Werelderfgoed Schokland viel bij ons niet echt in de smaak. “Wat scheithuisjes in de polder op een nepeiland”, was bepaald niet wat wij van een patrimonium verwachtten. Maar goed, dachten wij vergevingsgezind, dat kan de beste overkomen. Blijkbaar zit zelfs Unesco zit er wel eens naast. Helaas bleek al vrij snel daarna dat Schokland niet het enige Unesco-missertje op de lijst was. Althans, dat was Ech Nie’s mening. Zij raakte verbitterd over onze queeste nadat ze zich in een Germaans beukenbos had lopen verbijten en in Le Havre kaal beton had moeten aanschouwen. In haar ogen misten beide sites alle schoonheid en waren ze het dus ook niet waard om op de lijst te staan. Dat het esthetische gedeelte vaak niet ter zake doet, verwierp zij als geldig argument.
“Maar als je niet het hele verhaal kent dan kan je ook niet oordelen, Ech Nie”, diende ik haar van repliek. “Schei toch uit, Ech Wel”, antwoordde zij. “Iets is mooi of niet mooi, ongeacht zijn geschiedenis.”
Het duurde niet lang of deze kortzichtige visie kwam als een heet hangijzer tussen ons in te staan. Stond ik bewonderend elk monument “bijzonder en van universele waarde” te vinden, vond zij het vaak maar “oude zooi” en “zonde van de tijd”.
Lood om oud ijzer
Of het nou een Neolithische vuursteenmijn of een verlaten staalfabriek was, volgens mevrouw de cultuurbarbaar was het allemaal lood om oud ijzer. Niet interessant. Ik kon het ergens nog wel begrijpen ook (want niet iedereen is tenslotte zo’n standvastige ijzervreter als ik en we hebben allemaal zo onze eigenaardigheden) maar het leidde er wel toe dat ik in mijn eentje naar obscure mijnplaatsjes als Zollverein en Grand Hornu kon afreizen. Ech Nie verrotte het namelijk om mij te vergezellen naar om het even welk roestig, industrieel werelderfgoed dan ook.
Een minder aantrekkelijk verhaal moet je goed verpakken
Kon ik me eindelijk eens écht verdiepen in een Unesco-monument, dacht ik in het begin, maar het duurde niet lang voordat ik besefte dat het toch prettiger is om met z’n tweeën op stap te gaan. Had ik tenminste iemand om op terug te vallen als ik mezelf weer eens in de nesten had gewerkt.
Om onze ijzeren dame van haar dwaalspoor af te halen, en te zorgen dat ze haar held weer op zijn queeste ging escorteren, analyseerde ik de queestie en concludeerde dat het probleem hem vooral zat in de attractiviteit van een site. Wilde ik dat vrouwlief mij ook weer tijdens de “mindere” Unesco-monumenten ging begeleiden, dan moest ik mijn verhaal zo zien te brengen dat ook zij doordrongen was van het universele belang van de plaats. Vond ze het dan nóg steeds niet de moeite waard dan was het zaak het bezoek te “verpakken” als een kleine last in een verder woest aantrekkelijk uitje. Toen de Vizcaya brug in Getxo (een voorstadje van Bilbao) dus aan de beurt was wist ik wat me te doen stond.
Vizcaya brug ontworpen door leerling van Eiffel
De mededeling dat we naar een industrieel meesterwerkje gingen kijken deed Ech Nie, zoals verwacht, niet direct van enthousiasme overlopen. Bruggen vallen bij Ech Nie namelijk steevast in de categorie “niet mooi” en dan heeft ze dus “geen zin”.
“Maar schat”, probeerde ik, “de Vizcaya brug is buitengewoon fantastisch en van het grootste belang. Hij is ontworpen door een leerling van Eiffel en wordt door velen gezien als een verbeterde versie van de beroemde toren in Parijs.” Ech Nie bleek echter niet te vermurwen. “Staal is stom”, was haar enige commentaar. Tot zover dus plan A.
Getxo biedt voor elk wat wils
Omdat het strand bij Ech Nie altijd wél op enthousiasme kan rekenen, schakelde ik over op plan B. Ik vertelde haar dat Getxo een badplaats is dat al sinds de 19e eeuw door stadslui uit het nabijgelegen Bilbao wordt gebruikt als favoriet oord van ontspanning en dat de massale toestroom van strandgangers naar Getxo de bouw van de Vizcaya brug noodzakelijk maakte. Het zou daarom niet meer dan billijk zijn als we Unesco’s monument opnamen in een aangenaam dagje strand. Dat klonk onze zonaanbidster al een stuk beter in de oren (al leek ze er nog steeds niet helemaal gerust op).
“Wanneer ga je me vertellen over het addertje onder het gras”, vroeg ze achterdochtig. Waarschijnlijk door schade en schande wijs geworden wilde ze niet wéér voor plotselinge verrassingen komen te staan. “Geen idee waar je het over hebt Ech Nie, Er staat een ijzeren zweefbrug uniek te wezen, meer niet. Ik wil er alleen maar een paar foto’s van maken en dan kunnen we wat mij betreft lekker op het strand gaan liggen.” Met die woorden was mevrouw blijkbaar voldoende op haar gemak gesteld want ze trok spontaan haar bikini aan.
Overbrugging mocht scheepvaart niet hinderen
De Vizcaya brug is nogal een apart geval. Om het scheepvaartverkeer niet te hinderen bedacht men een ijzeren overkapping met daaraan hangend een soort van gondel (gondala). Het bakje kan een paar honderd passagiers en wat auto’s vervoeren en pendelt in 8 minuten tussen de twee verschillende oevers heen en weer. Uniek vond Unesco in 2006 en roemde in zijn aanbeveling ook de gedraaide staalkabels die waren gebruikt.
Ech Nie stond er echter beduidend minder uitgelaten bij. Doordat het weer was omgeslagen leek het erop dat haar zonnebad weer in het water zou vallen. Ik daarentegen, zag louter nieuwe mogelijkheden. Als de zon dan toch zo dwars lag dan konden we misschien wel…
D’r op en d’r over
IJzer smeed je als het heet is en dus besloot ik direct 2 kaartjes te kopen voor een lift naar boven. “Naar boven?”, vroeg Ech Nie. “Jazeker”, antwoordde ik met een stalen gezicht, “sinds 1999 zitten er liften in de pijlers van de brug en daarmee kan je zo naar de top. Het uitzicht schijnt geweldig te zijn.” Dat je op 45 meter hoogte door een open constructie de diepte in kijkt, liet ik maar even onvermeld. Niet uit eigenbelang uiteraard, maar omdat de hoogtevrees van Ech Nie helaas maar moeilijk met dit soort gegevens om kan gaan.
Hoogtevrees
Eenmaal boven keek je inderdaad een heel eind weg. Maar terwijl ik vol ontzag naar de einder en het knappe staaltje ijzerwerk stond te kijken, probeerde Ech Nie haar zenuwen, duidelijk niet van staal, onder controle te krijgen. Om de afgrond beneden haar te vermijden was de blik strak naar voren gericht en trachtte ze de schokken door haar angstige lichaam tot een minimum te beperken. Dat laatste was trouwens nog vrij lastig want door het verplaatsen van de gondel stond de hele constructie voortdurend heen en weer te schudden.
Een (Vizcaya) brug te ver?
Om alle aspecten van het werelderfgoed ook in zijn geheel te ervaren namen we, na weer op aarde te zijn neergedaald, de gondel terug. Niet heel spectaculair, vond ik zelf, maar eenmaal aan de overkant zag ik Ech Nie over haar hele lichaam trillen. “Kwam dat nou door de doodsangsten van daarboven?”, vroeg ik me af, “of zou ze kwaad zijn vanwege het onverwachte, hoge bezoek?” Ik kon het niet goed zien. Gelukkig kwam er snel duidelijkheid. Als door een adder gebeten vroeg ze briesend “of we nu dan eindelijk klaar waren met die ongein?” Boos dus, stelde ik vast.
Was ik misschien toch een brug te ver gegaan?
Kathedraal van Bilbao
Gekrenkt door weer, brug en ech(t)genoot foeterde ze nog even door.“Wat een fantastische stranddag is dit weer!” En “of meneer monumentenzorg nog meer van dit soort goede ideeën had?” Die had ik inderdaad, dacht ik stilletjes. De kathedraal van Bilbao behoort namelijk samen met nog een hele hoop andere bouwwerken tot het werelderfgoed “routes naar Santiago de Compostella in Spanje”. Het leek me alleen niet echt verstandig deze kennis nu meteen met haar te delen. Niet uit eigenbelang uiteraard, maar omdat haar maag en darmkanaal twee achtereenvolgende Unesco-plaatsen nogal beroerd verdragen. Zeker niet zolang er nog niet gegeten is. En al helemaal niet als het eerste erfgoed haar zo teleurgesteld had.
Maar ja, wat kon mij dat schelen? Ik was op een missie. Dus haalde ik mijn plan B weer tevoorschijn en vertelde haar dat het centrum van Bilbao vol met heerlijke pintxos-barretjes zat. Daar kon ze haar lege buikje weer kogeltjerond eten. “Met name rond de kerk stikt het er van”, zo maakte ik haar lekker.
IJzersterke toegift
Het werkte. We liepen al een paar dagen rond in het noorden van Spanje en hadden in die tijd een enorme liefde voor de Baskische tapas ontwikkeld. Met het water in de mond liepen we terug naar de auto, klaar voor een heerlijke lunch. Bij de auto aangekomen kreeg het humeur van Ech Nie echter een nieuwe tik te verduren.
Geheel in Spaanse stijl stond strak tegen haar nieuwe autootje een Spaanse bolide geparkeerd. Het werd Ech Nie even allemaal te veel, de wolken, de hoogtevrees, het weer, de verloren stranddag en dan hadden ze nu ook nog haar karretje “aan bonken” gereden. De hijo de puta’s vlogen door de lucht. Gelukkig bleek bij nadere inspectie dat er geen krasje in de lak te bekennen was.
“Dat bakkie van jou is gewoon ijzersterk, schat”, complimenteerde ik haar. Een kleine glimlach verscheen op het gezicht. “Op naar de pintxos dan maar?”, vroeg ze. “En de cider!”, zei ik, “om die nare metaalsmaak weg te spoelen.” Dat we ook nog hoog in de toren van de kathedraal moesten klimmen, hield ik nog even voor me…
Dat krijg je ervan als je je niet wil verdiepen. Ech Wel!
Ook wel eens over de Vizcaya brug gelopen? Een liefhebber van industrieel erfgoed, pintxos of strand? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Adres: Puente de Vizcaya Zubia, Getxo, Bizkaia, 48930, Spanje
Jaar van inschrijving: 2006
Officiële website: Puente Bizkaia
Voor de liefhebbers van statistieken:
Bouwjaar: 1893
Lengte Vizcaya brug: 160 meter
Hoogte torens: 45 meter
Lengte gondel: 25 meter
Capaciteit gondel: 6 auto’s en 200 passagiers
Lees ook:
– Op het Canal du Midi laten vernuftige waterwerken iedereen sprakeloos
– Scheepsliften Wallonië getuigen van zwart verleden