De kerstmarkt in Darmstadt had ik haar als een (braad)worst voorgehouden, maar nadat we alle fossielen van de Messelgroeve hadden bekeken, leek het me toch beter om eerst even kunstenaarskolonie Mathildenhöhe aan te doen (voordat we aan de Glühwein gingen). “Mijn God”, roept Ech Nie bij het horen van de koerswijziging, “wanneer komt er eens een einde aan deze martelgang?”
“Als we al het werelderfgoed hebben bezocht, Ech Nie.”
“Maar dat is toch godsonmogelijk Ech Wel? Zoveel sites, ik word er zo langzamerhand een beetje droevig van…”
“Dat komt dan mooi uit schat, de Mathildenhöhe is geboren uit verdriet….”
Wiener Secession breekt met historisme
Al glibberend over de besneeuwde Dieburgerstrasse doe ik vervolgens een verwoede poging mijn verkleumde vrouw warm te maken voor de Akropolis van de Jugendstil. “Eind 19e eeuw schudde de kunstwereld op zijn grondvesten. Jonge, aanstormende talenten braken met de inspiratieloze neo-stijlen die de scène decennialang hadden gedomineerd en schiepen frisse werken met behulp van eigentijdse materialen. De Wiener Secession (Weense afsplitsing) speelde in die periode een belangrijke voortrekkersrol.”
“De Wiener Secession?”, herhaalt Ech Nie bedenkelijk. “Maar dat hebben we toch al een keer gehad?”
“Zeker. Op onze queeste bewonderden we al eens het weergaloze Stocletpaleis in Brussel, die met zijn strakke lijnenspel de gouden toekomst van het Modernisme aankondigde, en het Secessiongebouw in Wenen, die in vergulden letters het motto van die tijd – Der Zeit ihre Kunst, der Kunst ihre Freiheit – predikte. Beide bouwwerken werden ontworpen door leden van het Weense kunstenaarscollectief, respectievelijk Josef Hoffmann en Josef Maria Olbrich.”
“Zie je, dat is nou wat ik bedoel, Ech Wel. Altijd gaan we weer op herhaling. Dat vind ik zo deerniswekkend.”
“Ja als jij niet de bijzondere en universele waarde van een monument kan inschatten dan heb je dat inderdaad. Maar gelukkig zijn er ook nog mensen die wél verstand van zaken hebben…”
Hessische hertog en architect Olbrich stichten kunstenaarskolonie Mathildenhöhe
Ernst Lodewijk (Ludwig) was de groothertog van Hessen, een romantische jongeman met een grote passie voor schoonheid en cultuur. Als man van de wereld was hij tevens een frequent bezoeker van de Oostenrijkse hoofdstad. Het was dan ook in die hoedanigheid dat hij in aanraking kwam met Olbrichs sensationele Secessiongebouw. Ervan overtuigd dat de Nieuwe Kunst ook zijn eigen hertogdom kon verheffen, stichtte hij op de hoogste heuvel van Darmstadt, zijn hofplaats, kunstenaarskolonie Mathildenhöhe. Daarna haalde hij Olbrich over om daar samen met nog zes andere begenadigde grootheden moderne en toekomstgerichte vormen van bouwen en wonen te ontwikkelen.
Olbrich en Ernst Lodewijk konden het van het begin af aan goed met elkaar vinden. Toen Ernst voor het eerst enkele tekeningen van een Secessions-tentoonstelling onder ogen kwam zag hij meteen iets fris, iets zonnigs, iets wat hij niet bij iedereen voelde; en Josef Maria kon zich op zijn beurt helemaal vinden in Ernst opvattingen over het belang van de verwevenheid tussen kunst en leven. Het was zelfs zijn streven, zo liet Olbrich eens optekenen, om met hedendaagse kunst de weg naar een algehele levensvernieuwing te plaveien. Beiden zouden uitgroeien tot de drijvende krachten van de kolonie.
Verdeeld Duitsland verenigt zich
De idealen van de kunstenaarskolonie waren ambitieus maar pasten desalniettemin in de geest van zijn tijd. Het was namelijk niet alleen de kunstwereld die een stormachtige periode doormaakte, heel Duitsland worstelde met zichzelf. De door Pruisen met geweld gerealiseerde eenwording had de natie hopeloos verdeeld. Aan de ene zijde had je de progressieven met hun snelle industrialisatie, vorderingen op wetenschappelijk gebied, technische ontwikkelingen, democratisering en verlichtingsdenken; terwijl aan de andere kant de conservatieven oude ambachten aanhingen, zich bedreigd voelden door de moderniteit, de consumptiemaatschappij verafschuwden, vasthielden aan de macht van een (protestante, Pruisische) elite en droomden van een terugkeer naar een mythisch verleden.
De tegenstellingen waren echter ook weer niet zo zwart-wit als ze op het eerste gezicht leken. Individuen pikten van beide kanten wat op en probeerden dikwijls het beste van twee werelden te verenigen. Zo kwam het niet zelden voor dat een persoon aan de ene kant erg enthousiast raakte van ’s lands streven Engeland en Frankrijk op economisch gebied de loef af te steken, terwijl hij tegelijkertijd zwolg in een romantische droomwereld waarin fabrieken nog moesten worden uitgevonden. In de kunst was dat niet anders. De nieuwe stijl die rond de eeuwwisseling opgeld deed, droeg beide stromingen in zich. Het tekende nieuwe lijnen geïnspireerd op oude vormen, was zowel modern als behoudend en propageerde vakmanschap aan de lopende band van de industrie. Wat dat betreft was hun lijfblad Jugend een exponent van zijn tijd.
Tijdschrift Jugend biedt Nieuwe Kunst een podium
Jugend was een magazine dat in 1896 het levenslicht zag. Het bood alle ruimte aan opkomende artiesten die weigerden mee te gaan in het historisme van de gevestigde orde. De nieuwe lichting zette zich af tegen de eindeloos herhalende stijlen van hun voorouders (neo-romaans, neo-gotiek, neo-barok, etc.) en streefde naar het verwezenlijken van iets wat nog nooit was vertoond. Zij hadden een Totaalkunstwerk in gedachte, een kunstvorm die architectuur, sculptuur, schilderkunst, en wat al nog niet meer liet samensmelten onder een dak en die betrekking had op de gehele mens en zijn sociale leven.
Om iets dergelijks te realiseren moest niet alleen een gebouw of interieur worden ontworpen, maar diende alles, tot in het kleinste detail, van zitmeubel tot staande lamp en van rolgordijn tot bloemetjesbehang, binnen het concept te worden uitgedacht. Zoals gezegd schonk Jugend de jongelui die zich hier mee bezighielden een podium, en dat klonk aanvankelijk zeer origineel en vooruitstrevend, maar toen in een later stadium Bauhaus en het Modernisme de Jugendstil begonnen te verdringen, bleef de redactie stug vasthouden aan de Nieuwe Kunst (die derhalve de oude was). Enige controverse kon het tijdschrift dan ook niet ontzegd worden; zo pleitte het eerder voor een minder commerciële levenswijze ofschoon het bol stond van de ronkende advertenties en sloeg het in de opmaat naar de Eerste Wereldoorlog bijzonder krijgshaftige taal uit ondanks dat het een vurig bepleiter van de (artistieke) vrijheid was.
Het ongeluk van Ernst Lodewijk van Hessen
Al die gedachten schoten in sneltreinvaart door mijn hoofd maar moest ik noodgedwongen voor mij houden omdat mij tussen Messelgroeve en Mathildenhöhe slechts twaalf minuten autorijden gegund was. En die tijd had ik hard nodig om de lotgevallen van Ernst Lodewijk met mijn lief te delen. “Het is ontegenzeggelijk een straf om de meest unieke plaatsen ter wereld te bezoeken, Ech Nie, daarover hoeven we niet in discussie, maar of jouw queesties nou evenzwaar wegen dan die waarmee de groothertog te maken kreeg, waag ik toch te betwijfelen. Op vijfjarige leeftijd verloor hij zijn broertje tijdens het spelen (het kind viel uit een raam), een paar jaar later stierf zijn zusje aan difterie en nog weer een maand later zag hij zijn moeder heengaan nadat die haar met fatale gevolgen besmet had…”
“Je kan je cynisme wel gewoon voor je houden hoor…”
“En verliep zijn jeugd al enigszins hobbelig, op volwassen leeftijd achtervolgde de rampspoed hem evenzeer. Zijn gedwongen en ongelukkige huwelijk met zijn nicht liep al snel op de klippen en de twee kinderen die uit de echt geboren werden, waren helaas ook geen lang leven beschoren. Eén kwam reeds dood ter wereld, de ander, op wie hij zeer gesteld was, overleed plotseling aan de gevolgen van tyfus.”
“Wat wil je hier nou allemaal mee zeggen, Ech Wel.”
“Nou kijk, als zo iemand van alle kommer en kwel moedeloos wordt dan kan ik dat begrijpen, maar jij…”
“Ik mag niet neerslachtig worden omdat iedereen in mijn directe omgeving nog leeft?”
“Nee, dat zeg ik niet, maar je zou wel een voorbeeld aan hem kunnen nemen. In plaats van bij de pakken neer te zitten vond hij troost in de kunst.”
Kunsttempel Ernst Ludwig-huis
Voor kunst en leven, zei het blad Jugend al. De Nieuwe Kunst was inmiddels vernoemd naar het rijk geïllustreerde tijdschrift en had de verlichte hertog Ernst Lodewijk volledig in de ban. Na de stichting van zijn kolonie hoopte hij als mecenas van de Jugendstil niet alleen zijn culturele steentje bij te dragen, maar ook om door middel van schoonheid een beter soort mens (en een betere maatschappij) voort te brengen. Daarbij diende de kunst niet louter het bestaan te verfraaien, nee, het leven zélf moest kunst worden.
Omdat men verlangde naar een samenleving waarin de kunst centraal stond, bedacht starchitect Olbrich een tempel voor de muzen waarin hij, samen met zijn collega’s en te midden van het volk, zijn kunsten kon vertonen. Het zogenaamde Ernst Ludwig-huis huisvestte de ateliers van de uitverkoren kunstenaars. Opgetrokken in glanzend wit en versierd met vergulden plantenornamenten oogde het als een waar heiligdom. Zes meter hoge sculpturen Kracht en Schoonheid flankeerden een trap die leidde naar een door twee geniën bewaakte ingang. Deze hogere wezens uit de Romeinse mythologie hadden de nobele taak te hoeden over al wat ooit was geschapen. Zij hielden in hun handen twee laurierkransen hoog en beeldden daarmee uit dat de kunst zou overwinnen.
Peter Behrens sluit zich aan bij kolonisten Mathildenhöhe
Door kunstenaars uit verschillende genres samen te brengen, bood Ernst Lodewijk zijn kolonisten de mogelijkheid van elkaar te leren en zo tot een hoger plan te komen. Naast Olbrich werd daartoe ook schilder en graficus Peter Behrens in Darmstadt ontboden. Behrens had zijn sporen in de nieuwe esthetica reeds verdiend (in München was hij oprichter van de plaatselijke Secession-beweging geweest en hij had ook diverse bijdragen aan Jugend geleverd) en was al net zo van de nieuwe geest doordrongen als de rest van de stichtende klasse. Zijn uitspraak; Elke levensactiviteit moet in de geest van onze tijd schoonheid geven, en alles wat bij het leven hoort moet schoonheid ontvangen sprak wat dat betreft boekdelen.
Het idee van het gezelschap was om het grote publiek op een bouwexpositie, met behulp van modelwoningen en onder de vleugels van de architectuur, met de versmelting van kunst en ambacht kennis te laten maken. Olbrich was daarvoor de eerst aangewezene, want hij was de enige geschoolde bouwmeester, maar drie andere kunstenaars lieten zich in het ontwerpen van huizen ook niet onbetuigd. Behrens was daarvan de meest geroemde.
Totaalkunstwerk Peter Behrens-huis
Behrens stond in zijn Darmstadter periode onder invloed van de beroemde cultuurcriticus Nietsche, een Duitse filosoof die onder andere een herschepping van de wereld voorstelde opdat hij dan draaglijker werd om in te leven. Kunst zagen beide heren als het geijkte middel om dat doel te verwezenlijken. Het was volgens hen de enige manier om de mensheid te redden van de ondergang. Eendrachtig de idealen van de Jugendstil was Behrens tevens van mening dat schoonheid met het leven verbonden diende te worden; in zijn ogen was een Totaalkunstwerk dan ook onontbeerlijk.
De kunstzinnige vormgeving van functionele voorwerpen was een van de uitgangspunten van een Totaalkunstwerk en Behrens nam dat denkbeeld letterlijk. Hij tekende de deurkrukken, schilderijen, mozaïekvloeren, eetstoelen, lichtschakelaars, handdoeken, wijnglazen en het zilverwerk van zijn huis, dacht diep na over de indeling en grootte van de vertrekken, werkte een hele filosofie uit over de niveauverschillen binnen de villa (het afdalen geeft het fysieke gevoel om voor iets gereed te zijn, het opstijgen het gevoel tot verheffing van iets) en trok de architecturale principes van de woning door in de tuin.
Natuur vormde inspiratiebron van florale Jugendstil
De tuin was van wezenlijk belang binnen de Jugendstil. Of eigenlijk de natuur in zijn algemeenheid. Behalve dat het milieu een onuitputtelijke bron van inspiratie was, moest het gebouw ook een ervaringseenheid met zijn omgeving vormen. Daarom verwerkte Behrens niet alleen bouwkundige grondslagen binnen zijn perken, maar nam hij de gratie van de natuur ook op in zijn structurele schetsen. Een goed voorbeeld van dat laatste waren de groengeglazuurde bakstenen die hij tegen de voorgevel van zijn huis had aangeplakt; volgens hem vonden zij als twijgen hun weg naar het dak.
Olbrich dacht voor zijn Ernst Ludwig-huis eenzelfde gecomponeerde buitenruimte uit (met lange buxushagen en geometrische gazons) maar Hans Christiansen spande binnen de kolonie de kroon aangaande de florale Jugendstil. Zijn villa In Rosen was een Totaalkunstwerk gewijd aan de veelzijdige bloem. Van binnen fleurde de roos nagenoeg elk object op, (servies, gordijnen, tapijten, kussens, fauteuils, glas-in-loodramen, etc.) aan de buitenzijde was het geverfd in de kleuren rood en groen.
Huwelijkscadeau Hochzeitsturm
Voor Ech Nie blijft al dit moois echter achter gesloten deuren verborgen (al is het Rosenhaus voor niemand meer te aanschouwen want dat werd in de oorlog volledig platgebombardeerd). Terneergeslagen over het uitblijven van de kerstmarkt en mijn bijtende opmerkingen van zo-even weigert ze pertinent de auto uit te komen. “Maar kijk dan naar de Hochzeitsturm die boven de huizenrijen uitsteekt, schat. Die markante vingers aan de top. Dat is de uitgereikte hand van Olbrich die je van harte welkom heet.”
“Kan best zijn, Ech Wel, maar ik pak hem niet aan. Ten eerste heb ik het hartstikke koud, en tweede vind ik het de hochste Zeit voor een Glühwein.”
“Hochzeit is het Duitse woord voor bruiloft, Ech Nie. De toren werd Ernst Lodewijk door de Darmstadter burgers cadeau gedaan toen hij voor de tweede keer in het huwelijk trad.”
Kunst maakt het leven mooi
Omdat Ech Nie zich smartelijk afkeert van het Jugendstiljuweeltje wijs ik haar op de ontroerende wederopstanding van de gebroken hertog. “Zoals ik al zei stortte de meest genadigde soeverein zich na de dood van zijn dochter volledig op de Mathildenhöhe. In de vaste overtuiging dat we allemaal beter worden als we mooier leven, stimuleerde hij de kunsten. Kunst was zijn medicijn, zijn lichtpuntje in een duistere periode. Onvermoeibaar bleef hij streven naar zijn ideaal van een perfect gevormd leven veredeld door schoonheid.
“Kunst zou zegevieren…”
“Precies! En op het hoogtepunt van zijn bestaan, toen zijn Hessenland bloeide en de kunst daarin, vormde de Hochzeitsturm de kroon op zijn werk. Daar vond hij eindelijk zijn geluk terug.”
“Maar dan zet je toch niet zo’n opgestoken middelvinger neer, Ech Wel? Dat getuigt toch niet van dankbaarheid jegens de Darmstadters?”
“Olbrich ontwierp het gebouw als een opgeheven hand die huwelijkse trouw zwoer, Ech Nie. Veel romantischer dan dat wordt het niet hoor.”
“Nou als ik een ding op deze queeste heb geleerd dan is het wel dat Duitse Romantiek nooit goed eindigt. Ga dus maar lekker alleen. Ik wacht wel in de auto.”
Platanenbos symboliseert dood en wederopstanding
Dood en wederopstanding zijn ook terug te vinden in het platanenbos op de Mathildenhöhe. Op een rechthoekig gebied van 125 bij 40 meter bevinden zich, op een regelmatige afstand van elkaar, 184 gestileerde platanen. Daartussen staan meer dan veertig sculpturen die het thema groei en verval uitdragen. Typisch Jugendstil, weet ik, maar niet echt iets voor Ech Nie, moet ik ook erkennen. Zij heeft niks met de eeuwige levenscyclus.
Terwijl grote sneeuwvlokken naar beneden dwarrelen betreed ik het park. Rechts van mij staat een zilveren leeuw die een kind op zijn rug draagt. Met zijn uitgestrekte armen naar het oosten, naar de opkomende zon, vertegenwoordigt hij de dag; zijn tegenpool staat links van me, een luipaard met een jong dat zich op het westen richt. Hij representeert de nacht.
Dag en nacht, opkomst en neergang. Het natuurlijke proces in twee beelden gevangen. Nog treffender vind ik de sculptuur met de moeder die in doodsnood verkeert nadat ze een kind gebaard heeft. In de schoot van de stervende zit rechtop, gezond, volledig vervuld van onbewust bestaansgeluk, de vernietiger van dat leven waaraan hij het zijne te danken heeft. Je zou er bijna net zo melancholisch als Ech Nie van worden.
En dan zijn er nog de vier hoeken van het bos die elk hun eigen beeldengroep toebedeeld hebben gekregen. Ook zij zijn zinnebeelden van de levensloop: Lente, Zomer, Slaap, en Wederopstanding. Het werk is gewijd aan het worden, bloeien, verouderen, vergaan en herrijzen van al het bestaande, de onverwoestbaarheid van het leven in al zijn manifestaties.
Controversieel waterbekken voor Russische kapel
Ik laat het platanenbos achter me en slip-stap naar de Russische kapel die de laatste tsaar hier liet bouwen. Hij was de zwager van Ernst Lodewijk en wilde, wanneer hij op familiebezoek zijn vrouw vergezelde, in orthodoxe sferen zijn Heer kunnen loven. Op speciaal voor de gelegenheid geïmporteerde heilige Russische aarde was het godshuis tot wasdom gekomen, maar met zijn traditionele tierelantijnen viel het wel een beetje uit de toon bij de rest van de kolonistenpanden.
Om dat euvel te verhelpen werd in 1914 een leliebekken voor het kerkje aangelegd. Enigszins controversieel was dat wel want het kerkje was gewijd aan Maria Magdalena, volgens de toenmalige paus een boetvaardige zondares. Dat deze dame van lichte zeden door middel van de abstracte lelies op de bodem van het waterreservoir vereenzelvigd werd met de meest heilige bloem uit het christendom; de ruiker die stond voor puur- en maagdelijkheid, kon uiteraard ech nie.
Het einde van de Mathildenhöhe
Het is vooral bijzonder hoe verschillend er binnen het christendom over Maria Magdalena werd gedacht, glimlach ik, maar met een blik op het gouden uurwerk van de Hochzeitsturm besef ik tevens dat het de hochtse Zeit is om te gaan. Vrouwlief zit nog altijd in de auto te vernikkelen en ik wil niet dat de Romantiek tussen ons op eenzelfde manier eindigt zoals bij onze Oosterburen te doen gebruikelijk is. Hoewel, denk ik, met de Mathildenhöhe kwam het uiteindelijk ook goed.
De kunstenaarskolonie beleefde niettemin donkere tijden. In 1901 schoot de gekwelde Patriz Huber, een gevierd meubelmaker die ook deel uitmaakte van de eerste zeven kunstenaars op de muzenheuvel, een kogel door zijn rechterslaap, daarna volgde de jammerlijke dood van Olbrich, die kort na de oplevering van zijn meesterlijke Hochzeitsturm aan leukemie overleed, en met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog (ten tijde van de vierde (en laatste) tentoonstelling) leek het licht in Darmstadt definitief uit te gaan. Het geallieerde bombardement van 1944 scheen het begin van de voortijdige afbraak, maar zie; na de oorlog herrees ze als een feniks uit de as en werd ze uiteindelijk tot werelderfgoed verklaard.
Wederopstanding
Met de wederopstanding van de Mathildenhöhe rest me nog een ding; hetzelfde bij Ech Nie verwezenlijken. Geen kunst, weet ik, en stel bij mijn terugkeer het halen van een gloeiwijntje voor. “Meen je dat nou?”, vraagt een terneergeslagen Ech Nie hoopvol. “Gaat het nu eindelijk gebeuren?”
“Zeker, of je moet geen zin meer hebben?”
“Man je wilt niet weten hoezeer ik naar een warm drankje snak.”
“Dat dacht ik al. En zullen we er dan maar meteen een braadworst bij doen?”
Het is een schot in de roos. Ech Nie’s ogen begin weer te twinkelen en terwijl ze vrolijk opveert roept ze volmondig; “Ech Wel!”
Ook wel eens in Darmstadt geweest? Op de Mathildenhöhe geweest en de Jugendstil aanbeden? Laat het ons weten in de reacties hieronder, we horen het graag!
Praktische informatie
Peter Behrens stichtte in 1907 samen met Olbrich, de Wiener Werkstätte (de opvolger van de Wiener Secession) en anderen de Deutscher Werkbund. De organisatie had tot doel een kwaliteitsverbetering van gebruiksartikelen te bewerkstelligen en ontwikkelde in dat kader het later beroemd geworden motto vorm volgt functie. Peter Behrens wordt tegenwoordig beschouwd als de geestelijk vader van de industriële vormgeving en corporate design. Zijn architectenbureau had beroemde medewerkers als Bauhaus’ oprichter Walter Gropius en Le Corbusier in dienst.
Josef Maria Olbrich wordt wel gezien als een vroege meester van het Modernisme, net als de Jugendstil met zijn strakke en geometrische elementen volgens velen de zaden van de moderniteit plantte. In die visie geldt de Mathildenhöhe als de schakel tussen heden en verleden. Niet voor niets bezochten moderne architecten als Le Corbusier en Frank Lloyd Wright Darmstadt om zich door Olbrich te laten inspireren.
Zoals al even aangestipt werd ook Darmstadt (net als vele andere Duitse steden zoals Aken, Hamburg, Hildesheim, Keulen, Lübeck, Weimar, Wismar) in de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer van de geallieerde tactiek om de wil van het Duitse volk door middel van grootschalige bombardementen te breken. Behalve dat Darmstadt bijna zijn gehele historische kern verloor, raakte ook een groot deel van de Mathildenhöhe beschadigd. Gelukkig is sindsdien (van de kolonie) bijna alles hersteld of gereconstrueerd.
Adres: Olbrichweg 13 a, 64287 Darmstadt-Ost, Duitsland
Jaar van inschrijving: 2021
Officiële website: Mathildehoehe.eu
Site boordevol verhalen en info over de kunstenaarskolonie: 23quer.com
Lees ook:
– Wenen in de regen
– In het hospitaal van Domènech i Montaner kregen patiënten architectuur als medicijn