Omdat Ech Nie na ons bezoek aan Schokland was gaan twijfelen over de zin van onze queeste wilde ze voortaan, voorafgaand aan een werelderfgoedreis, weten om wat voor monument het ging. En niet alleen dat, maar ook waar het lag en hoe het was te bereiken. Op die manier dacht ze te kunnen bepalen of het patrimonium ook ech wel een bezoekje waard was. “Ik weet niet wat jou bezielt?!”, had ik opgemerkt, “maar wij gaan gewoon naar Spiennes hoor. Of je dat nou wilt of niet!”
Ze wilde niet.
Bouw bezoekerscentrum
Uiteraard is iedere werelderfgoedsite van het grootste belang, daarover bestaat bij mij geen enkele twijfel, maar als ze ook nog eens de laatste van het land zijn (dat wil zeggen de laatste die ik nog moet bezoeken) dan geldt dat natuurlijk nog eens extra. Helaas lagen de Belgen mij al jaren dwars.
Ooit waren ze eens begonnen met de bouw van een nieuw bezoekerscentrum, maar aangezien ze daar zo godsgruwelijk lang over deden, begon ik op een gegeven moment onze Zuiderburen ervan te verdenken dat ze de boel met opzet aan het traineren waren; puur en alleen om mij te zieken. Gelukkig kwam in april 2015 aan al het geklungel een eind en kon ik vol goede moed (en moederziel alleen) richting de mijnen van de familie Flintstone rijden. Yabba-dabba-doo!!
Hoe kom je in Spiennes?
De autorit verliep voorspoedig maar eenmaal in Spiennes aangekomen diende zich al snel een nieuwe (en niet geheel onbelangrijke) queestie aan. Wáár is het werelderfgoed eigenlijk? Over het algemeen is een stad of streek erg trots op zijn monumenten, en wijzen borden je wel de weg, maar dit keer hadden die stomme Belgen dat natuurlijk weer nagelaten. Bloedzuigers dacht ik, ze doen er ook werkelijk alles aan om mij niet te laten slagen.
Omdat ook de TomTom geen uitkomst bood (waarschijnlijk in België gefabriceerd) besloot ik tot het inschakelen van een hulplijn. Ech Nie zou me vast en zeker verder kunnen helpen. Helaas. Het Belgische netwerk weigerde op mijn telefoon elke dienst. Godnondeju! Waarom heb ik dit soort dingen nou altijd als het niet uitkomt? Het zijn van die momenten waarbij je je afvraagt wat je hier nou ook alweer kwam doen en waarom dat toch in hémelsnaam zo belangrijk was.
Bordjes met de tekst Silex’s wijzen de weg
Uiteindelijk kwam ik terecht op een doodlopende weg. Het stuk asfalt deed vermoedelijk dienst als parkeerterrein maar hield dat, afgaande op zijn uiterlijk, het liefst voor iedereen verborgen. Omdat het echter ook de plek was waar de TomTom me maar heen blééf sturen, en ik inmiddels de rest van het dorp al 10 keer had gezien, besloot ik het desolate gebied toch maar aan een nadere inspectie te onderwerpen. Het moest hier toch ergens zijn.
In eerste instantie leek niets te wijzen op de aanwezigheid van een Unesco-site maar na wat speurwerk ontdekte ik dan toch een op het wegdek gespoten pijl met de tekst “Silex’s”. Het wees in de richting van een modderig pad en omdat ik het verder ook niet wist besloot ik daar maar eens naar toe te wandelen.
Een werelderfgoedreiziger op pad
Geen flauw idee of ik wel de goede weg was ingeslagen glibberde ik door de modder naar een ongewis eind. Na een kwartiertje ploeteren, en zonder enig zicht op wat voor universeel belang dan ook, wilde ik er net de brui aan geven toen ik toch weer zo’n verdacht bordje “silex’s” zag staan. Het wees naar een trappetje dat je verder de heuvel op leidde. Ik beklom het en kwam uit op een grasveld met wat struikgewas. Wat is dit nou weer? vroeg ik me af. Zouden die Belgen er niet op hebben gerekend dat ik zover zou komen? Dachten ze soms dat een voetpad overbodig was voor de gemiddelde mijntoerist? Ging ik wel goed?
Ik wist het niet maar vastberaden doch hoofdschuddend liep ik door. Wat een dwazen zijn het toch, bedacht ik me, doen ze er jaren over om een bezoekerscentrum te bouwen maar zijn ze te bedonderd om het een beetje fatsoenlijk bereikbaar te maken. Bang voor spontane bezoekers zeker? Allez, ik liet me er niet door uit het veld slaan en vond tenslotte het ronde gebouw verscholen achter een paar struiken.
Neolithische vuursteenmijn is bron van kennis
Vooraf had het verhaal van de 6000 jaar oude mijnen mij nog wel interessant geleken. Spiennes was namelijk de plaats waar de prehistorische mens twee millennia lang naar vuursteen dolf. Volgens Unesco verschaffen de honderden putten en gangenstelsels die daar het resultaat van waren ons inzicht in de ontwikkeling en vindingrijkheid van onze verre voorouders. Een bron van kennis waar natuurlijk elke rechtgeaarde Unesco-enthousiasteling warm voor loopt.
Bezoekerscentrum boeit niet
Het bleek achteraf een hoop moeite voor weinig. Na het betalen van negen euro entree mag je wat prehistorisch gereedschap en stukjes vuursteen bekijken maar daarna heb je het ook wel gehad. Best aardig aan de prijs, dacht ik zelf, maar ik troostte me met de gedachte dat ze met die centen misschien wel een nieuwe toegangsweg konden bekostigen.
Veel wijzer van de begeleidende teksten rond de museumstukken werd ik trouwens ook al niet. Omdat ze nergens het niveau van een gemiddeld geschiedenisboek op de basisschool ontstegen, las ik eigenlijk niets wat ik al niet wist. Nou ja, behalve dan dat het Franse woord voor vuursteen “silex” is…
Onderwereld Spiennes
Al met al hield ik alles na een minuut of twintig voor gezien. Dat lag ook aan mezelf, gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen, want als ik had gewild had ik ook nog kunnen afdalen in de neolithische onderwereld zelf. Dan had ik alleen wel van tevoren moeten reserveren en dat had ik helaas verzuimd. Ik vond het goed. Na een klein rondje museum en een virtuele tour door de mijnen stond ik al snel weer buiten. Missie volbracht.
Belgenmop
De deur weer uitlopend zag ik dat het bezoekerscentrum ook van een andere kant te benaderen was. Nieuwsgierig liep ik er naar toe en ontdekte, niet geheel verrassend, een pracht van een parkeerterrein en een keurig, begeleidend stoepje. Tsjongejonge, dacht ik, wie is hier nou dwaas? Loop ik me hele tijd te verbazen over die maffe Belgen, ligt het gewoon allemaal aan m’n eigen lompigheid. Een queestie van aan zien komen, zou Ech Nie hebben gezegd.
Glimlachend om m’n eigen Belgenmop liep ik weer terug over het (modder)pad naar m’n privéparkeerplaats een kwartiertje verderop. Het maakte me ook niet uit. Met de mijnen van Spiennes had ik alle sites in de Benelux gezien. Een mijlpaal was bereikt en dat pakte niemand me meer af.
Tijd voor een biertje in Mons
Wat is België zonder bier? Precies! Dorstig geworden van alle droge leerstof in het bezoekerscentrum besloot ik een biertje te gaan drinken in het nabijgelegen Mons. Ik was trots op mezelf. Ondanks alle tegenwerking was ik er toch maar mooi in geslaagd België “af te ronden”. Een daad die wel wat gerstenat verdiende. Bijkomend voordeel; de stad was culturele hoofdstad 2015 en heeft met zijn belfort óók nog een gebouw wat deel uitmaakt van het Unesco-werelderfgoed. Een passender afsluiting van een vruchtbare dag leek mij haast niet denkbaar.
Queestie van negeren
Tien minuten later arriveerde ik in de stad om er vervolgens, na het stallen van de auto, achter te komen dat zich twee nieuwe queesties hadden aangediend. Ik bleek noch parkeergeld, noch lucht in mijn linker achterband te hebben. Miljááááár! Zoveel pech begon zo langzamerhand verdacht te worden. Dit riekte gewoon naar sabotage.
Hulpeloos keek ik om me heen en vervloekte Ech Nie om haar eigenwijze thuisblijven. Altijd is zij degene die het betaald parkeren regelt en nou ze er niet bij was stond ik dus mooi zonder munten. Bekijk het ook maar, dacht ik, en besloot alle queesties maar gewoon te negeren. Er stond erfgoed en bier op me te wachten en dat had momenteel een veel hogere prioriteit. Ik zou wel zien.
De queesties stapelen zich op
Al lopend richting centrum probeerde ik m’n telefoon over te halen toch vooral maar weer te gaan werken. Ik had behoefte aan wat geruststellende woorden van Ech Nie maar helaas, het lukte me nog steeds niet het onding weer aan de praat te krijgen. Niet helemaal op m’n gemak begon ik mijn pas wat te versnellen. Volledig leeg was de autoband nog niet geweest, schoot het door m’n hoofd, maar ik had ook geen idee hoe lang die het nog ging volhouden, opschieten dus maar.
Het duurde niet lang of het horrorbeeld van een lege band liet me niet meer los. En waarom had ik nou nog steeds niet gezorgd voor een nieuwe krik in de auto? Verdomme, wat een gedoe! Natuurlijk, een echte Unesco-fanaat geeft nooit op, maar deze queestie begon toch vrij irritant te worden. Misschien moest ik m’n bierplan maar even laten voor wat het was, maakte ik mezelf voorzichtig wijs. En wat was het trouwens ver lopen…
Belfort Mons
Piekerend spurtte ik verder langs zonovergoten terrassen vol zomerse dames en blond schuimend bier. Wat een kwelling. Normaal gesproken was ik helemaal los gegaan maar nu kon ik aan niks anders denken dan een hele vervelende linker achterband. Al snelwandelend kwam ik uiteindelijk aan bij het belfort. Hijgend van de inspanning gunde ik mezelf welgeteld twee tellen om het geval te bekijken en begon daarna op een licht drafje met de terugweg. Zal je zien, is straks m’n band nog vol maar heb ik wel een dikke boete omdat ik niet betaald heb. Of is die weggesleept, dat kutding. Ik begon te sprinten.
Hevig hyperventilerend kwam ik weer terug bij m’n auto. Een snelle inspectie leerde me echter al gauw dat er werkelijk niks veranderd was sinds ik hem een klein uurtje terug had achtergelaten. Geen bon en geen platte band. Was dat ding eigenlijk wel echt leger als de rest? Ik kon het niet meer zien. Voor de zekerheid reed ik snel naar een tankstation om vervolgens, volgepompt en opgelucht, in één ruk door naar huis te knallen. Ik was er klaar mee en wilde terug naar Ech Nie!
Heerlijk genoten
“Was het leuk schat?”, vroeg Ech Nie bij thuiskomst. “Ech wel!”, antwoordde ik opgetogen. “Verschrikkelijk genoten. Prachtig weer ook. Het erfgoed in Spiennes was al buitengewoon interessant maar het terras was helemaal fantastisch. Lekker heel de dag in de zon gezeten en Belgische biertjes weggetikt. Héérlijk!”
Ik zag de spijt in Ech Nie’s ogen.
“Dus alles is goed gegaan”, vroeg ze nog. “Natuurlijk”, zei ik, “wat kan er nou misgaan in België? Daar gaat altijd alles zijn plezante gangetje en zijn moeilijke queesties onbekend.”
“En ik maar studeren”, zei ze een tikkeltje teleurgesteld. “Heb je nog wel een beetje aan me gedacht? Ik hoorde de hele tijd maar niks.”
“Eh, ja sorry, maar het was ook zó gezellig, het is er gewoon een beetje bij ingeschoten.”
“Nou ik heb je wél gemist hoor”, zei ze sip, “ik zat hier maar alleen met dat mooie weer en m’n stille telefoon…”
Beter met z’n tweeën
“Ja, dat is ook vervelend”, zei ik, “maar ja, jij wou hier blijven… ”
“Dat doe ik ook nooit meer”, zei ze zacht, “volgende keer ga ik gewoon weer met je mee. Als dat tenminste nog mag…”
Ik kon de schijn niet langer ophouden en sloeg een arm om haar heen. “Tuurlijk schat, zonder jou is het ook maar behelpen. De hele dag kwam de ene na de andere queestie voorbij en heb ik vreselijk staan te kutten. Het was een ramp! En wees maar blij dat je niet bent geweest want de site was nog erger dan Schokland.”
“Ach, zie je nou wel”, zei ze verblijd, “jij kan helemaal niet zonder mij.”
“Nee natuurlijk niet”, bevestigde ik, “iemand moet toch het parkeergeld dragen. Ech Wel!”
Ook wel eens de vuursteenmijnen in Spiennes bezocht? Mons aangedaan of onder de grond geweest? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Adres bezoekerscentrum: Rue de Nouvelles 7032, 7032 Mons, België
Jaar van inschrijving: 2000
Officiële website: mines de spiennes
Lees ook:
– Onze vader heeft niks met homo’s uit Atapuerca
– Terug naar de steentijd in de grot van Altamira