Knusper, knusper Knäuschen. Wer knuspert an meinem Häuschen? Hoewel de spreuk boven ons hotelbed aan duidelijkheid niets te wensen overlaat, worden we tijdens een wandeling in de middeleeuwse straten van Höxter toch verrast door een peperkoeken huisje. “Knijp jij eens in mijn armen, Ech Wel. Dit kan toch niet waar zijn?”

Voordat we echter goed en wel beseffen in wat voor sprookje we beland zijn, vraagt een vriendelijk oud vrouwtje of we misschien trek hebben in een reuzendikke pannenkoek. “Maar natuurlijk, mevrouw, die lusten we wel!” Pas als de gebochelde tante ons ook van een alcoholvrij biertje voorziet, ruiken we onraad. “Ren voor je leven Grietje”, roep ik verschrikt, “die heks wil ons vergiftigen!!”

Middeleeuws vakwerkhuis in het centrum van Hoxter
“Een peperkoeken huisje”

Kerstening van de Saksen

Höxter ligt in het Wezerbergland, voormalig grondgebied van de goddeloze Saksen en eind 8e eeuw strijdtoneel van een meedogenloze kerstening. Hier introduceerde Karel de Grote het woord van God vooral met behulp van het zwaard. Omdat de wrede lesmethode regelmatig leidde tot bloedige opstanden, besloot hij op zeker moment de plaatselijke bevolking op een meer vreedzame wijze te bekeren. Om er zeker van te zijn dat ze daarbij ook op de juiste wijze werden onderwezen, liet hij overal in het land bisdommen en kloosterscholen oprichten (onder andere in Lorsch) en gaf hij de geestelijkheid opdracht het zendingswerk uit te voeren.

Stichting klooster van Corvey

De beslissing diende zowel Kerk als staat; de priesters schonken Karel een welhaast goddelijk gezag en zelf kregen ze in ruil daarvoor bescherming van een oppermachtig heerschap (zeker in die tijd geen overbodige luxe). Na het overlijden van meneer de Grote was er voor zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome dan ook alle reden het beleid van zijn vader voort te zetten. Dat begreep hij zelf ook en daarom stichtte hij eerst een bisdom in het naburige Hildesheim en liet hij kort daarna, op de oevers van de Wezer, het klooster van Corvey neerzetten.

De Wezer tussen groene bosschages en onder een grijze lucht
De oevers van de Wezer

Vrouw Holle en Hansworst

Zo hard als we kunnen vluchten we met onze zevenmijlslaarzen het centrum van Höxter uit, weg van die toverkol en haar vreselijke elixer. Drie fabelachtige kilometers verder houden we halt voor de poorten van de rijksabdij. “Mijn hemel”, spreekt vrouw Holle, “ik dacht dat zulke gemene feeksen alleen in sprookjes voorkwamen…”

“Welnee Grietje, hoe kom je daar nou bij? Deze streek wemelt al eeuwen van de vreemde wezens. Zo hebben ze hier lang geleden al eens Sint Vitus begraven. Een martelaar van het christelijke geloof die kon toveren als de beste.”

“Ja, dat is toch heel wat anders, Hánsworst. Heiligen zijn toch helemaal geen sprookjesfiguren!”

“Oh nee? Nou dan ken jij de legende van Sint Vitus nog niet… Daar zit zoveel magie in dat zelfs sprookjes er jaloers op zouden worden. Luister maar eens goed!”

Beelden en zuilen omzomen entree klooster van Corvey
Ingang van het klooster van Corvey

De legende van Sint Vitus

“Er was eens, héél lang geleden, een klein eigenwijs jongetje dat Vitus heette. Hij was reeds op 12-jarige leeftijd een overtuigd christen en weigerde daarom pertinent respect te betuigen aan de goden van het Romeinse Rijk. Omdat zijn vader deze godslastering niet te verteren vond, sleepte hij de brutale vlegel voor het tribunaal en vroeg hij aan de rechter of hij alstublieft over het verdorven optreden van zijn zoon wilde oordelen.

“Ontoelaatbaar”, meende ook de bestuurder, en hij vonniste het jong tot een ongenadig pak slaag. Toen de beul echter de opgelegde straf wilde uitvoeren, verschrompelden spontaan zijn handen.”

“Oh, noemden ze Vitus daarom een martelaar? Omdat die beulen pijnigde?”

“Nee schat, dat had er niks mee te maken…”

Het eerste wonder

“Afijn, zoals je wel zal begrijpen begon de trieste folteraar na de amputatie ontzettend te jammeren. Die had het niet meer. Gelukkig was Vitus de kwaadste niet en zorgde hij er met een snel schietgebedje voor dat de armen van de zielepoot weer snel aangroeiden.

Toen Vitus naar huis werd gestuurd duurde het niet lang of hij kwam andermaal met zijn ouweheer in botsing. Eerst al omdat hij zich niet liet paaien door de muziek en de mooie meisjes die zijn vader op hem afstuurde, en later omdat het felle schijnsel van zeven engelen – die hij op bezoek had – het licht in papa’s ogen doofde.”

Engelengezicht met gouden vleugels
Engel

Vitus in het gevang

“Op aanraden van een door God gezonden engel verliet Vitus daarop het ouderlijk huis en trok per schip de wijde wereld in. Op zijn tocht werd hij door een adelaar gevoed en zodra hij ergens aanmeerde, verrichtte hij het ene na het andere wonder. Na vele zeemijlen geraakte hij ook bij de Romeinse keizer. Omdat de machtige heerser van Vitus’ magische krachten had gehoord, ontbood hij hem in zijn paleis en verzocht hem dringend de kwelgeest die het leven van zijn krankzinnige zoon verziekte, te verdrijven. Met een simpele handoplegging klaarde Vitus het klusje. Helaas was de reactie van de soeverein minder dankbaar als verwacht; Vitus belandde in het gevang daar hij het verdomde om, na het helingsproces, de goden te bedanken.”

Een ongelukkig einde

“Men vermoedde dat een nachtje cel de jongeling wel tot inkeer zou brengen, maar wat ze ook probeerden, de ketenen wilden hem niet beklijven. Opgefokt door deze ongehoorzaamheid beval de keizer, Vitus in een ketel te doen en met kokend lood te overgieten. Dat zal hem leren, dacht de vorst, maar koppig als altijd vertikte Vitus dood te gaan.

Zend hem dan de leeuwen toe, verordonneerde de monarch in grote woede. Maar ook de roofdieren deerden hem niet, ze likten zelfs zijn voeten. In opperste wanhoop commandeerde de potentaat dan maar een strop om Vitus’ nek te leggen en hem aan een hoge stelling op te hangen. Dat hielp. Maar tegelijk met de val van het schavot viel ook de duisternis in en schudde de aarde op haar grondvesten. Talloze ongelovigen werden door de instortende tempels verpletterd…”

“…”

“Ja, nou hoor ik je niet meer hè, Ech Nie. Een mooier sprookje als dit ga je niet gauw krijgen.”

“Het is alleen zo jammer dat ze bij jou altijd zo bruut eindigen. Als moeder de gans een fabel vertelt dan eindigen ze altijd met; en ze leefden nog lang en gelukkig…”

“Ja, maar dat deden christenen nooit!”

Symboliek van Vitus’ levensverhaal

Natuurlijk was de levensloop van Sint Vitus doorspekt met christelijke symboliek. De hand die verschrompelde was een waarschuwing aan allen die het durfden op te nemen tegen de almachtige God, de blinde vader verwees naar de ongelovigen die de enige ware religie niet wilden zien, de kracht van het gebed toonde het onvoorstelbare vermogen van de Heer, de verzorgende adelaar was een zinnebeeld van Onze Vader die in de hemelen zijt (volgens de Bijbel droeg Hij de uitverkorenen op Zijn vleugels), de afvallende ketenen waren als de kettingen die Petrus in het Heilige Schrift afvielen, de likkende leeuw duidde op Daniël in de leeuwenkuil en de vele overeenkomsten tussen Jezus en Vitus (het onwrikbare geloof, de miraculeuze genezingen, zijn dood die de aarde deed schudden) maakten beide figuren tot een en dezelfde persoon. “Je snapt dus wel dat Vitus als een van de allerheiligsten werd beschouwd, zelfs keizers zagen in hem hun patroon.”

Dubbelkoppige adelaar met daarboven een kroon en geflankeerd door twee leeuwen
Adelaars en leeuwen zijn ook bij de entree te vinden, al zijn deze meer bedoeld om de keizerlijke status aan te geven

De rattenvanger van Hamelen

“Als het geen mooi uiteinde heeft dan is het ook geen sprookje”, beweert Ech Nie ondertussen stellig “Oh nee, en wat te denken van de rattenvanger van Hamelen? Was dat soms ook geen sprookjesfiguur?”

“Die ken ik niet…”

“Nou dan zal ik je geheugen even opfrissen. Er was eens, in een stad hier niet ver vandaan, een flierefluitende rattenvanger. Door op zijn fluit te blazen wist hij alle ratten de Wezer in te werken en hielp hij de inwoners van Hamelen van hun rattenplaag af. Omdat het stadsbestuur echter, tegen de afspraak in, weigerde voor de dienst te betalen, kwam hij enkele dagen later terug en leidde met zijn meeslepende muziek alle kinderen de stad uit. Nooit werd er meer iets van hen vernomen…”

Roodkapje

Ech Nie haalt haar roodfluwelen kapje van haar hoofd en schreit hartverscheurend: “Oh Ech Wel, wat een afgrijselijk verhaal!”

“Dat is bedoeld om van te leren…”

“Maar Ech Wel, die arme kinderen…”

“Dat krijg je ervan als je meegaat met vreemden”

“Maar Ech Wel, die arme ouders…”

“Dat krijg je ervan als je een afspraak niet nakomt!

“Maar Ech Wel, wat ben je grof gebekt!”

“Dat krijg je ervan als je niet luistert!”

Doorkijkje in het klooster van Corbey
Kloostergang

Sint-Vitusdans

Hoewel de rattenvanger van Hamelen een vertelling is die in het beroemde sprookjesboek van de gebroeders Grimm valt terug te lezen, beweren boze tongen dat het verhaal is geïnspireerd op waargebeurde feiten. De kinderen zouden achter de muziek zijn aangelopen omdat ze in de ban waren van de Sint-Vitusdans. “De Sint-Vitusdans?”

“Ja inderdaad, heel lang geleden waarde door dit vreemde wonderland plotseling een ware dansplaag rond. Alsof een boze tovenaar met zijn staf had rondgezwaaid, vulden honderden burgers de straten en dansten zo lang en wild dat velen door uitputting om het leven kwamen. De manie verspreidde zich door het hele Rijnland en het is daarom best aannemelijk dat ook de jeugd van Hamelen zich het graf in huppelde.”

“Bizar…”

“Dit is het Wezerbergland Ech Nie, hier komen sprookjes tot leven.”

Omdat Sint Vitus in zijn legende onder andere een boze geest uitdreef, werd hij geassocieerd met bezetenheid, hysterie, oncontroleerbare stuiptrekkingen, zenuwaanvallen en epilepsie. Mensen die aan deze ziekten leden maakten ongeveer dezelfde schokkende bewegingen als de dolle dansers op straat en daarom werd het wilde swingen al gauw de Sint-Vitusdans genoemd.

Plakaat op de vloer waarop wordt bevestigd dat klooster van Corvey werelderfgoed is
Klooster van Corvey is werelderfgoed

Karolingisch westwerk

Zijn benoeming tot werelderfgoed had het klooster van Corvey overigens niet aan Sint Vitus te danken, maar aan de monumentale entree die zich aan de westzijde van het complex bevindt. Volgens Unesco is dit zogenaamde westwerk namelijk een van de belangrijkste architectonische uitingen die de Karolingische eeuw hebben voortgebracht.

Waar het precies voor diende heeft men nooit kunnen achterhalen, maar zeker lijkt dat het gebruik exclusief aan de keizer toebehoorde. Vermoedelijk werd de almachtige vorst eerst in deze, Romeins aandoende ruimte ontvangen en vervolgens met alle egards naar zijn balkon op de eerste verdieping gedirigeerd. Aldaar kon hij vanaf zijn verheven positie de mis bijwonen en tevens, en dat was minstens zo belangrijk, aan zijn onderdanen duidelijk maken wat voor een bijzonder hoge status hij had.”

Het westwerk

Sint Michaël

“Vanwege zijn ligging in het westen (daar waar de zon ondergaat) wordt ook wel beweerd dat het gebouw is opgericht als een soort van bolwerk tegen duistere krachten. Dat het de gemeente moest beschermen tegen het kwaad en dat het in directe verbinding met aartsengel Michaël stond.”

“Aartsengel Michaël?”

“Ja, die ken je toch? De hoeder van het christelijke geloof en de aanvoerder van het hemelse leger. Met zijn vlammende zwaard versloeg hij de draak.”

“Ah, ik voel weer een sprookje aankomen.”

Bijgebouwen van het klooster met het westwerk van opzij

De Odysseus mythe

“Een van de meest epische mythen uit de klassieke oudheid verhaalt over de Griekse held Odysseus en de vele beproevingen queesties die hij moest doorstaan toen hij over zee op huis aanging. Tijdens een van die avonturen naderde hij met zijn schip een aantal Sirenen, vrouwen die half mens, half gier zijn. Met prachtig gezang lokten zij zeelui hun richting op, maar als de boten te dicht in de buurt kwamen sloegen ze op de klippen te pletter. (Op een rots aan de Duitse Midden-Rijn ligt ook nog zo’n gezellige dame) Door zijn metgezellen bijenwas in de oren te stoppen, en zichzelf aan de mast vast te binden, weet Odysseus de dames veilig te omzeilen

Eenmaal buiten bereik van de aasgieren is het vervolgens kiezen tussen twee kwaden. Voor hen ligt een smalle zeestraat die aan beide kanten door een vreselijk zeemonster wordt bewaakt. De een is Scylla, een vrouwelijk wezen die met haar zes hondenkoppen niets liever doet dan mannen verslinden; en de ander is haar zus Charybdis, een gedrocht dat drie keer per dag de zee opslurpt.”

Vage tekening van een middeleeuws fresco
De Odyssee in het westwerk. Als je goed kijkt zie je Odysseus op de staart van Scylla staan. Uit haar zij komen enkele hondenkoppen. bron

Een katholiek sausje

“Ech Wel, niet om het een of ander, maar is er ook nog een link met het werelderfgoed van vandaag? Ik ben die sprookjes zo langzamerhand een beetje beu…”

“Natuurlijk is die er, alle mythologische figuren die ik zojuist heb beschreven staan namelijk ook op de wanden van het westwerk afgebeeld. Een unicum in de christelijke wereld! Geschiedschrijvers verklaren hun aanwezigheid door te wijzen op de originele beweegredenen die aan dit klooster ten grondslag lagen; de kerstening van de goddeloze Saksen. Een beproefd middel in het bekeren van heidenen was immers het overgieten van oude mythen met katholieke sausjes. Dat bevorderde de acceptatie van het nieuwe geloof aanzienlijk.”

“Toen de christelijke predikheren dus de Odyssee moesten uitleggen, vertelden ze dat de uitgestrekte zee symbool stond voor de zondige wereld om ons heen, dat het schip op de woelige baren de Kerk moest voorstellen en dat de kapitein een representatie van Jezus was (of de paus). Om de vergelijking compleet te maken, werden de Sirenen voorgesteld als een personificatie van verleiding, waren de zeemonsters het kwaad dat Sint Michaël met zijn zwaard wist te overwinnen en moest men de vastgebonden Odysseus zien als Christus aan het kruis…”

Binnenplaats klooster van Corvey
Binnenplaats klooster van Corvey

Streven naar een Romeinse utopie

Ech Nie gaapt eens onbedaarlijk maar weet toch nog net, op het randje van haar slaap, een kritische kanttekening te plaatsen. “Heb jij niet eens in een ijskoud bos lopen verkondigen dat het vooral eiken en beuken waren die bij de oude Germanen de dienst uitmaakten? Hoe moet ik dit dan rijmen met de godenwereld van de oude Grieken en Romeinen?”

“Dat is een hele goede vraag, Ech Nie. Maar je moet ook weten dat het woudgeloof voornamelijk door het gewone volk werd aangehangen, de elite hield zich meer bezig met de christelijke leer van de laatste Romeinse keizers. De aristocratie droomde van een nieuw imperium dat was gestoeld op klassieke principes en poogde uit alle macht een staat op te bouwen die de Romeinse utopie zo dicht mogelijk naderde. Vandaar ook dat het interieur van het westwerk oogt als dat van een oude Romeinse basilica. Zelfs de zuilen met kapitelen ontbreken niet.”

Interieur van het westwerk

Kerstening met behulp van klassieke verhalen

“In die context moet je dan ook de mythologische muurschilderingen van het klooster van Corvey zien. Ze refereerden aan een machtig verleden maar waren volgens de kerkvaders tegelijkertijd niets anders dan in een ander jasje gestoken Bijbelverhalen. Zo verklaarde Augustinus reeds dat alleen de schepen van de Kerk konden rekenen op een behouden vaart en schreef een andere wijsgeer dat alleen God opvarenden tegen valse Sirenen of verraderlijke Scylla’s kon beschermen.”

“De elite was dus bekend met de oude Griekse teksten en omdat de Karolingers meenden dat de kerstening van bovenaf moest plaatsvinden, (dat wil zeggen via de top en de geestelijkheid naar de grote massa onder hen) schilderden de monniken fresco’s waar de bovenlaag zich in kon herkennen en mee kon vereenzelvigen. Natuurlijk vergaten de broeders daarbij ook het reguliere zendingswerk niet. Reeds in de beginjaren van het klooster trokken er al missionarissen op uit om, behalve de goddeloze Saksen, ook de woeste Vikingen te bekeren. Zo werden bijvoorbeeld vanuit dit christelijk bastion de Vikingen van het Zweedse Birka gekerstend.”

“Snurk!”

“Ech Nie? Ech Nie!”

Barok interieur van kloosterkerk met veel rood en goud
Kloosterkerk

De schone slaapster

Blijkbaar heb ik mijn vertellingen iets te ver doorgevoerd want hoe ik de schone slaapster ook door elkaar schud, wakker is ze niet meer te krijgen. “Ze zal zich toch niet aan een spinnewiel hebben geprikt?”, vraag ik me verslagen af. Als zelfs de belofte haar op een hazelnootschuimgebakje te trakteren geen effect heeft, leg ik haar voorzichtig te rusten en bezat mezelf verdrink mijn verdriet met het smakelijke abdijbier dat hier wordt vervaardigd.

Na wat een eeuwigheid lijkt te duren, (ik schat zelf zo’n honderd jaar) verschijnt er plots een goede fee aan de toog. “Waarom ik toch zo bedroefd ben”, vraagt ze nieuwsgierig. Hortend en stotend vertel ik haar mijn verhaal en barst vervolgens in een onbedaarlijk snikken uit. “Rustig maar jongen”, zegt ze teder, “het komt vast allemaal goed.” Daar ik echter weet dat sprookjes nooit goed eindigen, stellen de woorden mij niet gerust.

Barok klooster wordt door de vier aartsengelen gedragen
De vier aartsengelen dragen het orgel in de kloosterkerk

Goede fee geeft wijze raad

Ondanks mijn scepsis weet de gevleugelde dame binnen de kortste keren waar het bij mijn verhalen aan schort; “Al jouw hoofdpersonen worden gedurende hun queeste met onweerstaanbare verleidingen op de proef gesteld. Ga maar na; Hans en Grietje worden verleid met een peperkoeken huisje, Sint Vitus met mooie muziek en meisjes, de kinderen uit Hamelen door een fluitende rattenvanger en Odysseus door zingende Sirenen…”

“Ja en?”

“Misschien moet je tijdens júllie queeste ook eens je vriendin verleiden…”

“Dat doe ik toch al de hele tijd? Ze wil alleen nooit luisteren!”

“Ik bedoel ook niet met ellelange monologen, Ech Wel. Beter betuig je haar de liefde eens op een andere wijze…” De wijze raad is nog niet uitgesproken of Tinkelbel is al weer gevlogen.

Gelukkig begrijp ik nu wat er van mij wordt verwacht. Ik spring op mijn witte paard, galoppeer terug naar het klooster, baan me met mijn zwaard een weg door de dikke doornenhaag, kniel naast mijn prinsesje neder en kus haar zachtjes op de mond. Eindelijk ontwaakt ze. “Wil je met me trouwen?”

“Ech Wel!”

En ze leefden nog lang en gelukkig…


Ook wel eens het klooster van Corvey bezocht? Je geliefde ten huwelijk gevraagd of sprookjes aan anderen verteld? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!

Praktische informatie

De Duitsers zijn zo verzot op de verhalen van de gebroeders Grimm, dat ze een 600 kilometer lange sprookjesroute hebben aangelegd die echt alle belangrijke plaatsen in het beroemde boek aandoen. Höxter staat er op, Hamelen natuurlijk, en daarnaast nog zo’n 60 andere feeërieke oorden. Het pad begint in Hanau en eindigt met de vier stadsmuzikanten in Bremen. Ongeveer halverwege ligt de “hoofdstad” Kassel, wat tevens onze eerstvolgende Unesco-site is.

Het klooster van Corvey is niet het enige Karolingische bouwwerk dat de Unesco-werelderfgoedlijst heeft gehaald, ook de hofkapel van Karel de Grote (onderdeel van zijn palts) in Aken en de abdij van Lorsch staan als patrimonium ingeschreven.

Jaar van inschrijving: 2014
Officiële website: Schloss Corvey

Lees ook:

Zo boven, zo beneden; Dom van Speyer verbindt hemel en aarde
Is de kathedraal van Aken Dom?