Het is winter 1401. Terwijl Milanese troepen ook Florence onder de voet dreigen te lopen (eerder hadden ze Pisa en Siena al ingenomen), de economie hapert, de bevolking hongert en de pest loert, hopen de Florentijnen het gevaar met een kunstwedstrijd te kunnen keren.
“Met een kunstwedstrijd?”
“Ja. Cultuur stond hier nou eenmaal hoog in het vaandel.”
“Maar dat slaat toch helemaal nergens op, Ech Wel? Wat heb je nou aan kunst als de vijand aan de poort staat?”
“Het lag in de lijn der verwachting dat Johannes de Doper, de beschermheilige van de stad, hen dan zou komen helpen.”
“Hoezo?”
“Omdat de wedstrijd tot doel had het aan hem gewijde Baptisterium van enkele deuren te voorzien. Het was dus ook in zijn belang om de bevolking te behoeden voor het naderende onheil.”
Competitieve geest heerst in Italiaanse stadsstaten
Tussen de pauselijke staten in het zuiden (met Rome als centrum) en het Heilige Roomse Rijk in het noorden, bevinden zich begin 15e eeuw diverse kleine republiekjes. Dankzij hun strategische ligging aan de Middellandse Zee weten ze uit te groeien tot belangrijke centra van kunst, handel en wetenschap. Naast Florence waren de machtigste staten in dit gebied Venetië, Milaan, Genua en Napels. Daarnaast had je in de omgeving ook nog rijke steden als Pisa, Ferrara, Siena en Mantua.
De stadsstaten proberen elkaar onderling voortdurend af te troeven. Ze voeren oorlog om de hegemonie, streven continu naar meerdere eer en glorie en bouwen kathedralen die vooral bedoeld lijken om die van de buurman in de schaduw te zetten. Het is dan ook in dit licht dat men de prijsvraag van Florence moet zien. De alom heersende geest van competitie maakt het voor zijn inwoners een bijna heilige plicht de prachtige bronzen deuren van de kathedraal in Pisa te overtreffen.
Wie ontwerpt het fraaiste Baptisterium van Florence?
De door het gilde van lakenhandelaars uitgeschreven kunstwedstrijd zet een keten van gebeurtenissen in gang die tegenwoordig door historici als een keerpunt in de geschiedenis worden beschouwd. Het enige waar men nog over discussieert is of dit het begin van de Renaissance was of alleen de start van Florences gouden eeuw. Hoe dan ook, de zeven kunstenaars die uiteindelijk een werk inleveren, maken het de jury bijzonder lastig.
Hoewel alle bronzen deurpanelen van hoge kwaliteit zijn, steken er twee duidelijk bovenuit; die van Ghiberti en die van Brunelleschi. Na lang wikken en wegen wordt besloten Ghiberti tot winnaar te verklaren. Over de precieze motivatie verschillen de meningen (de bronnen spreken elkaar tegen) maar men vermoedt dat het gewicht van de werken de doorslag heeft gegeven. Hoe lichter immers de uitvoering, hoe minder edelmetaal er gebruikt hoefde te worden en hoe lager de kosten.
Brunelleschi tekent Domkoepel Florence
Brunelleschi is zo teleurgesteld over zijn tweede plaats dat hij het beeldhouwen aan de wilgen hangt en zich gaat richten op het overkoepelen van de Dom. Daar niemand een idee heeft hoe de enorme ruimte boven de viering kan worden overwelfd staat het godshuis er namelijk nog altijd onafgemaakt bij…”
“Lekker slim. Daar hadden ze nog niet over nagedacht?”
“Nee, eigenlijk niet nee. Of althans, dat vonden ze bij aanvang van de bouw niet zo belangrijk. Ze zouden wel zien. Het ging de Florentijnen er vooral om dat de kathedraal groter en mooier was dan die van het nabijgelegen Sienna. Lastige queesties waren van later zorg…”
Klassieken inspireren kunstenaars Renaissance
Geheel conform de tijdsgeest van de Renaissance raadpleegt Brunelleschi de Klassieken voor de oplossing van het probleem. Het is hem bekend dat de Romeinen al eens eerder een dergelijk kunststukje klaarspeelden, (toen ze het Pantheon in Rome bouwden) en hij neemt zich voor om door middel van gedegen onderzoek de verloren gegane kennis weer boven water te halen. Gelukkig voor hem ligt de eeuwige stad vlakbij en kan hij samen met zijn vriend Donatello de boel ter plaatse gaan bestuderen.
Het duurt even voordat Brunelleschi de architectuur van de oudheid onder de knie heeft, maar als na vele jaren de vraag rijst wie de Duomo kan voltooien, weet hij zich met zijn antieke wijsheid te revancheren op zijn oude rivaal Ghiberti. Mede omdat hij beweert de koepel zonder hulpconstructie te kunnen bouwen, (en daardoor in staat is de kosten laag te houden) wint hij de kunstwedstrijd en mag hij aan de slag.”
Lantaarn op koepel vormt kers op taart
Hoewel de onderneming met veel scepsis wordt gevolgd, lukt het Brunelleschi inderdaad de langverwachte koepel op zijn revolutionaire manier te realiseren. De bouwcommissie is zo in zijn nopjes over het behaalde resultaat dat ze spontaan een nieuwe kunstwedstrijd uitschrijft; dit keer gaat het er om wie de mooiste kroon voor bovenop de nieuwe kap ontwerpt.
Ook dit keer behaalt Brunelleschi de overwinning, (waarmee hij de tweekamp tussen hem en Ghiberti definitief in zijn voordeel beslist) maar de door hem ontworpen lantaarn is zo aan de maat (ruim een half miljoen kilo) dat de halve stad zich afvraagt of hij nu niet wat al teveel hooi op zijn vork heeft genomen.
Kathedraal Santa Maria del Fiore
Zelf denkt hij dat de neerwaartse druk de overkapping alleen maar zal verstevigen, maar het is hem niet gegund dat ook bij leven te bewijzen. Hij overlijdt kort na het begin van de werkzaamheden. Uit dankbaarheid voor zijn goede daden wordt hij onder zijn eigen meesterwerk begraven.”
“Ach gossie…”
“Ja heel sneu inderdaad. Maar tot opluchting van de stad heeft hij in zijn testament wel instructies achtergelaten over hoe Santa Maria del Fiore alsnog gekroond kon worden.”
“Santa Maria del Fiore?”
“Ja, dat is Italiaans voor de kathedraal van de Heilige Maria van de bloemen. De naam verwijst naar de originele naam van de stad, Colonia Florentia. Zij werd zo genoemd omdat de vruchtbare grond waarop ze werd gesticht vroeger vol met lelies stond. Daarom is op het wapenschild van de stad ook nog steeds een witte lelie zichtbaar. Bovendien vormt de bloem het christelijke symbool van maagdelijkheid en zuiverheid. (en daarmee dus ook van Maria)”
Ghiberti ontwerpt paradijspoort
Daar Ghiberti niet nodig is bij de Dom kan hij zich volledig concentreren op de naastgelegen doopkapel. Nadat hij eerst eenentwintig jaar werkt aan de noordelijke deuren, spendeert hij vervolgens zevenentwintig jaar aan het oostelijke portaal. Een lange tijd welbesteed. Want behalve dat het Johannes de Doper twee fantastische sets deuren oplevert, prijst niemand minder dan Michelangelo het portaal de hemel in. Volgens hem is de entree zo weergaloos fantastisch dat ze het zelfs zouden verdienen om de toegang naar het paradijs te vormen.
“Michelangelo? Liep die hier ook rond?”
“Jazeker. Brunelleschi, Ghiberti, Donatello, Bottecelli, Michelangelo, da Vinci… allemaal hebben ze hier gewoond en gewerkt. Wat dat betreft was de stad net het Amsterdam uit de 17e eeuw. Een grote smeltkroes van handel en progressie. Rijke kooplieden uit de textielnijverheid of het bankwezen spendeerden enorme bedragen aan prestigieuze kunst en schiepen zo een voedingsbodem waarop creativiteit goed gedijde. Niet voor niets was het Florence waar Michelangelo zijn volmaakte David beitelde, waar Botticelli zijn fenomenale Venus schilderde en waar Brunelleschi het eerste renaissancegebouw ter wereld schiep. (Ospedale degli Innocenti)”
Terugkeer naar klassieke verleden
Renaissance betekent letterlijk wedergeboorte. De periode kenmerkt zich door idealisering van de klassieke oudheid en een heftig verlangen naar harmonie. In de Renaissance ziet men de antieke maatschappij als het summum van beschaving en men streeft er dan ook naar die glorierijke periode op zijn minst te evenaren.
Brunelleschi probeert dat te bereiken door Romeinse bouwwerken op te meten, Michelangelo laat zich inspireren door de kunst uit de oudheid en Leonardo Bruni ontwikkelt een nieuwe ideologie die geheel gebaseerd is op klassieke geschriften. De kennis die zo wordt vergaard maakt in ieder geval één ding duidelijk; de mens moet weer centraal komen te staan. Vanaf dat moment verwerpt men de inktzwarte middeleeuwse opvatting dat het aardse leven alleen maar bedoeld is ter voorbereiding op de dood, en doet men er weer alles aan om luxe, geluk en vrijheid te vergaren.
Het Humanisme stelt de mens centraal
De nieuwe filosofie wordt al gauw het humanisme gedoopt. (naar humaan wat menselijk betekent) Zij propageren het actieve leven en stellen dat van armoede en berusting niemand wijzer wordt. Beter lijkt het hen om gewoon wat van je leven te maken. Naar hun mening is de gemeenschap veel meer gebaat bij mensen die zichzelf ontplooien, politiek bedrijven, fortuin maken, handel drijven, naasten helpen en dagen plukken, dan van lui die stilletjes in een hoekje zitten te bidden om verlossing.
Een van de mensen die deze adviezen graag ter harte neemt is Giovanni de’ Medici. In 1397 opent hij in Florence zijn eerste bank en in de loop van een paar jaar breidt hij zijn nering uit naar Rome, Napels, en Venetië. Zijn macht wordt nog groter als hij vanaf 1410 de bankzaken van paus Johannes XXIII mag behartigen.
Het bankwezen en de Kerk
Binnen de katholieke kerk gaan grote sommen geld om. Via haar talrijke, West-Europese filialen int ze een tiende deel van elk inkomen en daarnaast verkoopt ze voor veel geld haar zegen of een plaatsje in de hemel aan iedere goedgelovige die ervoor betalen wil. Werken voor de paus is dus een lucratieve zaak. Natuurlijk is het de bedoeling dat al die heilige florijnen (inderdaad vernoemd naar de stad Florence en afgeleid van de bloem (flor) in het stadswapen) uiteindelijk op het christelijke hoofdkantoor in Rome belanden, maar reizen met munten is in die tijd een risicovolle onderneming.
Om te voorkomen dat de zuur verdiende centen onderweg geroofd worden, brengen de bisschoppen het gecollecteerde kapitaal bij een bank, ontvangen daarvoor in de plaats een kredietbrief, vertrekken vervolgens naar de paapse thuisbasis en incasseren bij aankomst de opbrengsten van hun harde arbeid. Het is een werkwijze die de clerus overal hanteert en die het internationale bankwezen bepaald geen windeieren legt. Daarnaast was de geestelijkheid er ook niet vies van om grote bedragen anoniem in kas te storten. In geval van problemen of overlijden, kon het geld dan elders worden opgenomen of door hun bastaardkinderen worden geërfd…
Curie was dol op geld
“Hypocriet zooitje…”
“Nou dat kan je wel zeggen ja. Want terwijl ze aan de ene kant volop profiteerden van het internationale valutaverkeer, hadden ze aan de andere kant geen goed woord over voor het verdienmodel.”
“Hè?”
“Rente vragen vonden ze een zonde, Ech Nie. Omdat woekeraars niet werkten voor hun geld verdienden ze volgens de Kerk niets anders dan de hel. Bovendien moest de Curie niets hebben van mensen die een klein beetje van hun enorme verdiensten afsnoepten…”
“Tsjongejonge, maar ondertussen bleven ze wel lekker geld aftroggelen van arme mensen…”
“Zalig zijn de armen, Ech Nie. Daarmee bewezen ze hun aanhang alleen maar een dienst.”
Paus verdwijnt achter tralies
Johannes XXIII is niet de enige paus op de Heilige Stoel. Naast hem zetelen ook Gregorius in Avignon en Benedictus in Napels. Omdat de onderlinge strijd de eenheid binnen de kerk niet ten goede komt, wordt er in Konstanz een vergadering belegd die tot doel heeft voor eens en voor altijd duidelijk te maken wie er nou eigenlijk de ware goedheiligman is. Voor Johannes verloopt de bijeenkomst niet zoals gewenst. Niet alleen wordt hij als paus afgezet, hij belandt ook nog eens in het gevang omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan ketterij, moord en ontucht met honderden vrouwen…
Grafmonument Giovanni in Baptisterium
Giovanni de’ Medici is begaan met het lot van “zijn paus”. Hij koopt hem vrij en bezorgt hem tevens een nieuwe baan als kardinaal van Toscane. Wanneer de goede man niet veel later overlijdt, vervult hij ook diens laatste wens; begraven worden in het Baptisterium.
“Het Baptisterium?”
“Ja, Giovanni had wat met de doopkapel. Of het nou kwam door zijn naam (Johannes de Doper is in het Italiaans San Giovanni) of dat hij zich identificeerde met Jezus’ wegbereider, we weten het niet, maar het is wel duidelijk dat hij er veel voor over had om het gebouw continu te verfraaien. Wees hij eerst al Ghiberti aan als de kunstenaar die de deuren mocht ontwerpen, (tijdens de kunstwedstrijd was hij een van de invloedrijkste juryleden) na de dood van zijn paapse naamgenoot gaf hij Donatello opdracht zijn grafmonument te creëren.
“Donatello? Waar heb ik die naam eerder gehoord?”
“Hij was degene die Brunelleschi naar Rome vergezelde.”
“Oh ja…”
Klassieke oudheid inspireert Donatello
“Toen beide heren zich aan het bekwamen waren in de klassieke architectuur, leerde Brunelleschi hem tussen het meetwerk door, ook de fijne kneepjes van het beeldhouwen. Blijkbaar werkten de lessen zo inspirerend dat Donatello op zeker moment zijn metgezel vaarwel zei en terug in Florence bij zijn eeuwige concurrent Ghiberti in de leer ging. Samen werkten ze nog enige jaren aan de deuren van het Baptisterium.”
Als zoon van een Florentijnse wolhandelaar ontpopt Donatello zich tot een van de belangrijkste kunstenaars van de Renaissance. De lichaamshoudingen, expressie en anatomie van zijn beeldhouwwerk laten volgens kenners duidelijk zien hoezeer hij onder invloed stond van de klassieke kunst.
Donatello schept controversiële kunst
Naast antiek is Donatello’s werk soms ook provocatief. Dat zien we bijvoorbeeld bij het eerdergenoemde grafmonument dat hij in samenwerking met de architect Michelozzo vervaardigt. Boven de drie dames die de deugden geloof, hoop en liefde uitbeelden, staan twee engelen die een rol perkament vasthouden. De tekst luidt: “Johannes XXIII, voorheen paus”. Dit stond haaks op de leer van de Kerk die beweerde dat Johannes nooit paus was geweest.
Zijn beroemdste werk is echter nog een stuk gewaagder. In opdracht van Cosimo de Medici (de zoon van Giovanni) schept hij een bronzen beeld van de Bijbelse koning David. Het is het eerste vrijstaande naakt sinds de oudheid. De herdersjongen is niet weergegeven als de godsdienstige slingeraar die de reus Goliath velde, zoals je misschien zou verwachten, maar als een verwijfde, ietwat arrogante jongeman met tieten, laarzen en een hoed.
“Apart beeld inderdaad.”
“Kunstig hè? Ach ja, ze moesten wat met hun geld.”
Cosimo de’ Medici sponsort de kunsten
Wanneer Giovanni in 1420 met pensioen gaat, neemt zoon Cosimo de boel over. Hij breidt de zaak uit en opent naast nieuwe vestigingen in Pisa en Milaan, ook filialen in Lyon, Avignon, Brugge en Londen. (niet toevallig allemaal steden die belangrijk waren in de lakenindustrie of de religieuze wereld) De keten aan banken maakt de’ Medici schathemeltjerijk. Het geld besteden ze voor een belangrijk deel aan de schone kunsten en het afkopen van begane zondes. Zo bekostigen ze de Domkoepel van Brunelleschi, de Johannestombe van Donatello in het Baptisterium en de door Michelozzo uitgevoerde restauratie van het San Marco klooster.
Uiteraard vergeten ze ook zichzelf niet. In 1440 wordt Michelozzo gevraagd een waardig stadspaleis te bouwen, krijgt Gozzoli (ook al een leerling van Ghiberti) de taak om de kapel in het palazzo met fresco’s op te leuken en is het aan Donatello om een beeld te boetseren dat ieders aandacht op de binnenplaats trekt (en wat dus zijn controversiële David wordt).
Verschillende meesters werken aan basiliek San Lorenzo
Speciale aandacht gaat uit naar de vlakbij gelegen San Lorenzo (Sint Laurens), de basiliek die met zijn zuilen, symmetrie en ideale afmetingen een typisch gebouw uit de Renaissance is. Daar de’ Medici in feite eigenaar zijn van het bouwwerk, en ze de kerk ook als grafkamer willen gebruiken, mag Brunelleschi hem verbouwen, Donatello decoreren en Michelangelo tekenen voor de (nieuwe) sacristie, bibliotheek en voorgevel.
“Nou, ik had van Michelangelo wel wat meer verwacht. Die gevel is helemaal kaal!”
“Dat komt omdat hij nooit is afgemaakt, Ech Nie. Er ontstond zoveel heibel over het te gebruiken marmer dat afwerken er nooit van gekomen is.”
De’ Medici in de kunst
Dat de’ Medici hier de dienst uitmaken is duidelijk te zien. De kapellen functioneren als laatste rustplaats van familieleden, hun wapenschild (een aantal geldbuidels op een gouden veld) dringt zich overal op en onder de viering, de meest prominente plaats van allemaal, ligt de eerbiedwaardige Pater Patriae Cosimo.
Een ander opvallend detail is het reliëf op de door Donatello ontworpen preekstoel. Naast het kruis van Jezus staan een man en vrouw die veel gelijkenis vertonen met Cosimo en zijn geliefde. Het is een kunstje wat de’ Medici wel vaker flikten. In de schilderingen van de paleiskapel (die het Bijbelverhaal van de drie koningen vertellen) is bijvoorbeeld de halve familie te herkennen en het gezicht van de Neptunusfiguur in de fontein op het centrale plein lijkt ook wel verdacht veel op dat van Cosimo I.
Paus beraamt moordaanslag op Lorenzo en Giuliano de’ Medici
Onder het motto; “Laat wie wil, nu gelukkig zijn, van morgen is niemand zeker” genieten Cosimo’s opvolgers, de broers Lorenzo en Giuliano, nog een tijdje met volle teugen van grootvaders onmetelijke rijkdommen. De kunsten floreren en de feesten zijn vet. Hun goede leven wordt echter bruut verstoord als er onenigheid met de paus ontstaat.
In een onwaarschijnlijk complot plannen de paus, de bisschop van Pisa en de familie Pazzi een moordaanslag op de’ Medici-broers tijdens de hoogmis in de Dom. Helaas voor hen mislukt de misdaad. Hoewel Giuliano het niet kan navertellen, slaagt Lorenzo er in te ontkomen. Uit wraak worden de samenzweerders vanuit de ramen van het palazzo Vecchio opgehangen.
“Pardon?”
“Het palazzo Vecchio, daar zetelde in die tijd het stadsbestuur. Een paar decennia later maakten de Medici het trouwens tot hun nieuwe paleis.”
De geboorte van Venus
Met al dit gedoe achter de rug schept Botticelli in opdracht van Lorenzo zijn meesterwerk “de geboorte van Venus”. In het midden van het doek zie je Venus, de godin van de liefde en de schoonheid, een beetje schuchter op een schelp staan. Ze komt vanuit zee en wordt aan land geblazen door Zephyr, de personificatie van de westenwind, en Aura, de verpersoonlijking van de zachte bries en de koele morgenlucht. Op het strand zelf staat Flora, de godin van de lente en de bloemen. Ze houdt een purperen mantel klaar om de naakte Venus in op te vangen.
“Wat staat ze raar!”
“Dat is niet raar, dat is klassiek. In de kunstwereld wordt dit de contrapost genoemd. Het lichaam leunt op een been terwijl de ander er ontspannen bij hangt. Donatello gaf zijn David precies zo’n zelfde houding. In dit specifieke geval lijkt de pose echter gebaseerd op een Grieks standbeeld uit de eerste eeuw voor Christus die de’ Medici al eerder in hun collectie hadden opgenomen. Typisch Renaissance hè, kunstenaars uit die tijd hanteerden sculpturen uit de oudheid graag als voorbeeld.”
Venus symboliseert de komst van een nieuwe tijd
Het verhaal wat Botticelli hier uitbeeldt is afkomstig uit de Romeinse mythologie. Nadat Venus uit het schuim van de zee geboren is, spoelt ze aan op het eiland Cyprus. Haar naaktheid is kenmerkend voor de Renaissance. Het menselijk lichaam mag weer worden getoond en symboliseert schoon- en zuiverheid. De schelp waarop de allermooiste godin staat, is behalve een vruchtbaarheidssymbool ook een verwijzing naar het vrouwelijk geslachtsorgaan.
Hoe het schilderij moet worden geïnterpreteerd is niet helemaal duidelijk, maar één lezing houdt verband met de dood van Giuliano en de verheerlijking van zijn broer. Zo zouden de lauwerkrans van Flora en de laurierbomen op de achtergrond refereren aan Lorenzo’s overwinning op de samenzweerders, is Venus het zinnebeeld van wedergeboorte, zorgen de goden links voor een frisse wind en verwelkomt Flora met haar lente de nieuwe tijd die voor bloemenstad Florence is aangebroken.
Uitvinding van het perspectief in de schilderkunst
“Goh, er zit nog aardig wat diepgang in zo’n tekening eigenlijk…”
“Nou, eerlijk gezegd is dat zo ongeveer het enige wat er níet in zit. De voorstelling is vooral heel erg tweedimensionaal. Komt omdat Botticelli dacht dat op deze manier het oudheidkundige element beter naar voren zou komen.”
Niettemin was het juist de Renaissance die voor het eerst de diepte inging. De uitvinding wordt toegeschreven aan Brunelleschi. Hij was het die in Rome het perspectief ontdekte en daarover met Masaccio van gedachten wisselde. De schilder kwam vervolgens op het idee om de wiskundige principes in zijn schetsen te verwerken (zijn Triniteit had de primeur) en ontketende daarmee een revolutie in de kunst.
Het is onder andere aan bovenstaand duo te danken dat de deuren van het Baptisterium zo geweldig mooi uitpakten. Niet dat ze Ghiberti gingen helpen met het fabriceren ervan, (hij had assistenten genoeg) maar meer omdat ze een nieuw concept ontwikkelden waarvan hij weer gebruik kon maken. Want dat was het grote voordeel van Florence. Door de aanwezigheid van zoveel kunstenaars in een relatief kleine stad ontstond er een ons-kent-ons-cultuur en duurde het nooit lang voordat collega-artiesten andermans noviteiten in eigen werk implementeerden.
David van Michelangelo
“Kunst stond hier wel op een voetstuk hè?”
“Absoluut, Ech Nie. Men beweert zelfs dat zich in Florence een vijfde deel van alle westerse kunstschatten bevindt. De vele kerken puilen er van uit, het Uffizi (’s werelds eerste museum) bulkt er in, de loggia in het centrum staat er mee volgestouwd en zelfs op straat struikel je over het ene na het andere meesterwerk. Ik bedoel, kijk nou eens naar deze jongen. Ook hij staat in de klassieke contrapost, en ook hij moet de Bijbelse koning David voorstellen. Maar waar Donatello koos voor een bronzen, enigszins flamboyante knul, daar hakte Michelangelo uit een stuk marmer van ruim 5000 kilo deze voortreffelijke superman.”
“Wauw…”
“Ja, hij kon wel wat, hè, die Michelangelo. Toen eens een keer iemand zijn kunnen in twijfel trok, beitelde hij met zijn handen achter zijn rug, en zonder het zelf te kunnen zien, het hoofd van een man op een muur. Ik bedoel maar. Overigens is deze David gemaakt in opdracht van het stadsbestuur. Hij staat symbool voor de onafhankelijkheidsstrijd van Florence omdat hij, net als de stad, een sterker geachte opponent had weten te verslaan. Eigenlijk was het de bedoeling de Dom met dit beeld te sieren maar uiteindelijk besliste men de sculptuur toch maar voor het Palazzo Vechio te plaatsen.”
Homo universalis, universele mens
…
“Ech Nie?”
Totaal overrompeld door de beeldschone David is Ech Nie even helemaal de weg kwijt. “Oh, dit is toch werkelijk de ideale man”, verzucht ze in extase.
“Dat klopt. De homo universalis. Het prototype van de Renaissancemens. Hij blonk uit in beeldhouwen, schilderen, architectuur en dichten. De enige die hem misschien nog in genialiteit overtrof was Leonardo da Vinci. Je weet wel, die magistrale alleskunner die de kunstwereld verrijkte met de Vitruviusman, Het Laatste Avondmaal en de Mona Lisa.”
“Oh, alsjeblieft Ech Wel. Niet nog meer kunst. Ik trek het niet meer…”
“Jawel, nog eentje; om af te sluiten.”
Johannes de Doper van da Vinci
Mona Lisa is niet de enige die van da Vinci een betoverende glimlach meekreeg, ook Johannes de Doper, de beschermheilige van Florence, zegende hij met zo’n mysterieuze giechel. Misschien nog wel intrigerender dan deze grijns is de manier waarop Johannes in het schilderij is uitgebeeld. Komend vanuit de duisternis zien we een in het licht staande, vingerwijzende man met wel erg vrouwelijke trekken. Zijn lange haren, zachte gelaatsuitdrukkingen en sensuele blik doen vermoeden dat we hier (net als bij Donatello’s David) met een androgyn persoon te maken hebben. Een figuur dus die zowel mannelijk als vrouwelijk is.
“Oh mijn God…”
“Uiteraard zijn ook hier weer verschillende interpretaties mogelijk. Johannes ziet men binnen de katholieke kerk als een overgangsfiguur die nieuwe gelovigen vanuit het duister naar het Licht begeleidde. Hij verloste mensen van hun zondes en liet ze door middel van onderdompeling de christelijke gemeente binnentreden. De doop is dan ook een metafoor voor wedergeboorte.”
Vingerwijzen naar de Heer
“Daarnaast geldt Johannes als de laatste profeet, hij die de Messias voorging. Hij vormt de schakel tussen het Oude en het Nieuwe Testament en is degene bij wie onwetendheid ophoudt en (na reiniging) kennis van het Heilige Schrift begint. Hij is als het ware de vleesgeworden achthoek…”
“Ech Wel ik…”
“Maar het meest opvallende van da Vinci’s Doper is natuurlijk de hand met uitgestrekte vinger. Alsof Johannes wil zeggen: Let op, er komt er nog een na mij. Natuurlijk is het gebaar bedoeld als een verwijzing naar de Almachtige en dat de verlossing met Jezus’ komst aanstaande is.”
“…”
Syndroom van Stendhal
“En weet je wat nou het mooie is? Giovanni de’ Medici wist de hand op die heilige vinger te leggen. Toen zijn vriend (en voormalige paus) Johannes XXIII overleed, kwam het reliek in zijn bezit en gaf hij het een mooi plaatsje in de doopkapel.”
“…”
“Hallo?”
Geen reactie.
Shit! Ech Nie is flauw gevallen. Bezweken aan een overdosis…
Nou wist ik wel dat een teveel aan esthetische ontroering bij sommige mensen tot een tijdelijke, algehele verzwakking van de spieren kon leiden, maar ik had nooit verwacht dat Ech Nie nog eens door het syndroom van Stendhal bevangen zou raken. Even weet ik niet meer wat te doen, hoe kan ik haar genezen?
Maar dan schiet het me te binnen. Ze moet naar de’ Medici!
Renaissance is wedergeboorte
Met vrouwlief in de armen ren ik naar het Baptisterium, knal door de poorten van het paradijs en verzoek San Giovanni dringend om een kunstje. “Geen probleem”, zegt hij glimlachend, en gooit direct een plons water over haar gezicht.
Spontaan opent Ech Nie de ogen en ziet meteen het Licht. “Zo hèhè, da’s lekker!”
“Gaat het weer een beetje?”
“Ja hoor, ik voel me als herboren…”
“Zie je wel, doping helpt!”
“Ech Wel!”
Ook weleens Florence bezocht, een overdosis genomen of ten onder gegaan? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Voor degene die genoemde kunstschatten in het echt willen bewonderen:
– David, Donatello: Bargello
– Fresco’s paleiskapel, Gottoli: Palazzo Medici-Riccardi
– De geboorte van Venus, Botticelli: Uffizi
– Triniteit, Masaccio: Santa Maria Novelle
– Johannes de Doper, da Vinci: Louvre (Parijs)
Jaar van inschrijving: 1982
Boekentip: De kunstschatten van Florence zijn zo omvangrijk dat het een bibliotheek zou vergen om ze allemaal te beschrijven. Dat leek me echter wat teveel van het goede. (Ech Nie trok dit al nauwelijks) Wie zich toch verder wil verdiepen kan ik van harte het boek De geniale stad van Koen de Vos aanraden. Tevens een van de belangrijkste bronnen voor bovenstaand verhaal.
Lees ook:
Nog een kunststad:
– Mantua is voor sommigen misschien iets Te erotisch, maar de Gonzaga’s vonden de stad helemaal uit de kunst
Over hoe kunst kan ontsporen:
– Romantici eindigen in Weimar op het kerkhof
– Bauhaus, en hoe de droom van een Duitse natie uiteenspatte
Hoewel ik helemaal niet van de kunst ben, ziet Florence er wel echt heel tof uit!
Hou je er stiekem toch van, denk ik, want op de foto’s staat louter kunst. 😉
Leuk! Ik ben een paar keer in Florence geweest, alleen heb ik de gebouwen en musea steeds alleen maar van de buitenkant bewonderd. Wel in de Dom geweest en op de Campanile gestaan, wat ik fantastisch vond. Vind het een prachtige stad!
Musea hebben wij ook niet van binnen gezien hoor, veel te druk. En de rij voor de Dom was bij ons zo groot dat die (niet overdreven) helemaal rond de kathedraal liep. Die lieten we dus maar voor wat die was. Alleen het Palazzo Vecchio en een paar kerken zagen we van binnen.