Treurig staarde ik naar mijn computerscherm. Bijna april en nog geen reet gezien. Tenminste, geen werelderfgoed. En dat terwijl ik mezelf op 1 januari nog zo had voorgenomen de negativiteit van het afgelopen jaar zo snel mogelijk uit te wissen. “Wat zit je nou te sippen joh?”, vroeg een behulpzame Ech Nie. “Zijn de monumenten op?”
“Nee, dat niet”, antwoordde ik mistroostig, “maar ze liggen zo ver weg.” Ech Nie wierp een bereidwillige blik over mijn schouder en loerde naar de kaart die ik ook al een tijdje aan het bestuderen was. “En die blauwe stipjes dan? Zijn dat werelderfgoedsites die we nog moeten bezoeken?”
“Ja schat.”
Amiens?
“Nou, dan is het toch niet zo moeilijk? Hierzo, wat hebben we hier. Amiens in Noord-Frankrijk. Dat is toch niet zo ver?”
“Nee, dat valt wel mee inderdaad. Maar ja, het is nog altijd vier uur rijden hè? Heen en weer acht uur. Ik weet niet of dat nou wel de moeite waard is. Het is maar een kathedraal tenslotte…”
“Hoezo, máár een kathedraal? Wat is dit nou weer? Ben je soms van je geloof gevallen?”
“Nee natuurlijk niet. Maar Amiens komt nog wel aan de beurt. Die kunnen we beter een keer pakken als we terugkomen van een paar weken Spanje of zo. Dan komen we er toch langs.”
Würzburg?
“Okee. Wat jij wil. Het paleis in Würzburg dan? Is ook nog een stipje…”
“Klopt. Maar Würzburg is precies de enige Duitse stad die ons nog rest. Die komt in december wel, tijdens ons jaarlijkse kerstuitje.”
“En dan is het klaar met Duitsland?”
“Nou ja, zo goed als. Er zijn nog wel een paar sites, maar die zijn allemaal niet te doen in een dag en weinig spannend bovendien. Om daar nou een heel weekend voor uit te trekken…”
“Waar heb jij last van, Ech Wel? Zo ken ik je helemaal niet. Alle sites waren toch bijzonder en van universele waarde?”
Medelijden?
Ik had natuurlijk helemaal nergens last van, ik trachtte slechts medelijden op te wekken. Zo hoopte ik vrouwlief namelijk te overtuigen samen met mij, ergens ver weg, wat nieuw werelderfgoed te bekijken. Grondige analyse van de Unesco-lijst had mij immers geleerd dat alle sites in een straal van 500 kilometer rond Rotterdam wel waren bezocht. Het was klaar met de makkelijke uitstapjes naar België, Duitsland of Frankrijk. Wilden we voortaan nog wat parels toevoegen aan onze Unesco-ketting, dan moesten we verder van huis en reizen door de lucht. Er was alleen één klein probleempje; Ech Nie’s vliegangst.
Meer van hetzelfde
“Alle sites zijn van eminent belang ja, dat zeker. Maar waar ik mee zit is de lengte Ech Nie. De queeste is nog zo lang maar ons leven nog zo kort.”
“We staan midden in het leven, Ech Wel. Wat is er met je aan de hand?”
“Ach en wee schat, ik maak me gewoon zorgen. Wij verschieten al jaren ons kruit aan paleizen en kerken, maar ondertussen laten we de rest van de wereld versloffen…”
“Nou dat valt toch wel mee? We hebben al hartstikke veel gezien! Steden, fabrieken, ruïnes…”
“Ja, maar géén jungles Ech Nie. Géén Maya’s, leeuwen of Boeddha’s. Wij zijn met onze queeste tot nu toe alleen maar in het Westen geweest. Romeinse oudheid, christelijke godshuizen, Europese beukenbossen; het heeft allemaal dezelfde geschiedenis, hetzelfde geloof en eenzelfde klimaat. Hartstikke mooi natuurlijk, dat zeker, maar ook een beetje meer van (inderdaad); hétzelfde.”
Onderdoor
“Ach, kijk nou. Meneer heeft eindelijk het licht gezien. En nou wil je zeker weer lekker normaal gaan doen?”
“Hè? Nee joh, natuurlijk niet. Ik bedoel dat we niet langer kunnen volstaan met enkel tripjes in Europa. We moeten de wijde wereld in, Ech Nie, onze horizon verbreden en het avontuur tegemoet! Je ziet toch wel dat ik er anders aan onderdoor ga?”
Vlucht naar voren
Kleine vluchtjes, dat wil zeggen van een uurtje of twee, drie, die kan mevrouw nog wel aan. Wordt het langer, en dat was wel de bedoeling, dan ziet ze al gauw de vlucht niet meer zitten en slaat de angst haar om het hart. Komt nog eens bij dat alles buiten Europa sowieso eng, stom en gek is. “Oh, wacht effe. Nee, nou begrijp ik het. Jij wilt gaan vliegen?!”
“Dat zei ik niet. Ik denk alleen dat als we zo door gaan er niks meer van ons terecht komt. Dan komen we nergens meer. Weet je wat het is Ech Nie, soms moet je gewoon je grenzen verleggen om nieuwe werelden te kunnen ontdekken.”
“Aha. Dus ik moet me maar over mijn angst heen zetten omdat jij er anders aan onderdoor gaat? Is dat het?”
Neem een voorbeeld aan Amerika
Drie jaar eerder hadden we al eens zo’n zelfde discussie gehad. Ech Nie wilde huwen maar zag haar wilde plannen gedwarsboomd door mijn verlangen naar een verre reis. “Geen ring om mijn vinger zonder exotisch stempel in mijn paspoort”, zo bepaalde ik streng. Het was een eis waar Ech Nie nogal moeite mee had, maar waar ze uiteindelijk, na lang wikken en wegen, toch mee akkoord ging. En aldus geschiedde.
We trouwden onder reislustige voorwaarden, boekten een roadtrip naar de States en hadden de tijd van ons leven. Typisch Ech Nie ook weer. Eerst ergens als een berg tegenop zien, om later te moeten constateren dat het eigenlijk allemaal best wel amazing was. “Misschien wel ja”, adviseerde ik haar dus, “Amerika was toch ook het einde?”
“Dat zeg je goed ja, eens maar nooit meer.”
We kunnen toch naar Azië?
“Wat nou?”
“Nou ik ga gewoon niet nog een keer zo lang de lucht in, Ech Wel. Hoef je niet gelijk zo opvliegend te doen…”
“Tsjongejongejonge! Ook niet als we de andere kant op gaan, naar Azië of zo?”
“Geen sprake van!”
“Maar weet je eigenlijk wel hoe zielig ik ben?”
“Ja heel triest inderdaad. Een beetje een depressie veinzen terwijl je mij alleen maar wilt bewegen tot een lange reis in het ongewisse. Nou daar komt niks van in. Azië is veel te druk, veel te ver en veel te vies. Daar gaan we dus ech nie naar toe!”
Lang verhaal kort. Ech Nie en ik praten al weken niet met elkaar maar vertrekken binnenkort wel samen naar Thailand. Werd het toch nog een mooi reisjaar, Ech Wel!
Heb jij al een vakantiebestemming gekozen? Ga je vliegen, pak je de auto of blijf je gewoon lekker thuis? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Lees ook:
– Een lastige queestie; gaan massatoerisme en werelderfgoed wel samen?
– In Sukhothai zit het niet mee op weg naar verlichting