Voordat we vanuit Hamburg weer terug naar huis rijden, stuur ik de wagen eerst nog even langs Hedeby, de grootste handelsstad van de roemruchte Vikingen. “Moet dat?”, vraagt Ech Nie op en top gemotiveerd. “Ja, natuurlijk”, antwoord ik, “het is toch werelderfgoed?”
“Ja maar we hebben in Hovgården toch al eens gezien dat er van hun nalatenschap niks is overgebleven?”
“Kijk, en dat is nou precies waarom we dit patrimonium moeten gaan bekijken, om dat rare vooroordeel eens de wereld uit te helpen.”
Danewerk weert de Franken
Reeds tussen 450 en 500 na Christus begonnen de Denen zich achter een aarden wal te verschansen. Het West-Romeinse Rijk was zojuist ingestort en blijkbaar zaten de Noormannen niet te wachten op Merovingische opvolgers die vanuit Doornik hun macht wensten uit te breiden. Om de ambitieuze Franken buiten de deur te houden werd een bolwerk opgeworpen dat ongeveer vier meter hoog en vijftien meter breed mat. Aarde en turf waren de hoofdbestanddelen, takken en boomstammen hielden de boel bij elkaar. Voor de zekerheid groeven de Denen voor de schans nog een gracht van zeven meter breed en een meter diep.
De Vikingen, die het wel gewend waren met een bijltje te hakken, velden halverwege de 8e eeuw ongeveer 30.000 eiken om de verdedigingslinie met een houten palissade bovenop de aarden wal verder te versterken. Toen met de stichting van havenstad Hedeby rond 800 het belang van het verdedigingswerk steeg, verzamelden de Vikingen nog eens twintig miljoen rotsblokken om daarmee een vier kilometer lange muur van drie bij drie meter aan te leggen. “De Denen maakten er dus serieus werk van om hun territorium van het Frankische Rijk te scheiden.”
“Nou inderdaad…”
“Vandaar dus de naam Danewerk (werk van de Denen).”
Kalegat vormde enige toegangspoort Vikingen
Nadat ik onze auto op een geheel verlaten parkeerterrein neergezet heb, en onze kleine meid druk doende is haar handschoenen en muts bij elkaar te zoeken, merkt Ech Nie argwanend op dat ze helemaal niets ziet om naar toe te lopen. “Jawel”, corrigeer ik haar, “kijk maar naar de overkant van de weg. Die opgeworpen aarden wal markeerde vroeger de grens tussen het domein van de Vikingen en het Frankische Rijk.”
“Dat kleine rotdijkje?”
“Ja tegenwoordig is die niet meer zo hoog als in de tijd van de Vikingen natuurlijk, en de houten palissade is uiteraard ook vergaan, maar zoals je ziet is niet al het werk van de Denen verloren gegaan. Er zijn zelfs overblijfselen van het Kalegat gevonden.”
“Het Kalegat?”
“Ja of zoals de Franken zeiden; Wiglesdor. Het was de enige landpoort die toegang bood tot het domein van de Noormannen.”
Waldemars muur
“Maar ik zie helemaal geen poort?”
“Nee dat is dus dat (kale) gat daar tussen de wallen…”
“Een kaal gat is al wat rest van een fameuze poort?”
“Eh ja, en in de bodem schijnen nog wat karresporen te liggen.”
“Het is toch niet te geloven. Meen je dat nou, Ech Wel? Breng je ons daarvoor hier naar toe?”
“Onder andere ja. Maar als je zo nodig steen wilt zien, kan dat ook, want een stukje verderop ligt Waldemars muur.”
“Nou ik hoef helemaal niks te zien, zeker niet met die kou buiten. Ga jij maar lekker alleen, wij wachten wel in de auto.”
Op zoek naar Vikinggrenzen in winterwonderland
Even probeer ik Ech Leuk nog te bewegen met mij mee te komen (kom schat, lekker naar buiten, sneeuwballen gooien) maar als zij zich solidair met haar moeder toont, zie ik me gedwongen het grensstelsel in mijn eentje te inspecteren.
Terwijl ik ietwat verongelijkt op mijn doel af banjer, kraakt het dunne laagje sneeuw onder mij. Het knisperfrisse geluidje kan echter niet verhinderen dat ik me wat in de steek gelaten voel. We zijn deze queeste toch met zijn allen aangegaan? Wat loop ik dan hier in mijn eentje? Maar eenmaal ter plaatse kan ik toch ook moeilijk ontkennen dat deze archeologische vindplaats visueel weinig opzienbarend is.
Omdat ik me niet wil laten kennen, en evenmin bij de dames de indruk wil wekken dat ze met hun achterblijven stiekem gelijk hadden, spoor ik mijn voeten er na een vluchtige blik toe aan om nog een stukje door het winterse gewest te stiefelen. Er valt tenslotte ook nog een stukje van Waldemars muur te bestuderen…
Wandelen in het rijk der fabelen
Voortschrijdend op mijn solotour realiseer ik me na een paar honderd meter dat ik de site helemaal voor me zelf heb, in geen velden of wegen is er een levende ziel te bekennen. Niet zo gek ook, weet ik, want dit is het terrein van de Vikingen, en die geloofden niet in de ziel van een mens. Volgens de bewoners van Midgaard bivakkeerden er wel verschillende geesten in elk individu (zoals een die je persoonlijke fortuin regelde, een die in staat was buiten het lichaam te treden, en een vrouwelijke beschermengel) maar die hadden allemaal weinig van doen met de ziel die in christenen huisde. Geesten vormden in de ogen van Vikingen gewoon een onderdeel van de natuur. Zij waren alomtegenwoordig, en bivakkeerden niet alleen in mensen maar bijvoorbeeld ook in bomen of rondom bronnen.
Lopende onder een strakblauwe hemel overvalt me eerst de rust van het gebied, en ondervind ik vervolgens hoe de kille omgeving met mijn fantasie aan de haal gaat. Herbergt dit gebied nog altijd de bovennatuurlijke wezens waarvan de Vikingen overtuigd waren dat ze bestonden? Kan het zijn dat er in het langgerekte Danewerk een wraakzuchtige reus schuilgaat? Dat er dwergen rommelen in het ondergrondse? Dat dit magische landschap in de ijzige greep van een zwarte elf is?
Walkuren slaan koene strijder gade
Ik weet het niet, maar de rillingen lopen me over de rug als ik niet veel later de schans beklim waarmee de Denen de vesting halverwege de 19e eeuw verder fortificeerden. Ik denk aan het voormalige strijdtoneel van 150 jaar geleden en hoe oppergod Odin zich waarschijnlijk kostelijk vermaakte met de oorlog die de Pruisen destijds ontketenden. In navolging van zovele andere Duitsers poogden ook zij een deel van het oude Vikingland te annexeren, maar anders dan hun voorgangers slaagden zij wél in hun opzet (wat onder andere tot gevolg had dat dit Deense werelderfgoed op Duits grondgebied kwam te liggen).
Maar het is niet het verloren grondgebied wat mij de bibbers geeft; het is de vraag of er soms grijpgrage Walkuren boven mijn hoofd ronddraven? Walkuren waren de dienaressen van Odin die de dappersten onder de gevallenen naar het hiernamaals van de Vikingen begeleidden. Zou een van hen er misschien door de krijgsgod op uit gestuurd zijn om de manhaftige held van deze Unesco-queeste binnen te halen? Een koene strijder als ik zou natuurlijk een welkome toevoeging zijn aan het eliteleger dat gedurende de eindtijd de strijd met de sinistere schepselen van de duisternis aan zou moeten binden… Omdat ik daar zelf alleen niet zo’n trek in heb, besluit ik allengs mijn lot in eigen hand te nemen en rap op mijn schreden terug te keren. “Oh, ben je daar alweer?”
“Ja, zo spannend is het hier nou ook weer niet… Wat is er met de kleine?”
“Geen idee, ze voelde zich niet zo lekker zei ze, en toen ik haar op schoot nam viel ze gelijk in slaap.”
Vikinghoofdstad Hedeby
Ech Nie denkt dat het inkakmomentje van Ech Leuk een goede reden is om te gaan, maar gelukkig weet ik die betweterigheid te pareren door haar te melden dat Hedeby slechts tien minuten verderop ligt. Het doet haar twijfels niet onmiddellijk wegnemen (“Ik weet het niet hoor Ech Wel…”) maar als ons prinsesje op locatie weer een beetje bij haar positieven komt gaan we desondanks “op Viking”.
De landweg met het Kalegat liep van noord naar zuid, maar veel belangrijker voor de zeeschuimende Vikingen was de handelsroute van oost naar west, waarbij Hedeby aan de ene kant werd ontsloten door het Schleifjord en de Oostzee en aan de andere kant via de rivieren Treene en Eider in verbinding stond met de Noordzee. Tussen al het water in lag weliswaar achttien kilometer aan land maar dankzij de aanwezigheid van het Danewerk was dat makkelijk en veilig te overbruggen.
“Hedeby was dus eigenlijk het perfecte rovershol?”, concludeert Ech Nie. “Op een knooppunt van wegen?”
“Het was bijzonder strategisch gelegen ja, maar een rovershol?”
“Ja, dat waren de Vikingen toch? Blonde haatbaarden die alleen maar plunderden en verkrachtten?”
“Dat is inderdaad het stempel wat ze van de geschiedenis opgeplakt kregen, maar de vraag is of dat wel helemaal terecht was…”
Met Lindisfarne startte brandschatting Europa
Volgens de overlevering startte de brandschatting van Europa in 793 met een Deense aanval op het rijke Britse klooster van Lindisfarne. De voortekenen waren al niet goed, immense wervelvinden, bliksemschichten en vurige draken vlogen door de lucht en hongersnood teisterde het land, maar niemand kon vermoeden wat de bloeddorstige barbaren echt zouden aanrichten. De heidenen onteerden het heiligdom van God, verwoestten ons huis van hoop en vertrapten de lichamen van de heiligen als straatvuil, schreef een broeder later in zijn getuigschrift.
De tragedie kwam ook de leermeester van Karel de Grote ter ore. Zijn geboortegrond had een nog nooit eerder vertoonde wreedheid gezien en omdat hij maar geen reden kon verzinnen waarom de plaatselijke Sint niet had ingegrepen, concludeerde hij dat de uitgeoefende terreur een straf van God was. De Andelsaksen hadden dit door hun zondige gedrag over zichzelf afgeroepen. Niettemin adviseerde hij zijn chef om enkele snelle reactie-eenheden op touw te zetten teneinde het nieuwe gevaar het hoofd te kunnen bieden…
Vikingen steken Karel de Grote naar de kroon
Spoedig na de raid op Lindisfarne kwamen de Vikingen bekend te staan als een stel ongemeen brute krijgers. Belust op buit en zonder enig respect voor de lieve Heer (of Zijn dienaren) zouden zij niets liever doen dan kerkschatten plunderen en monniken in mootjes hakken. Angstige kroniekschrijvers waarschuwden dan ook dat het slechts een queestie van tijd zou zijn voordat de gehele christenheid van de aardbodem was verdwenen. Hadden Bijbelse profeten immers niet voorspeld dat het Kwaad voorafgaand aan de Apocalyps zich vanuit het Noorden zou doen laten gelden? Stond er in Openbaringen niet geschreven dat draken de mensheid zouden verslinden? En was dat niet exact wat er geschiedde zodra de Vikingen uit hun drakenschepen stormden?
“Ja, dat zei ik toch daarnet al? Het was tuig van de bovenste richel…”
“Nou, in 810 leek het er inderdaad op dat de onheilsberichten bewaarheid zouden worden. De Deense koning Godfried (Gudred) bedreigde de met instemming van God verkregen, keizerlijke zetel in Aken en het was alleen aan zijn lijfwachten te danken, die hun leider om het leven brachten, dat er geen directe confrontatie tussen Karel de Grote en de Noormannen plaatsvond. Was dat wel het geval geweest dan hadden de middeleeuwen er wellicht heel anders uitgezien.”
Harald Klak verloochent Vikingen
Het voorval deed de Franken beseffen dat de Vikingen waarschijnlijk een nog veel weerbarstiger volk waren dan de net door hen gekerstende Saksen. Een tegenvaller voor Karel de Grote, die na decennia van bittere strijd eindelijk die woeste woudbewoners in Noord-Duitsland onder de knie had gekregen. In 814 overleed de Grote man en was het aan zijn opvolger Lodewijk de Vrome om het Frankische Rijk tegen de strooptochten van die heidense vechtjassen te beschermen.
Gelukkig voor Lodewijk kreeg hij de oplossing van het probleem in de schoot geworpen. Onmin over de opvolging van Vikingvorst Godfried dreef een van de Deense kroonpretendenten in de handen van de keizer. “Of hij niet wat voor hem kon betekenen in het Noorden?”, vroeg Harald Klak (Klakk-Haraldr) aan Lodewijk. “Natuurlijk”, antwoordde de Vrome. “maar voor wat, hoort wat.”
Kerstening van Vikingen
Om de Noormannen wat beschaving bij te brengen achtte de keizer het noodzakelijk dat zij zich tot het christendom bekeerden. Indien Harald dus van zijn steun gebruik wenste te maken dan zou hij zich eerst moeten laten dopen. Harold stemde niet klakkeloos toe, maar toen zijn herovering van de Deense troon niet geheel volgens plan verliep, (na twee kortstondig verblijven op het pluche werd hij steeds weer verjaagd) koos hij eieren voor zijn geld en liet zich in het bijzijn van de keizerlijke familie in het heilige water onderdompelen.
Als nieuwbakken telg van het katholieke geloof toog hij in het bijzijn van Ansgar, een monnik uit het klooster van Corvey, naar Denemarken om het nieuwe geloof te verkondigen. Harald ging daarbij echter zo wild tekeer (de vernietiging van heidense altaren werd hem daar niet in dank afgenomen) dat hij binnen het jaar alweer het Danewerk werd overgezet. Toch zag hij in die korte tijd kans samen met een van Godfrieds zonen, Horik, te regeren en laatstgenoemde aan Ansgar voor te stellen.
Denen laten Europa sidderen
Het lijkt een voetnoot in de geschiedenis, maar met de introductie van Ansgar was het christelijke zaadje geplant. In eerste instantie leek dat niet veel uit te maken, want Horik had niks met de lieve Heer. In plaats daarvan verafgoodde hij de sluwe Odin, de god van oorlog. Dat bleek ook wel uit zijn optreden tegen de Franken. Eerst deed hij verwoede pogingen vrede te sluiten, maar toen de zonen van keizer Lodewijk elkaar te vuur en te zwaard begonnen te bestrijden (erfenisqueestie) speelde hij handig op de situatie in.
Onder Horiks heerschappij werd de Noordzeekust keer op keer onder de voet gelopen, werd Dorestad (dé stad van de toenmalige Lage landen ofwel Frisia) verschillende malen leeggehaald, werden steden als Antwerpen en Doornik platgebrand en moest in 845 zelfs Parijs het ontgelden. Slechts door de betaling van een aanzienlijke som Danegeld (aan de Denen betaald losgeld) kon de totale vernietiging worden voorkomen.
“Ech Wel, niet om het een of ander, maar mijn stelling van zo-even, over die moordlustige mafkezen, heb je tot nu toe alleen maar bevestigd…”
“Ja maar ik ben dan ook nog niet klaar. Want geloof het of niet, ergens onderweg zag Horik toch het heilige Licht.”
Eerste Katholieke kerk opent deuren in Hedeby
Uiteraard verafschuwde de inmiddels tot bisschop gepromoveerde Ansgar het (door de troepen van) Horik gebezigde geweld. In zijn aartsbisdomstad Hamburg ondervond de missionaris zelfs aan den lijve wat een bezoek van de Noormannen precies inhield. Terwijl hij zijn vege lijf ternauwernood kon redden gingen zijn kathedraal en abdij in vlammen op. Het weerhield hem en Horik er evenwel niet van een innige relatie op te bouwen. Daarbij trad Ansgar als een soort vertrouweling voor Horik op, en stond de Vikingleider, in weerwil van zijn eigen religie, de zendeling toe rond 850 een kerk in Hedeby te stichten.
Met de oprichting van het eerste katholieke bouwwerk in Scandinavië was de kerstening van de Vikingen nog verre van voltooid, maar behalve dat het christelijke zaadje nu gestaag begon te groeien, betekende de aanwezigheid van het godshuis ook een enorme impuls voor de economie, en dat maakte dat Hedeby kon uitgroeien tot de metropool die het aan het einde van de 9e eeuw was geworden.
Slaven en andere handel
Onder dwang van Godfried hadden vele kooplieden zich reeds bij de stichting van Hedeby in de stad gevestigd, maar nu de gemeente een kerk in hun midden had, voelden katholieke handelaren zich ook een stuk veiliger om zaken te komen doen. Vanuit het noorden werden pels, hout, teer, zout, vis, barnsteen, linnen en walrusivoor ingevoerd terwijl van de andere kant wijn, kwik, glas, tin, kruiden, zijde, schelpen, zilver, juwelen en specerijen hun weg richting de markt van Hedeby vonden. Buiten deze goederenstroom wisselden ook slaven er veelvuldig van eigenaar.
“Slaven?”
“Ja natuurlijk, die vormden het fundament onder de Vikingmaatschappij. En toen de handel een vlucht naar boven nam al helemaal. Dat lijkt me logisch.”
“Hoezo?”
“Omdat toch iemand het zware werk moest doen, duh.”
Vikingvloot dreef op slaven en ambachtslieden
Die ene landweg van noord naar zuid was typerend voor de Vikingen, gebaande paden daar hadden ze niet zoveel mee. Voor hen was vervoer over water gewoon het meest praktische. Sinds oudsher verliep nagenoeg alle communicatie en transport over deze “wegen”. Opgegroeid in een dergelijke traditie was het waarschijnlijk ook niet verwonderlijk dat hun vaartuigen superieur waren aan alle andere in West-Europa. Zowel hun oorlogs- als hun koopvaardijschepen waren sneller, beter manoeuvreerbaar en meer bestand tegen de grillen van de zee. Om ze te kunnen vervaardigen was echter wel veel arbeid benodigd, en daar kwamen de slaven om de hoek kijken. Slaven én ambachtslieden.
Het kostte niet alleen veel tijd om het hout voor de boten bij elkaar te sprokkelen, van oneffenheden te ontdoen, op maat te zagen, met (speciaal voor dat doel gesmede) ijzeren angels aan elkaar te klinken en door middel van teer en dierenhaar waterdicht te maken (2650 werkdagen hebben deskundigen weleens berekend, exclusief de manuren die aan aanverwante artikelen werden besteed) het vereiste eveneens veel specifieke kennis. Voor de fabricage van tuigage en zeil gold hetzelfde. Nadat grote kuddes schapen de wol hadden aangeleverd, moesten de kluwen worden gewassen, geweven, op maat gesneden en aan elkaar genaaid. Grofweg gezegd droegen ambachtslui zorg voor het timmerwerk en knoopten slaven de rest van de touwtjes aan elkaar.
“Oh, dat valt dan weer mee, ik had erger verwacht.”
“Ik zei toch dat niet alle Vikingen monsters waren. Al moesten vrouwelijke slaven natuurlijk wel de seksuele driften van hun meester gedwee over zich heen laten komen en werden mannen vaak als roeier op de zeedraken ingezet…”
Metropool Hedeby
Daar de overblijfselen van Hedeby ondergronds liggen, blijven ze voor ons onzichtbaar, maar om werelderfgoedreizigers toch een beetje inzicht in het type woningen te geven, hebben archeologen een zevental hoeven nagebouwd. “.Jezus, lopen we nou dat hele teringeind voor die paar poppenhuisjes?”, uit Ech Nie andermaal haar bezieling.
“Ja wat had je dan verwacht, dat ze de hele stad hadden nagebouwd?”
“Maar dit zijn niet meer dan een paar simpele schuren!”
“Nu wel ja. Maar vroeger was Hedeby wel 22 voetbalvelden groot. Drie keer zo groot als Aken, de hoofdstad van Karel de Grote.”
“Maar die bouwde tenminste nog een schitterende hofkapel. Dit lijkt helemaal nergens op.”
“Ja, het is jammer dat we niet dichterbij kunnen komen, dan had je waarschijnlijk versteld gestaan van de uitbundige ijzerwerkdecoratie die menig langhuis sierde. Al weet ik ook niet zeker of ze de replica’s zo gedetailleerd hebben nagebouwd. Maar in de oude tijd waren de huizen doorgaans rijkelijk voorzien van spiraalvormige of in elkaar gevlochten figuren die alle verwezen naar verhalen uit de noordse mythologie.”
“Whhhhhhheeeeeeeeeee!”
Ech Leuk, die de hele wandeling had liggen slapen, laat plotseling van zich horen. Een verontruste kijk van Ech Nie in de kinderwagen leert ons dat ze zich inmiddels knap beroerd voelt. “Snel, Ech Wel, we moeten naar huis!”
Noodlot was in handen van Nornen
Zwijgend en gehaast keren we de wagen en bewegen ons richting auto. Onwillekeurig dwalen mijn gedachten weer af naar de van wezens wemelende wereld die het welzijn van de Vikingen bepaalde. Waren dit keer de Nornen aan het werk geslagen? De drie vrouwen uit het meer bij de Wereldboom? Zij die vorm gaven aan het leven van iedere zuigeling en het lot van de mens uitstippelden? In sages werden ze wel verleden, heden en toekomst genoemd (Urd, Verdandi en Skuld) en voorgesteld als de schikgodinnen die (runen in) hout sneden (wat zou duiden op het turven van de dagen van een mensenleven).
Runen waren een uitvinding van Odin, de god die behalve de krijg ook de wijsheid belichaamde. Zijn zucht naar kennis zou zo groot zijn geweest dat hij er ooit een oog voor over had om meer te weten te komen. Hij ontdekte de runen toen hij eens negen dagen lang aan de levensboom hing. De runen dienden hem als magische tekens met een diepgaande betekenis. Zij stelden hem in staat tovenarij te bedrijven en gehangenen of geesten te ondervragen. Door middel van de magische taal was hij tevens bij machte de Nornen te ontfutselen wat voor hem (en anderen) in het verschiet lag.
Een offer voor de goden
Runen stonden ook gekerfd op de nagels van de Nornen. Wat ze inhielden wist niemand, maar dat het weinig goeds betekende was een ieder wel duidelijk. Zelfs de goden konden niet aan hun duistere geheimen ontsnappen. De Nornen sponnen het levensdraad en vervulden dat wat altijd al was voorbestemd. Het zal toch niet dat die weefwijven nu over ons kind hebben beschikt, schiet het door me heen, dat haar wisse dood nu aanstaande is?
“Is er iets?”, vraagt een zorgelijke Ech Nie. “Nee niks”, stel ik haar gerust, “maar misschien moeten we zometeen toch maar even een spijsoffer brengen…”
“WAT?”
“Een oud gebruik onder Vikingen om geluk af te smeken…”
Hedeby gaat ten onder
Nabij de parkeerplaats bevindt zich een etablissement waar ik beide dames ijlings naar toe breng. “Wat heeft dit allemaal te betekenen, Ech Wel? Die kleine is zo ziek als een hond maar jij wil nog even uitgebreid gaan borrelen of zo?”
“Het is niet wat je denkt, Ech Nie. Dit is niet uit eigenbelang, maar uit lijfsbehoud.” Wat ik daar precies mee bedoel laat ik verder maar in het midden. Ik wijs vrouwlief er slechts op dat we nog een lange weg te gaan hebben en dat de innerlijke mens nou eenmaal ook verzorgd moet worden. “Dat zal schatjepatatje eveneens goed doen.” Over de noodzaak de Nornen en Odin met een offerdier tevreden te stellen, hoort ze van mij niks. Slapende honden kan je maar beter niet wakker maken.
Terwijl Ech Nie zich ontfermt over onze half bewusteloze Ech Leuk vertel ik onder het genot van een Wildschweinbraten en een Odins Weisse over het noodlot wat Hedeby ten deel viel. “Na het gedoe met de Karolingers volgden er eerst diverse confrontaties met Hendrik de Vogelaar en zijn Ottoonse (klein)zonen, kreeg daarna het christendom vaste voet op Deense grond, ontbrandde er nog weer later een interne machtsstrijd die de stad in vuur en vlam zette en sloegen uiteindelijk de Slaven fataal toe.”
“Tsja wie met het zwaard leeft, zal door het zwaard vergaan”, spreekt Ech Nie haar spreekwoordelijke tegeltjeswijsheid uit.
“En wat de Voorzienigheid heeft uitgedacht is onontkoombaar”, vul ik haar aan.
“Wie zal het zeggen, Ech Wel, maar wat ik wel zeker weet is dat die kleine nu echt op is. We moeten gaan.”
Offerande nekt Viking
“Ze heeft toch wel haar bordje leeggegeten hè?”
“Ja helemaal, maar nu is ze klaar.”
“Okee, ik denk dat we het fatum hebben afgewend dan. De Nornen waren ons goedgezind.”
“Waar heb je het over?”
“Niks, laten we maar gaan.”
Het vervelende met die Nornen is alleen dat ze altijd nog een verrassing in petto hebben, en helaas blijkt dat ook nu het geval. We zijn nog maar een minuut of tien aan het rijden, of Ech Leuk gooit alles wat ze zojuist heeft verorberd met een paar brullen over de achterbank heen. “Nee hè?!”
Ech Wel!
Ook wel eens in Hedeby geweest? In de verdediging gegaan of strooptochten uitgevoerd? Laat het ons weten in de reacties, we horen het graag!
Praktische informatie
In totaal zijn 22 verschillende locaties rondom Hedeby tot werelderfgoed verklaard. Wij bezochten enkel het Danewerk nabij het museum en de voormalige handelspost Hedeby (wat ook een museum heeft).
De kerstening van de Denen werd voltooid onder de Viking Harald Blauwtand. Zijn bekering werd vastgelegd op een van de beroemde runenstenen in het Deense Jelling (werelderfgoed) waarop staat geschreven dat hij van de Denen christenen maakte. Hij ligt begraven in de dom van Roskilde (ook werelderfgoed)
Leestip: De Vikingen: een nieuwe geschiedenis
Adres Danewerk museum: Hauptstr. 0, 24867 Dannewerk, Duitsland
Adres Hedeby museum: addebyer Chaussee B76, 24866 Busdorf, Duitsland
Jaar van inschrijving: 2018
Officiële website Danewerk: danevirkemuseum.de
Officiële website Hedeby: haithabu.de
Lees ook:
– Magische kloof in IJsland schiep eerst de wereld, toen democratie
– Geloof in beuk wortelde diep bij Germaanse stammen