“Als we echt zoveel mogelijk werelderfgoed willen bezoeken, en dat willen we, dan kunnen we maar het beste naar San Gimignano gaan”, verkondig ik Ech Nie stellig. “Oh, is dat zo?”, reageert ze verbaasd. “Ech wel!”, bevestig ik, en vervolg; “San Gimignano ligt namelijk in het Italiaanse Toscane en daar barst het van de Unesco-sites.”
“En dan moeten we als eerste naar San Gimignano?”
”Ja, want die stad steekt er met kop en schouders boven uit.”
Ech Nie wist hoe laat het was. “Oftewel, je hebt geboekt en daarmee basta?” Ik hoefde niks meer te zeggen, ze had het begrepen.
Werelderfgoedsites in Toscane
Anno 2017 is Toscane de locatie van zeven Unesco-sites, maar toen wij er in 2011 op vakantie gingen, had Ech Nie het geluk dat het er nog maar zes waren. “Zes?” vroeg Ech Nie verontwaardigd, toen ik haar het lijstje overhandigde. “Inderdaad, zes stuks, behalve San Gimignano heb je er bijvoorbeeld ook nog de wereldberoemde toren van Pisa, het gotische Siena en de prachtige kunststad Florence.” Ech Nie fronste haar wenkbrauwen. “Is er iets?”
“Zes is teveel”, zei ze beslist, en veegde het erfgoed van tafel. “Monumenten kijken doen we wel als we oud zijn. Voor nu is het vooral een queestie van in de zon liggen en bruin worden!” Pfff, dacht ik, we zijn nog niet weg of de eerste queestie dient zich alweer aan. Geërgerd pakte ik de lijst weer van de grond en zei vermanend; “Zonnen kan altijd nog, Ech Nie. Voorlopig gaan we eerst een queeste vervullen; zet dat strand dus maar uit je hoofd!”
Ech Nie sputterde nog even tegen, (“Ik wens gewoon vakantie te vieren, Ech Wel! Je weet wel; zon, zee, zand, dat soort dingen…”) maar legde zich uiteindelijk toch maar bij het onvermijdelijke neer.
Parkeren in San Gimignano blijkt lastiger dan gedacht
San Gimignano dus. Ech Nie had er nog nooit van gehoord, en eerlijk gezegd raakte ook ik pas op de hoogte van zijn bestaan toen ik, in voorbereiding op onze vakantie, Unesco’s wonderen in Toscane raadpleegde. Leuk zo’n authentiek, vergeten stadje, dachten we, maar toen we muurvast op z’n toegangsweg kwamen te zitten, begon het bij ons langzaam te dagen dat San Gimignano toch niet bij iedereen zo onbekend was.
We verwachtten meteen grote drama’s bij het parkeren maar gelukkig konden we, tot grote ergernis van vele gefrustreerde automobilisten, precies het plekje van een net vertrekkend autootje innemen. Met een lange neus naar iedereen stalden we de wagen en liepen via San Giovanni de stad in.
Wijn en ijs op Piazza della Cisterna
“Hoe oud is San Gimignano eigenlijk?” vraagt Ech Nie haar reisgids. “Nou”, antwoord ik, “Haar eerste vermelding stamt uit 929, maar het meeste van wat je nou ziet is tussen de 11e en de 14e eeuw gebouwd. De bloeitijd van de stad zeg maar.”
Via San Giovanni eindigt op het hoogste punt van de stad, de Piazza della Cisterna, oftewel het putplein. Het is de plek waar vroeger de San Gimignanonezen hun streekproducten, saffraan en Vernaccia-wijn, aan voorbijkomende reizigers verkochten (straat en plein lagen op de pelgrimsroute naar Rome) en waar tegenwoordig nog steeds de meeste handel plaatsvindt.
Vandaag de dag is het vooral de plaatselijke ijsboer die er goede zaken doet. Omdat ons reisboekje hem als de beste van het land aanbeveelt, snelt Ech Nie er naar binnen en bestelt een van de grootste hoorns uit het assortiment. “Je voelt je al aardig thuis hè?”, geef ik haar na terugkomst te kennen. Omdat mevrouw die opmerking niet begrijpt, nemen we plaats rond de oude regenbak en leg ik geduldig uit wat ik daarmee bedoelde.
In San Gimignano had men ruzie op hoog niveau
“Het begon allemaal zo halverwege de 11e eeuw, toen Hendrik, de uit Goslar afkomstige keizer van het (Heilige) Roomse Rijk, ruzie met de paus kreeg. Hoewel de Heilige Stoel een eeuw eerder, bij de oprichting van het Rijk, de nieuwe keizer nog zijn zegen had gegeven, kregen beide heren toch onenigheid over wie er nou eigenlijk de machtigste van het Rijk mocht zijn.
Na een hoop geouwehoer won de keizer uiteindelijk de discussie en bepaalde hij dat er zonder zijn uitdrukkelijke toestemming voortaan geen nieuwe paus meer gekozen mocht worden. Daarmee keerde de rust voor even terug maar toen in 1075 een nieuwe herder op de heilige stoel ging zitten, begon de ellende weer van voor af aan.”
“Ik begrijp er niks van. En daarom maken ze hier nou van die grote ijsjes?” informeert Ech Nie onwetend. “Hè? Nee, stil nou effe, ik ben nog niet klaar.”
Manhattan van de middeleeuwen
“Beide kampen hadden hun eigen fanschare. De supporters van de paus werden in Italië de Guelfi genoemd, de keizerlijke aanhang stond bekend als de Ghibellini. Natuurlijk gunde men elkaar het licht in de ogen niet en dat betekende in San Gimignano vooral dat men tegen elkaar op ging bouwen. Hoge gebouwen groeiden uit tot een statussymbool en zorgden ervoor dat er naar je werd opgekeken. Omdat de twee groepen niet voor elkaar wilden onderdoen, en er door de grote aanloop van reizigers voldoende geld voorhanden was, leidde de rivaliteit tot de constructie van maar liefst 72 middeleeuwse wolkenkrabbers. Veertien daarvan staan er nog steeds fier overeind.”
“Ja, ja”, zegt Ech Nie, terwijl ze al likkend het einde nadert, “het ging r dus vooral om wie de grootste had?”
“Precies, vandaar mijn opmerking. Uiteindelijk besliste het gemeentebestuur dat er niemand hoger mocht bouwen dan de Torre Grossa, de enorme fallus die zij zelf naast het stadhuis hadden laten zetten.”
Kathedraal van San Gimignano
Nadat door Ech Nie ook het laatste stukje ijs verorberd is, trekken we verder naar het kerkplein, oftewel het Piazza del Duomo. Het godshuis zit vol bijzondere fresco’s maar jammer genoeg blijven die voor ons achter gesloten deuren verborgen. “Hè wat jammer”, merk ik op, “want binnen is ook de kapel van het meisje Fina te vinden.”
“Heel vervelend inderdaad…”
“Ja, want Fina is nou net de beschermheilige van de stad. Maar goed, we kunnen natuurlijk ook even langs haar heilige huisje gaan, dat schijnt hier in een steegje vlakbij te zijn.”
Helaas lukt het ons niet haar vroegere woning te traceren. Hoewel San Gimignano niet veel groter is dan twee pleinen en een paar straten, blijft het onderkomen voor ons net zo uit het zicht als de eerder genoemde fresco’s. Dikke pech, vind ik zelf, maar nog veel ongelukkiger is de Engelse toerist die we onderweg tegenkomen. Gefrustreerd over het niet kunnen vinden van een parkeerplaats had hij maar besloten in het autovrije centrum naar een plekje te zoeken. Niet zo handig, bleek al snel, want na een paar honderd meter had hij zich al Finaal klem gereden…
Het harde leven van de Heilige Fina
Teruglopend over de oude pelgrimsweg gaan mijn gedachten terug naar dat zielige meisje Fina. Het arme grietje leefde, in navolging van Christus lijden, een leven vol boetedoening en versterving. Daarom verkoos ze, toen ze op tienjarige leeftijd verlamd raakte, een eikenhouten plank als bed. Ze was er namelijk heilig van overtuigd dat pijn haar dichter bij haar Verlosser zou brengen. Een beslissing die haar bij leven slechts vijf helse jaren opleverde, maar die haar postuum de titel Heilige schonk.
“Best slim van die San Gimignanonezen”, vind ik, door Fina zalig te verklaren waren ze namelijk van veel aanloop verzekerd (Heiligen hadden immers een enorme aantrekkingskracht op pelgrims) en hadden ze meer mogelijkheden om hun wijn en saffraan aan de man te brengen. Geen wonder dus dat Fina de patrones van San Gimignano werd, ze bracht gewoon geld in het laatje!
Pest dompelde oude stad in vergetelheid
Ondertussen is Ech Nie weinig onder de indruk van San Gimignano’s exceptionele klasse. “Is dit alles?” blaast ze ineens hoog van de toren. “Tsja”, geef ik toe, “het bevolkingsaantal was al nooit erg groot, maar met de komst van de Zwarte Dood in 1348 halveerde het nog eens. Bovendien maakte de plaag de bedevaartgangers zo angstig dat ze de plaats gingen mijden als de pest. Als gevolg daarvan stortte de economie ineen en raakte de stad in de vergetelheid. Een paar eeuwen lang gebeurde er hoegenaamd niks meer…”
Doe een wens
Nadat we alles hebben bekeken, keren we voor een laatste drankje terug naar het Piazza della Cisterna. “Is dat eigenlijk een wensput?” vraagt Ech Nie, terwijl ze van haar glaasje Vernaccia nipt. “Ze zeggen van wel, schat. Als je er een muntje in gooit dan mag je wensen wat je wilt.” Ik heb het nog niet gezegd of mevrouw pakt het wisselgeld van tafel, loopt naar de pomp, doet een wens en weigert vervolgens categorisch te zeggen wat het onderwerp van haar verlangen is. “Hoezo nou weer niet?”
“Dat hoort gewoon niet!”
Toeval of niet, maar om de een of andere reden zie ik de rest van de vakantie alleen nog maar zon, zand en zee en komt er van mijn zorgvuldig geplande Unesco-trip nagenoeg niks terecht.
“Ach, zo blijft er nog wat te wensen over hè schat?”
“Zo is het maar net meissie, Ech Wel!”
Ook wel eens in San Gimignano geweest, hoog van de toren geblazen of in een put gewenst? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
De Vernaccia wijn was populair onder de groten der aarde, de paus genoot er met grote teugen van, en ook Lorenzo de’ Medici, de heerser over stadsstaat Florence, lustte er wel pap van. Het zou dus zonde zijn om San Gimignano te verlaten zonder dat je een kistje achterin je auto heb gezet.
Voor een paar euro is een van de torens, Casa Campetelli, ook van binnen te bekijken.
Jaar van inschrijving: 1990
Lees ook:
– Kastelen Bellinzona speelbal van Guelfi en Ghibellini
– Na Regensburg wisten we het zeker, één bier maakt nog geen zomer