Nadat Ech Nie zich had bekwaamd in de edele kunst der bierdrinkerij was het volgens haar onontkoombaar dat ik mijn smaakpapillen aan het weldadige bouquet van druiven, gist en rietsuiker zou onderwerpen. “Hoe bedoel je?”
“Dat je wijn moet leren drinken!”
“Met rietsuiker?”
“Ja dat is een van de ingrediënten van champagne, Ech Wel. De meest exclusieve wijn van allemaal. Het leek mij het beste als we daar eens mee begonnen.”
Aanvankelijk reageerde ik nogal sceptisch (“Pleur es effe gauw op, daar ga ik mijn kostbare tijd niet aan besteden!”) maar toen ik ontdekte dat er tussen de wijnranken van de Champagnestreek enkele vermaarde werelderfgoedsites stonden (kathedraal van Chartres, paleis Fontainebleau), streek ik mijn hand over mijn hart en gaf schoorvoetend toe. Als getrouwd man moet je nou eenmaal af en toe concessies doen.
Tour César waakt over de Champagne
Provins was de eerste stop op onze Tour de Champagne. “Hoezo eigenlijk Provins?” vroeg Ech Nie onwetend. “Vanwege de naam natuurlijk; Pró-vins – Vóór-wijnen.”
“Oh dat is dan inderdaad een passend begin.”
“Ja toch? Dat dacht ik ook. Overigens komt Provins van het Latijnse Probi vinum, wat de wijngaarden van Probus betekent. Probus was de Romeinse keizer die de Fransen het planten van wijnstokken toestond (een recht wat niet iedereen had).”
“Jeetje, is het hier al zo oud als de Romeinen?”
“Ja maar dat is niet zo bijzonder als je misschien zou denken hoor. Dat geldt voor heel veel Franse steden. Sinds de oudheid geldt Provins bovendien als een zeer strategisch gelegen plaats dat op een kruispunt van Romeinse heerwegen ligt.”
“Aha.”
“En die bevoorrechte positie was eeuwen later voor de graven van Champagne weer reden om op het uitstekende kalkplateau een van hun paleizen te laten bouwen. Hun residentie stond zo ongeveer naast de Tour César die de stad moest beschermen.”
“De Tour César?”
“Ja dat is dus de middeleeuwse wachttoren die hoog boven de huizen uitrijst. Zijn naam verwijst naar de legendarische Julius Ceasar en is bedoeld om de macht van de graven te benadrukken.”
Eerste jaarmarkt op kerkplein Saint-Ayoul
Het idee was dus om mij op een zonnig terras bekend te maken met de betoverende wereld der bruiswijnen, maar toen we in Provins arriveerden, en donkere wolken boven ons samenpakten, stelden we de bubbels nog maar even uit en besloten in plaats daarvan de stad te verkennen.
Het eerste monument waar we tegenaan liepen was de kerk Saint-Ayoul. Behalve dat het godshuis gewijd is aan de heilige Ayoul (een bisschop uit Bourges wiens overblijfselen in het bedevaartsoord bewaard worden) ligt het belang van het gebouw vooral in het feit dat op haar voorplein de eerste handelsbeurzen van Provins werden gehouden.
“Je kon er op wachten natuurlijk”, mokt Ech Nie met een sip gezicht.
“Ja al die geparkeerde auto blokkeren wel een beetje het zicht inderdaad…”
“Dat het nou ook nog gaat regenen, bedoelde ik…”
Gelukkig kon ik tijdens het schuilen in het kerkportaal van de gelegenheid gebruik maken om vrouwlief uit de doeken te doen hoe dit weinig opzienbarende plein tot een internationaal handelscentrum uitgroeide.
Champagne stond centraal in middeleeuwse handelsnetwerken
“Na een eeuwenlange periode van teloorgang en verval poogden Italiaanse havensteden als Venetië, Amalfi, Genua en Pisa met hun tochten naar de Levant en het Byzantijnse Rijk aan de enorm gestegen vraag naar luxegoederen als zijde, specerijen, kleurstoffen en metalen te voldoen. Rond die zelfde tijd ontstond er aan de andere kant van de Alpen een soortgelijk handelsnetwerk. De Zuidelijke Nederlanden specialiseerden zich in de lakennijverheid (die zich zou ontwikkelen tot een van de belangrijkste industrieën van de hoge middeleeuwen en leidde tot de bouw van talrijke belforten) en importeerden daarnaast hout, bont, wol en bier vanuit gebieden rond de Noord- en Oostzee.”
“Bier? Wijn bedoel je zeker?”
“Nee schat, geen wijn. Ik heb het hier over het huidige België. Daar voer het blond schuimend bier altijd al de boventoon.”
“En hoe zit het dan met de champagne?”
“Nou die lag dus precies in het midden van Europa’s meest welvarende regio’s.”
Provins bood marktkoopmannen veiligheid
Theobald de Grote was in 1125 de eerste graaf van Champagne die begreep dat een jaarmarkt waarop Noord- en Zuid-Europa werden samengebracht weleens bijzonder winstgevend kon zijn. Hij realiseerde zich echter ook dat de mate van succes voor een belangrijk deel afhankelijk was van de veiligheid die hij Vlaamse en Lombardische kooplui kon garanderen. Om die rieden voorzag hij rondtrekkende marskramers van een vrijgeleide op hun reizen, (wat hen de persoonlijke bescherming van de graaf opleverde) beloofde hij slachtoffers van onverhoopte overvallen ruimhartige schadeloosstellingen, (wat er op neerkwam dat landsheren verantwoordelijk werden gesteld voor wat dieven op hun grond uitspookten) en richtte hij een speciale commissie op die tot taak had de beurzen zo ordentelijk en rechtvaardig mogelijk te laten verlopen.”
“En ruzies werden met een lekkere champie beslecht, of niet?”
“Nou in geval van onoverkomelijke geschillen rekende Theobald eigenlijk meer op zijn goede vriend Bernard van Clairvaux, de invloedrijkste geestelijke van zijn tijd. Mocht het conflict onoplosbaar blijken dan waren hij en zijn broeders wel genegen daarin te bemiddelen.”
“Hé, even wat anders, Ech Wel. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar nu het weer droog is, zou ik wel een glaasje lusten!”
Het reliek van Saint-Quiriace en andere schatten
Omdat ik me niet aan de indruk kon onttrekken dat mevrouw aan het eind van mijn monoloog wat geïrriteerd was geraakt, informeerde ik schielijk of er iets scheelde. “Champagne moet je niet te lang laten wachten, Ech Wel. Dan verliest het zijn goede smaak.”
“Oh, in dat geval…”
Daar er blijkbaar geen tijd te verliezen was verruilden we allengs de beneden- voor de bovenstad, en passeerden we op onze weg naar hogere sferen het bedehuis Saint-Quiriace. “De kerk is vernoemd naar de heilige Quiriace”, meldde ik Ech Nie in het voorbijgaan, “een bekeerde Jood die keizerin Helena (de vrouw van de beroemde Romeinse keizer Constantijn) assisteerde bij het terugvinden van de belangrijkste relikwieën uit het christendom. Volgens de overlevering werd op zijn instigatie de Heilige Rok en het Heilige Kruis ontdekt. Een devote kruisvaarder bracht Quiriaces schedel uiteindelijk naar Provins.”
“Nee toch hè!”
“Toch wel Ech Nie, dat gebeurde in de middeleeuwen trouwens wel vaker. Zo keerde Theobald de Troubadour (zelfde naam, andere graaf) zelfs met drie absolute topstukken terug. In zijn bagage zat de roos van Provins, (die later als apothekersroos furore maakte) een gedeelte van het Ware Kruis, (waar omheen de kerk Sainte-Croix werd gebouwd) en de Chardonnay-druif (waaruit later champagne werd samengesteld).”
“Ik doelde meer op het hemelse gespetter dat weer op ons neerdaalt, Ech Wel.”
Valutahandel op Place du Châtel
Alsof we weergoden hadden verzocht, zo hard kwam het naar beneden. “WHHHHaaaaa!!!!” Snel renden we richting een etablissement aan het Place du Châtel en scholen daar onder een uitstaand luifeltje.
“Het verloopt vandaag niet helemaal zoals gepland hè?”, stelde Ech Nie sikkeneurig vast. “Nee, helaas niet nee”, bevestigde ik nuchter. Om Ech Nie duidelijk te maken dat de wandeling toch niet helemaal voor niks was geweest, wees ik met mijn rechterwijsvinger naar het zogenaamde wisselkruis (croix des changes) dat moederziel alleen het noodweer trotseerde. “Ja meissie, daar wisselden vroeger dus de deniers provinois (de euro’s van destijds) van eigenaar.”
“Oh ja joh?”
“Ja, men zegt zelfs dat daar het moderne bankieren is uitgevonden.”
“En daar ga jij me nu zeker alles over vertellen?”
“Inderdaad. Bestel jij even wat te drinken?”
“Tuurlijk wijsgeer. Twee glazen champagne neem ik aan?”
“Nee mop, tegen dit natuurgeweld helpt alleen nog bier…”
Vlaams laken en Lombardische geldwisselaars
Twee keer per jaar organiseerde Provins een jaarmarkt: in mei de (warme) beurs van Saint Quiriace, in september de (koude) kermis van Saint-Ayoul. Het verloop van dit soort beurzen verliep altijd volgens een vast stramien; de eerste paar dagen werden besteed aan het optuigen van de kramen, daarna ging men over tot handelen, aansluitend werden de rekeningen vereffend en tot slot vierden men wekenlang feest.
“Santé, Ech Wel!”
“Proost, meissie!”
Textiel uit Vlaanderen was het meest verhandelde product in Provins en de complexe financiële transacties waarmee ze gepaard gingen werden het domein van Lombardische geldwisselaars. Zij bedachten alternatieven voor de weinig praktische (en gevaarlijke) contante betalingen en waren met hun grote vermogens en commerciële geesten bovendien in staat om ze op vruchtbare wijze te introduceren.
Valutatransacties initiëren Commerciële Revolutie
“Waar kwamen ze mee op de proppen dan?“, wilde Ech Nie weten.
“Nou bijvoorbeeld met de wisselbrief, een op schrift gestelde schuldbekentenis die handelaars in staat stelde op een later tijdstip te innen of te betalen.“
“Dat was nieuw?“
“Ja, sterker nog, dat noemt men tegenwoordig de Commerciële Revolutie. Voor het eerst in de geschiedenis werd er aan geld verdiend. Leningen werden vanaf dat moment tegen een vergoeding verstrekt.“
“Rente bedoel je?“
“Ja maar dat mocht toen nog niet zo heten. De Kerk verbood het vragen van interest en stelde woekerpraktijken gelijk aan diefstal. Alleen voor de Lombardische bankiers (en de Joden, want die waren niet gebonden aan christelijke dogma’s) maakte men een uitzondering. Het kruis toont echter wel aan dat de clerus altijd streng toezicht hield.“
Inquisitie jaagt in Provins op Katharen
Provins faciliteerde de kooplui niet alleen op het gebied van veiligheid en financiën, de volledige stedelijke ruimte richtte men zo in dat de gang van zaken zo soepel mogelijk verliep. Straten plaveiden de weg voor de passage van konvooien, pleinen waren zo uitgebreid dat ze de vele verkooptentjes konden stallen, koopmanshuizen en logementen herbergden het toegesnelde volk en gewelfde kamers boden ruimte aan overvloedige marktwaar.
Nadat de hemelsluizen zich weer hadden gesloten nam ik Ech Nie mee naar het laatste hoogtepunt van Provins; de 1200 meter lange stadsmuren. “Een welvarend stadje als dit moest zich tenslotte wel kunnen weren tegen het Kwaad van buiten.”
“Maar wat deden ze dan als de misère van boven kwam, Ech Wel? Dan viel er toch niet aan de ellende te ontkomen?”
“Nee, dat bleek ook wel met de komst van de beruchte grootinquisiteur Robert le Bougre in 1239. Met instemming van Theobald zette hij bijna 200 op de jaarmarkt van Provins gearresteerde Katharen op de brandstapel en noemde dat een offerande aan de Heer…”
Tempeliers verborgen Waarheid in Grange aux Dimes
“De Katharen? Zaten die hier ook?”
“Jazeker. Niet zoveel als in Carcassonne en omgeving, maar toch ook wel een paar honderd. Moderne fantasten zijn trouwens met hun verhaal aan de haal gegaan en claimden dat de resterende Katharen na deze massamoord hun toevlucht zochten bij de Tempeliers.”
“Hmmm, dat klinkt bekend. Bevindt zich hier soms ook een schuur die Grange aux Dimes wordt genoemd?”
“Hè, hoe weet jij dat nou?”
“Ja, ik lees ook wel eens wat.”
“Provins kent inderdaad een middeleeuws pakhuis met die naam, Ech Nie. Ik wilde hem eigenlijk overslaan omdat het daar binnen nogal een toeristisch gebeuren schijnt te zijn, allerlei wassenbeelden en zo, maar misschien dat jij me nog van gedachten kan veranderen?”
“Nou er schijnt daar iets van onschatbare waarde gevonden te zijn…”
“Oh? Laat me raden, een champagnebron?”
“Nee, iets van een geheel andere orde. Het is nooit helemaal duidelijk geworden wat precies, maar het heeft iets met de Katharen en de Tempeliers van doen. Iets wat, eenmaal onthuld, de Waarheid aan het licht zal brengen.”
“Ach jee, heb je weer wat zelfonderzoek gedaan? Daar ga ik niet in mee hoor, dat heeft Provins niet verdiend. De Champagnebeurzen beleefden toch al niet zo’n goed einde…”
Franse koning draait Champagnebeurzen de nek om
Eind 13e eeuw trouwde de koning van Frankrijk, Filips IV, met de toenmalige gravin van Champagne, en kwam er een eind aan alle voorspoed. Filips wilde zijn kroondomein tot de machtigste van Europa maken en schuwde voor het vergaren van de daarvoor benodigde gelden geen enkel middel. Hij begon met het annexeren van de rijke Champagnestreek, schrapte vervolgens alle privileges die de handelaren op de jaarmarkten genoten en joeg daarna de complete lakennijverheid tegen zich in het harnas door een oorlog tegen Engeland (de leverancier van de wol) te beginnen.
“Handig…”
“Ja, en alsof dat allemaal nog niet erg genoeg was liet hij de Lombardische geldwisselaars opsluiten, startte een gewapend conflict met Vlaanderen, gooide de Joden het land uit en liet de Tempeliers verbieden.”
“Nou, dan heb je wel ongeveer alles gedaan om de jaarmarkten om zeep te helpen ja…”
“De geldzucht van de koning was dan ook ongekend, Ech Nie. Om zijn dromen te verwezenlijken deinsde hij er zelfs niet voor terug om van alle opbrengsten die de kerk genereerde 10% voor zichzelf op te eisen. Een bijzonder brutale daad in een wereld die toen nog volkomen door de kerk geregeerd werd.”
“Volgens mij voel ik weer nattigheid schat…”
“Nou inderdaad. Kroon en kerk kwamen als gevolg van Filips’ inhalig gedrag ongenadig hard met elkaar in botsing.”
Een bruisende pot met goud
“Net toen ik over die aanvaring wilde uitweiden, kreeg ik van Ech Nie te horen dat haar opmerking niets met de onenigheid tussen het geestelijke en wereldlijke gezag te maken had, maar alles met de druppels die ten derde male op ons hoofd neervielen. “Niet getreurd meissie, kijk daar breekt de zon al door de wolken.”
“Oh ja, ik zie het. En daar is de regenboog ook al. Eindelijk, de zondvloed is voorbij.”
“Ach we zijn toch niet van rietsuiker?”
“Nee dat niet, maar het is wel zo prettig dat de weergoden ons nu de weg naar die bruisende pot met goud wijzen.”
“Een glas champagne bedoel je?”
“Ja schat, je inwijding kan beginnen!”
“Ech Wel!”
En het bleef nog lang onrustig in Provins…
Heb jij ook weleens Provins bezocht? Ben je een liefhebber van champagne of bezoek je graag jaarmarkten? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Behalve Provins waren er in de Champagne nog drie andere steden waar jaarmarkten werden gehouden; Troyes, (juni en oktober) Lagny-sur-Marne, (januari) en Bar-sur-Aube (rond pasen). Aleen Provins, de best bewaarde van de vier, werd tot werelderfgoed verklaard.
De geestelijken van Sainte-Croix waren niet de enigen die meenden te beschikken over een splinter van het Heilige Kruis; ook de monniken in het klooster van Melk, de Tempeliers in Tomar en de broeders van het Johannesklooster op Patmos bezaten naar eigen zeggen een dergelijk stukje wonderhout.
Ech Nie’s complottheorie over de geheimzinnige schat vond zijn oorsprong in het boek De slinger van Foucault van Umberto Eco. Hierin speculeert de auteur over occulte machten (zoals de Katharen en de Tempeliers) die al eeuwenlang alles in het werk stellen om hun Plan ten uitvoer te brengen. Opgejaagd door het huiveringwekkende besef dat de geschiedenis slechts een complot, een samenzwering van mysterieuze krachten is, worden de hoofdpersonen steeds verder meegesleurd in hun tocht langs de afgrond van de werkelijkheid.
Het einde van de jaarmarkten in de Champagne betekende het begin van het Hanzeverbond. De handelswegen werden verlegd van land naar zee en steden als Brugge en Lübeck werden er groot mee.
Jaar van inschrijving: 2001
Officiële website: Provins.net
Lees ook:
– Successen vier je met champagne; zegetocht door Champagnestreek krijgt in Épernay gouden bekroning
– Het geheim van de Tempeliers en hun hoofdkwartier in Tomar