Volgens de legende wilde koning Krak een burcht bouwen bovenop de Wawel-heuvel, de hoge rots langs de rivier de Wisla. Er was alleen één klein probleempje; aan de voet van de berg, in een donker hol, leefde een grimmige, vuurspuwende draak. Het beest moest elke dag een paar schapen worden gevoerd want anders trok hij er op uit en verslond hij een van de jonge maagden uit de buurt…
Koning Krak, die beducht was voor de toekomst van zijn prinsesje, beloofde de hand van zijn dochter aan degene die de draak wist te doden. De belofte deed drommen dappere ridders ten strijde trekken, maar liep helaas telkens op de verkeerde manier af. Het was zo erg, dat de mensen rond de Wawel zich er al bij neer begonnen te leggen dat zij voor eeuwig onder de tirannie van het kwaad moesten leven, maar toen meldde zich op een goede dag een klein schoenmakertje.
Goed en Kwaad strijden om de Wawel
De schoenmaker had een list. Hij propte een dood schaap vol met zwavel (een explosief goedje), legde het aas voor de ingang van de drakengrot en keek vervolgens tevreden toe hoe het beest zijn prooi gretig aan stukken scheurde. Toen de vurige bek van het gedrocht echter in aanraking kwam met de zwavel in het schaap, schoot er zo’n enorme steekvlam uit zijn gruwelijke muil dat de draak zich brullend van de pijn naar de Wisla haastte. Hij wilde met rivierwater zijn leed verzachten maar dronk daarbij zoveel dat zijn maag met een Krak uit elkaar barstte. Au zei de draak.
“Jaja, en zo werd Krakau geboren?”
“Precies! Met het kwaad bezworen was de Wawel eindelijk vrij. De koning kon zijn kasteel gaan bouwen, de kleermaker mocht zich gaan verheugen op een rooskleurig leven met een royale gemalin en rondom de vorstelijke residentie zouden buitenlui vrij zijn om een marktplaats in te richten.”
Lajkononik Processie gedenkt barbaarse tijden
“Goed verhaal, Ech Wel, maar nou is het onze beurt”, diende een van mijn vrienden mij van repliek. Met z’n elven hadden ze besloten mijn vrijgezellenfeest in Krakau te vieren en nu, eenmaal gezeten op een terras aan de Grote Markt van de stad, ontvouwden ze hun sinistere plannen. “Als fervent werelderfgoedreiziger weet je waarschijnlijk wel dat de Krakauers ter herinnering aan een middeleeuwse belegering van Tartaarse ruiters elk jaar een zogenaamde Lajkonik Processie organiseren?”
“Eh, ja?”
“En aangezien tijdens zo’n optocht de held van het feest als een mongool door de stad draaft, vonden wij het wel een goed idee om jou in dit knalgele crash-test-dummy pak te hijsen en op die witte paardenkoets door Krakau te laten rijden…”
“Nee toch?”
“Ech wel!”
Renaissance in Krakau
“Kan je gelijk het werelderfgoed bewonderen”, riepen ze me lachend achterna, “want dat doe je toch zo graag?!” En omdat ik toch volkomen voor lul zat leek mij dat inderdaad het beste wat ik kon doen. Eenmaal terug bij de bende van ellende begon ik enthousiast te vertellen over het voornamelijk in de Renaissance gerealiseerde stedelijk schoon van Krakau. “En al die klassieke meesterwerken hebben ze natuurlijk te danken aan Sigismund de Oude (de Poolse koning die van 1506 tot 1548 regeerde) en zijn Italiaanse vrouw Bona Sforza…”
“Eh ja?”
“Ja want zij had van huis uit de harmonische principes van de nieuwe kunststroming meegekregen.”
“Nou en?”
“Dus toen zij in Polen aankwam liet ze in samenspraak met haar man hun domicilie op de Wawel-berg ombouwen tot een waar renaissancepaleis, kreeg de plaatselijke kathedraal een Sigismundkapel die bekend kwam te staan als de parel van de Toscaanse Renaissance ten noorden van de Alpen en werd ook de lakenhal getransformeerd tot een renaissancistisch winkelparadijs….”
“Jezus, Ech Wel. Heb jij je hoofd gestoten of zo? Dat crash-test-dummy pak was maar een geintje hè, je hoefde niet echt overal je kop tegenaan te knallen.”
Krakau floreert onder de Jagiellonen
Daar er gevreesd werd voor een hersenbeschadiging sleepte men mij direct naar een van de onderaardse cafés die de Grote Markt rijk is. Hun verwachting was dat een dropshotje mij er vast wel weer bovenop zou helpen. Ik dankte de heren voor hun bezorgdheid maar gaf tegelijkertijd aan dat ik nog niet geheel uitgepraat was. “De Jagiellonski dynastie waartoe Sigismund behoorde schonk Krakau niet alleen een renaissancistisch aanzien, de stad beleefde tijdens hun heerschappij ook op economisch gebied een Gouden Eeuw.”
“Mannen, hij is nog steeds aan het raaskallen hoor. Vlug, haal wat tequila!”
“De internationale handel breidde zich verder uit, cultuur en wetenschap bloeiden als nooit tevoren en eendrachtig de ideeën van de Renaissance ontwikkelde de Jagiellonische universiteit zich tot een vermaard onderzoeksinstituut waarin de waarneembare wereld aan de hand van observatie en experiment geanalyseerd werd.”
“Dit gaat niet goed hoor jongens, laat direct een dienblad Jägermeister aanrukken!”
Krakau 2.0
Het vervolg laat zich raden. De vele hectoliters drank die daarna nog achterover werden gegooid veranderden mij en mijn drinkebroers (die gezellig meededen) in zo’n onhandelbaar, twaalfkoppig monster dat de uitbater van menig café met weemoed aan de draak van weleer terugdacht. Dat ik de volgende dag Krakau met een kater verliet was echter niet alléén aan ons beestachtige gedrag te wijten. Het bacchanaal had er ook toe geleid dat de hele stad eigenlijk in een grote waas aan me voorbij was gegaan. Bovendien had ik (naast de binnenstad) de andere twee componenten van het patrimonium, de Wawel-heuvel en de wijk Kazimierz, niet eens gezien! Toen zich dan ook vijf jaar na dato opnieuw een mogelijkheid voordeed om naar Zuid-Polen af te reizen, pakte ik m’n spullen en vloog direct die kant op.
In blijde verwachting
“Wat zeggie nou?!” vroegen onze tafelgenoten onthutst, nadat Ech Nie op een terrasje aan de Grote Markt water in plaats van wijn bestelde. “Ben je ziek ofzo?” De order strookte niet helemaal met wat onze reisgenoten, een bevriend stel en hun dochter, van haar gewend waren.
“Nee”, bekende vrouwlief schielijk. “Het eh… het is eigenlijk nog iets te vroeg om al wereldkundig te maken, maar ehm…. we verwachten dus een kindje.”
“AAAAAAAAHHHHHHH!!! Gefeliciteerd!!”
“Daar moet op gedronken worden!”
Kort daarna ontvingen we uit handen van onze medereizigers een eerste aardigheidje; “Ach, wat lief!!! Kijk nou, Ech Wel, een paar babyslofjes!!!”
“Ech Leuk!”
Terwijl de dames zich vertederden over de gewaardeerde gift, ging ik de groep voor naar de Wawel en deelde onderwijl de enige andere kerel in het gezelschap mede hoe vaak de Polen door de eeuwen heen met buitenlandse dreigingen te maken kregen…”
Op zijn hoogtepunt was Polen de grootste staat van Europa
“In feite stond de draak symbool voor al die vijandelijke legers die de onschuldige bewoners van de Wawel naar het leven stonden. Allereerst had je daar natuurlijk de Tartaren die in de 13e eeuw al menig plundertocht ondernamen, maar ten tijde van de Jagiellonen was het aantal geduchte opponenten al tot vijf opgelopen (waaronder de ridders van de Duitse Orde, de Habsburgers, de Ottomanen en de Moskovieten (Russen)). Desondanks spreidde de Poolse adelaar zijn vleugels steeds verder uit en heerste het op een gegeven moment (mede dankzij de samensmelting met Litouwen) van de Oostzee tot de Zwarte Zee.”
“Zo dan.”
“Ja, Polen was daarmee de grootste staat van Europa. En niet alleen dat, het wist de in die tijd “populaire” godsdiensttwisten ook buiten de deur te houden.”
Reformatie in Polen
“Dat snap ik, iedereen was katholiek natuurlijk.”
“Nu wel ja, maar onder de Jagiellonen was dat nou juist níet het geval. Er leefden grote groepen Joden en orthodoxen binnen het Gemenebest (Litouwen reikte destijds tot ver in (orthodox) Wit-Rusland) en vanuit het Heilige Duitse Rijk drong al snel de nieuwe leer van Maarten Luther binnen.”
“Waren hier protestanten?”
“Jazeker. Zo’n twintig procent van de (lagere) adel was hervormd. Zeer tegen de zin in van de katholieken uiteraard, dat wel, maar gelukkig maakte de contrareformatie korte metten met de volgers van die duivelse haatprediker uit Wittenberg.”
Sigismund de Oude had zich van het begin af aan al tegen de protestanten gekeerd. In een speciaal edict liet de monarch weten dat iedereen die Luthers werken introduceerde, verkocht, kocht of las, of Luthers principes verkondigde, verdedigde of prees, op de brandstapel zou belanden. Zijn decreet had echter weinig effect (niemand trok zich er wat van aan) en werd daarom niet veel later ingetrokken. Tijdens het bewind van zijn veel tolerantere zoon en opvolger kwam het in 1573 zelfs tot een godsdienstvrijheid die in de wet verankerd werd.
Contrareformatie in Polen
“Maar nadat zoonlief overleden was, en Polen in tal van militaire confrontaties met de Zweden, Turken en Russen geraakte, zag de katholieke kerk zijn kans schoon. Zij spraken van een existentieel gevecht dat de laatste verdedigers van het christendom moesten voeren tegen de vijanden van het ware geloof. Volgens hen werd Polen belaagd door ketters uit het Noorden, (de Zweden waren protestants) ongelovigen uit het Zuiden (de Turken waren moslims) en afvalligen uit het Oosten (de Russen waren orthodox). Het moest daarom voor iedereen duidelijk zijn dat een goede Pool katholiek was, en dat alleen een katholiek een goede Pool kon zijn.”
“Ja, dan moet je als protestant wel heel wat in je mars hebben om standvastig aan je geloof vast te blijven houden.”
“Dat was niet te doen. Zeker niet als je bedenkt dat de naar Polen gehaalde jezuïeten niets nalieten om andersdenkenden het leven zo zuur mogelijk te maken weer op het rechte pad te krijgen.”
Pauze
“Zeg, jullie kunnen allebei wel zo lekker lopen te keuvelen”, hijgde een van de dames toen ze ons ingehaald had, “maar het zou ook weleens fijn zijn als jullie een beetje rekening met ons hielden.” Ze had ons net met een sprintje achterhaald en wees met haar wijsvinger op de overige twee meiden die een behoorlijk stukje terug aan het voortsjokken waren. “Die kunnen namelijk niet zo snel, weten jullie nog?”
“Wat dan?”
“Wat dan? Wat dan? Omdat de een zwanger is en de ander MS heeft! Met je wat dan!”
“Sorry, sorry”, stamelden we beiden. En om het goed te maken stelden we voor om een biertje op het terras tegenover de kathedraal te doen. (iets beters konden we nou eenmaal niet verzinnen).
Kathedraal van Wawel en kerk van de Heilige Apostelen
Aan tafel ging ik nog wat dieper in op het reilen en zeilen van de katholieke kerk. “De Wawel-heuvel is voor de Krakauers wat de Akropolis is voor de Atheners; een nationaal heiligdom waaraan de mensen hun Poolse identiteit ontlenen. Dit is de plek waar hun koningen werden gekroond en waar hun helden hun laatste rustplaats vonden. Het godshuis zelf is gewijd aan Sint Stanislaus, een van de eerste Krakause bisschoppen die stierf als martelaar van het christelijke geloof. Zijn graf geldt als het Altaar van het Vaderland en is voor altijd verbonden met een verenigde en onafhankelijke Poolse staat.”
“Nadat in 1596 het hof van Krakau naar Warschau verhuisde (omdat die stad centraler in het Rijk lag) kregen de bisschoppen het in de stad voor het zeggen. Trouw aan de (dogma’s van de) paus, eisten ze van hun kudde dat ook zij het gezag van de Heilige Stoel weer volledig zouden eerbiedigen. Om dat doel te bereiken, en afgedwaalde schapen weer terug bij de Herder te krijgen, verordonneerden ze de bouw van ruim vijftig nieuwe kerken en kloosters. Niet in de stijl van de harmonische Renaissance, maar in de overweldigende triomfarchitectuur van de barok. Hun fraaiste schepping op dat gebied was wellicht de kerk van de Heilige Apostelen Petrus en Paulus, een godshuis speciaal voor de jezuïeten ontworpen. De leider van de Poolse contrareformatie (ook een jezuïet) kreeg een ereplaats onder in de crypte van het gebouw.”
Bisschop van Krakau was niet roomser dan de paus
“Stond de wieg van de paus ook niet in deze contreien”, vroeg mijn enige aandachtige toehoorder. (De vrouwelijke drie-eenheid had zich allang weer van ons afgewend, zij prefereerden het bespreken van zwangerschapskwaaltjes boven het woord van God) “Zeker”, antwoordde ik, “de eerwaarde Johannes Paulus II zag hier op 18 mei 1920 het levenslicht.”
“Ach ja, dat is waar ook. Hij was van vrij recente datum.”
“Ja en jammer genoeg was hij ook de grote beschermheer van pedofiele priesters.”
“Pardon?
“Ja, dat lijkt misschien vloeken in de kerk, zeker op een plaats waar de paapse baas nog altijd op handen wordt gedragen, maar dat wil nog niet zeggen dat het niet waar is. Als aartsbisschop van Krakau had hij weet van menig misbruikzaak, maar weigerde hij er iets tegen te ondernemen.”
“Nee joh, hoe bizar wil je het hebben?! Het kwaad vermomd als Goedheiligman.”
Populisten willen geen kwaad horen over Heilige Vader
“De Wawel bleef niks bespaard inderdaad. Hoewel men binnen de Kerk altijd volhield van niks te hebben geweten is inmiddels onomstotelijk vast komen te staan dat de heilige Vader wel degelijk op de hoogte was. En erger nog, hij verdoezelde de ontucht. Niet dat die wetenschap de Kerk verhinderde hem alsnog heilig te verklaren…”
“Dat hebben ze gewoon gedaan?”
“Ja, en niet alleen dat. Het boosaardige, rechts populistische PIS dat tegenwoordig in Polen de lakens uitdeelt, nam een wet aan die de goede naam van de kerkvorst verdedigde tegen hen die rebelleerden tegen cultuur, traditie en normaliteit.”
“Tsjongejonge, die Waweldraak was wel een veelkoppig monster hè? Alsof de slachtoffers al niet genoeg doorstaan hadden.”
“Ja, je hebt gelijk. Maar zonder het te willen bagatelliseren, was het natuurlijk nog niets vergeleken met wat de Polen in de Tweede Wereldoorlog werd aangedaan…”
Nazi’s degraderen Polen tot slaven
Met de innerlijke mens verzorgd zetten we koers naar Kazimierz, de voormalige Joodse wijk van Krakau. De wandeling er naar toe gebruik ik om mijn gasten voor te bereiden op dat wat elk voorstellingsvermogen te boven gaat. “Net toen Polen herstellende was van een ruime eeuw buitenlandse overheersing (Polen stond pas weer twintig jaar op de kaart nadat het eind 18e eeuw door Rusland, Pruisen en het Habsburgse Rijk was opgedeeld) annexeerde Hitler zijn westelijke gebieden en plaatste het oosten onder het meedogenloze bestuur van nazi-bons Hans Frank. Laatstgenoemde nam op 9 november 1939 zijn intrek op de Wawel-burcht.”
“En daarmee keerde het kwaad weer terug op de heuvel…”
“Ja, op bevel van Hitler zelf. Hij wist hoe belangrijk de Wawel voor de Polen was, en gaf met zijn bezetting te kennen dat van een Poolse identiteit niet langer sprake kon zijn. Polen was wat hem betrof opgehouden te bestaan. In naam, (het niet geannexeerde deel ging Generaal-Gouvernement heten) en in plaats (voor de Polen was er geen toekomst meer in eigen land (behalve dan als slaaf van het Herrenvolk)).”
Hans Frank oefent schrikbewind uit in Generaal-Gouvernement
“In niet mis te verstane woorden verklaarde der Führer bovendien dat alle vertegenwoordigers van de Poolse intelligentsia uit de weg geruimd moesten worden. Hij kon zich nog wel bedenken dat een dergelijke uitspraak wellicht hard en onaangenaam kon klinken maar gaf daarbij als verklaring dat dit nou eenmaal de wet van het leven was. Voor wie het toen nog niet begreep had SS-leider Himmler ook nog een boodschap: het volk van “Untermenschen” uit het Oosten moest een volk van idioten worden. Het zou volstaan om de niet-Duitse bevolking tot hooguit 500 te leren tellen, de eigen naam te leren schrijven en te leren dat het een goddelijk gebod was om de Duitsers te gehoorzamen.”
Dat het de nazi’s ernst was maakte Hans Frank van meet af aan duidelijk. Mijn verhouding tot de Polen is die van een mier of een bladluis, zei hij in januari 1940. Hij zag “zijn” Generaal-Gouvernement als een zuiver wingewest dat volledig ten dienste van de Duitse oorlogseconomie stond. Roof en uitbuiting waren zijn credo (waarbij hij zichzelf bepaald niet oversloeg) en over de mogelijke consequenties voor de lokale populatie bekommerde hij zich niet in het minst.
Hij sloot alle onderwijsinstellingen daar Slavische denkers ongewenst waren, (de hoogleraren van de Jagiellonische universiteit belandden door zijn toedoen in een concentratiekamp) hij deporteerde ruim een miljoen Poolse dwangarbeiders naar het Reich om de Duitse tekorten in de fabrieken op te vangen, (de eigen mannen vochten aan het front) en hij beoogde nog meer miljoenen dood te hongeren omdat hij de voedselvoorraden naar Duitsland transporteerde…
“Ongelooflijk, wat een beest. En dan heb ik je nog niks over de Joden horen zeggen…”
“Zet je dan maar schrap.”
De apotheker in het Joodse getto van Krakau
Nadat het lot van de Joden in Berlijn bezegeld was, sprak Frank zijn medewerkers toe: Mijne heren, ik moet u verzoeken geen enkel mededogen te tonen. We moeten de Joden vernietigen, overal waar we ze tegenkomen, en waar het op de een of andere manier mogelijk is.
Krakau kende een omvangrijke Joodse gemeenschap, zo’n 60.000 zielen, die ongeveer 20 procent van de totale bevolking uitmaakte. Vijftienduizend van hen werden in een overbevolkt getto in de stad gehuisvest (overwegingen op het gebied van hygiëne, economie en veiligheid maakten dat noodzakelijk) en de rest werd elders ondergebracht.
In het getto, aan het centrale plein, bevond zich een apotheek die bestierd werd door de enige niet-Jood van de plaats; Tadeusz Pankiewicz. Hij hielp de ongelukkigen zoveel als die kon maar was tegelijkertijd getuige van alle waanzin die zich buiten zijn nering voltrok. In 1947 publiceerde hij zijn memoires. Een kort fragment:
De waanzin van de Jodenvervolging
Aan de overkant van de straat gaat een oude, blinde man, goed bekend bij een ieder in het getto; hij is ongeveer zeventig jaar oud en draagt een donkere bril over zijn blinde ogen. Hij verloor zijn zicht tijdens gevechten aan het Italiaanse front, toen die schouder aan schouder met de Duitsers streed. Om zijn linkerarm heeft hij een gele band met drie zwarte cirkels, ten teken van zijn handicap. Lopen doet hij statig, rechtop, zijn hoofd hoog, aan de ene zijde begeleid door zijn zoon, aan de andere door zijn vrouw. Hij mag zich gelukkig prijzen dat hij niets kan zien, merkt een zuster op, zo zal het minder moeilijk zijn om te sterven. Op zijn borst draagt hij een medaille die hij tijdens de oorlog verdiende. Zijn hoop is wellicht dat de Duitsers bij het zien van dit eremetaal hem wat mededogen zullen tonen. Zulke illusies maakten we ons nog in het begin…
Het bleek inderdaad naïef. Enkele meters verder mishandelden een paar SS-ers hem met satanisch genoegen voor de ogen van zijn vrouw en kind. Daarna echoden de schoten door het hele getto.
Arbeit macht frei
In het besef dat dit slechts één verhaal was van de vele miljoenen die bruusk beëindigd werden, liepen we, ieder verwikkeld in zijn eigen gedachten, door. Wat voor behang de kinderkamer moest krijgen of wie er als eerste op mocht passen vond even niemand meer belangrijk. Na een tijdje stilzwijgend voortgeschreden te hebben, besloot ik hoopvol af te sluiten. ”De gebeurtenis die ik zojuist beschreef, speelde zich af in juni 1942. Het was de tweede fase van de in totaal drie, steeds gewelddadiger wordende razzia’s die leidden tot de volledige liquidatie van het getto. Zolang men echter nog niet naar de wagons was gebracht, werd men gesommeerd zich kapot te werken. Vaak in erbarmelijke, mensonterende toestanden, maar soms ook in een enigszins humane omgeving.”
Na de oorlog was het de bedoeling dat de van bloed doordrenkte grond van het Generaal-Gouvernement door Duitse kolonisten weer tot een land van melk en honing zou worden gemaakt. Opportunistische lieden hadden echter dikwijls niet zoveel geduld en hoopten met het inpikken overnemen van goedlopende Joodse ondernemingen reeds vroeg in de oorlog een fortuin te maken. Oskar Schindler, een Sudetenduitser uit Tsjechië, en Julius Madritsch, een textielhandelaar uit Wenen, waren twee van zulke gewiekste figuren.
Tussen het grote Kwaad bevond zich het kleine goed
Hans Frank en zijn trawanten richtten zich op nietsontziende uitbuiting, maar hoewel Schindler en Madritsch in hun fabrieken eveneens dankbaar gebruik maakten van het hun ter beschikking gestelde Joodse arbeidspotentieel, vormden beide heren toch ook twee piepkleine lichtpuntjes in een verder inktzwarte duisternis. Zij onthielden zich van mishandeling van het “personeel”, verschaften hen niet zelden extra voedsel, kochten waar nodig Duitse ambtenaren en SS-ers om, hielpen sommigen te ontsnappen en, bovenal, wisten door hun werkverschaffing ruim duizend Joden te vrijwaren van transport naar de vernietigingskampen.”
“Waren dat soms de mensen die op Schindlers List voorkwamen?”, vroeg Ech Nie, die zich de film van Steven Spielberg kon herinneren.
“Inderdaad. In tegenstelling tot zo’n drie miljoen andere Poolse Joden haalden zij wel het einde van de oorlog.”
In de grote lijn der dingen gaf de menselijke schaal steun
“Duizend zielen op een totaal van drie miljoen, dat is wel een heel klein druppeltje op een gloeiende plaat.”
“Dat klopt, maar om de schrijver van het boek de apotheek in het getto te quoten:
Drie miljoen Poolse Joden lieten het leven tijdens de Holocaust. Dat aantal is een statistiek, maar achter die statistiek gaan drie miljoen mensen schuil, individuele levens die verloren gingen in de vlammen van de haat.
Wellicht ben je geneigd ja af te vragen welke betekenis de daden van Pankiewicz (en Schindler) hebben gehad als je ze afzet tegen de omvang van de tragedie. Maar elke daad die de gemeenschappelijke menselijkheid bevestigde, elk risico dat werd genomen om een leven te behouden, elk moment waarin iemand een ander individu met fatsoen tegemoet trad, deed ertoe. Wellicht niet op een grote schaal, maar wel op een menselijke schaal. En als ieder persoon ervoor kiest om te doen wat hij kan, wordt de menselijke schaal uiteindelijk de grote schaal.”
Duitsers bevolken Poolse steden
Terugkerend naar de terrassen van de Grote Markt passeerden we de Mariakerk. “Ooit opgericht voor de Duitstalige bevolking die de stad rijk was”, meldde ik mijn gehoor.
“Oh, waren ze er toen ook al?”
“Jazeker, sterker nog, in de eerste eeuwen van hun bestaan bestond de burgerij in de meeste Poolse steden uit Duitse immigranten. De Poolse adel had namelijk liever dat de autochtone bevolking de gronden die zij in bezit hadden als horigen bleven bewerken.”
“Horigen?”
“Een soort slaven…”
Was Krakau van origine Duits?
“Om toch enkele steden tot wasdom te laten komen, en zo een sterkere economie tot stand te brengen, werden kolonisten uit het Duitse Rijk uitgenodigd om hier handel te drijven. Vandaar ook dat het Duits lange tijd de voertaal was. Pas met Sigismund de Oude veranderde dat.”
“Dus Krakau was van origine een Duitse stad?”
“Nou dat was wel wat de nazi-propaganda verkondigde, en ook wat Hans Frank er weer van wilde maken. De gouverneur-generaal vond daarnaast dat het beroemde hoogaltaar van de Mariakerk Duitsland toebehoorde, het was immers vervaardigd door een Neurenberger, en liet het werk daarom ter bescherming naar Duitsland overbrengen. Net als nog vele andere kunst…”
“TETTERETTETTERETET!!!”
Mijn uiteenzetting werd ineens door een tetterende trompet verstoord.
Hejnal waarschuwt voor het telkens terugkerende kwaad
“Wat is dat?”
“De hejnal. Een melodie die de Krakauers ten gehore brengen ter nagedachtenis van een middeleeuwse torenwachter die de stad behoedde voor de zoveelste Tartaarse brandschatting (door op tijd op zijn bazuin te blazen).”
“Maar dat deuntje heeft wel een abrupt einde zeg.”
“Dat komt doordat de hoornblazer zijn geschal met de dood moest bekopen. Net toen die zijn melodie richting de vierde windstreek toeterde, trof een Tartaarse pijl hem dodelijk in de keel.”
“De Wawel lag altijd onder vuur…”
“Het kwaad kwam in vele vormen inderdaad, maar het goede wist toch altijd weer te overwinnen. Dat is ook zo. Laten we hopen dat dat zo blijft.“
“Ja alleen hoorde ik wel dat ze de laatste tijd, of in ieder geval eens in de vijf jaar, nogal last hebben van een groepje Rotterdammers…”
“Nou, denk je alles gehad te hebben…” Ech Nie kon er ook wel om grinniken. Terwijl ze zachtjes over haar buik wreef voegde ze er aan toe, “En die groep wordt ook alleen maar groter! Ech Wel!”
Ook wel eens op de Wawel in Krakau geweest? Zelf een draak of helemaal de kwaadste niet? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Na de oorlog betoogde jurist (!) Hans Frank, de advocaat die wetteloosheid naar Polen haalde, dat hij op de Wawel wel een koning was geweest maar dat hij nooit regeerde. Ja er waren in zijn Generaal-Gouvernement vreselijke misdaden gepleegd, dat wilde hij nog wel toegeven, maar die waren allemaal uitgevoerd onder auspiciën van de SS, en daarover had hij nooit zeggenschap gehad. En natuurlijk hoorde hij pas in de rechtszaal wat zich allemaal precies in de kampen had afgespeeld. De rechter ging niet mee in zijn verhaal en veroordeelde de beul van Polen tot de strop; in oktober 1946 werd hij opgehangen.
De drie vernietigingskampen Belzec, Sobibor en Treblinka lagen allemaal in het generaal-Gouvernement. Auschwitz lag zeventig kilometer verderop (maar behoorde niet tot het GG.) Ongeveer 91% van het totale aantal Poolse Joden kwam om het leven. In geen ander land was het percentage zo hoog.
Vanaf 1430 maakte Krakau deel uit van het Hanze handelsverbond en vormde het zout uit de nabijgelegen mijnen van Wieliczka een van de belangrijkste handelswaar. Overige Hanzesteden die op deze site worden beschreven zijn o.a.: Bremen, Goslar, Hildesheim en Quedlinburg.
De rijkdom van Krakau trok kunstenaars en geleerden aan. Een van de bekendste bollebozen die aan de Jagiellonische universiteit studeerde was de astronoom Copernicus. Hij stelde als eerste dat de aarde om de zon heen draaide in plaats van andersom.
Jaar van inschrijving: 1978 (het behoorde samen met 11 andere patrimonia (waaronder de kathedraal van Aken en Wieliczka zoutmijn) tot de eerste werelderfgoederen van Unesco)
Lees ook:
– Joods-christelijke cultuur in Třebíč ten dode opgeschreven
– Een speciale literaire operatie; hoe de oorlog in Oekraïne ontaardde in een strijd tussen goed en kwaad