had verkondigden een groepje minnegodjes met hun spandoek; Alles wat zij ontbeert, kwelt mij. De alom aanwezige salamander, symbool van Frederik, werd op een zelfde manier uitgelegd; de koude huid van het dier is ongevoelig voor vuur (geloofde men destijds) en staat daarmee in sterk contrast met de temperamentvolle aard van de hertog.
Opnieuw langdurig trillen van mijn mobiel noopte me, net toen ik voor de ingang stond, de oproep te beantwoorden… “Ja, lief?”
Tevreden huiswaarts
“Je moet nú komen!”
“Maar ik moet nog naar binnen, Ech Nie.”
“Helemaal niet. Je komt nú naar de auto: Ech Leuk is helemaal overstuur. Straks spuugt ze de hele boel nog onder.”
“Sjongejonge, had dan ook naar me geluisterd!”
“Nee, jij had gewoon eens een keertje vaart moeten maken! Het duurt allemaal zo lang bij jou. Nog even dit, nog even dat. Op een gegeven moment heeft iedereen echt de buik vol van al jouw kunstjes.”
Staande voor Palazzo del Te bedacht ik me dat het waarschijnlijk zo moest zijn. Te is nooit goed…
- Te ver
- Te laat
- Te veel
- Te allen tijde
- Te leurstellend
“Zo hèhè, hij is Te rug hoor”, zei mevrouw, “Te vreden?”
“Ech Nie!”
Ook wel eens in Mantua geweest, kunstzinnig aangelegd of een cultuurbarbaar? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Met Palazzo del Te hadden de Gonzaga’s hun artistieke hoogtepunt bereikt. Vanaf toen ging het steeds een beetje minder. De definitieve ondergang zette zich begin 17e eeuw in. Naar verluidt ging eerst het lijk van geluksbrenger Bonacolsi verloren, moest daarna (vanwege grote schulden) de beroemde kunstcollectie worden verkocht en stierf in 1627 de mannelijke tak van de Gonzaga’s uit. De oorlog die hierop volgde zou Mantua berooid en gedecimeerd achterlaten.
Wie zich verder wil verdiepen in de vergelijking van de mecenassen Frans Gonzaga en Isabelle d’Este of Isabella d’Este en Mona Lisa kan respectievelijk terecht bij:
Alberti’s commentaar op Vitruvius geschrift is pas onlangs vertaald in het Nederlands. Het laat wel zien hoe toonaangevend zijn commentaar destijds was. De boeken van zowel Vitruvius als Alberti golden tot diep in de 19e eeuw als werken die iedere architect zich eigen zou moeten maken. Samen met Brunelleschi (de man die onder andere de Domkoepel van Florence tekende) wordt Alberti gezien als de grondlegger van de renaissancistische architectuur.
De kunstcollectie van de Gonzaga’s (de zogenaamde Celeste Galeria) viel door verkoop en plundering uiteen. Zo bevindt de triomf van Caesar zich tegenwoordig in het Engelse Hampton Court palace en kan men de Madonna della Vittoria in het Louvre vinden.
Behalve Mantua behoort ook de stad Sabbioneta tot het werelderfgoed. Op aanraden van Ech Nie moesten we die echter maar voor een volgende keer bewaren.
Jaar van inschrijving: 2008
Lees ook:
– Lang leve de lol; tijdens Renaissance ontpopte Loire-vallei zich tot koninklijk feestdomein
– Koninklijke boekenwurm kreeg met Escoriaal de wijsheid in pacht
– Wees humaan, bezoek Telč en maak wat van je leven